Het begrip Social Return is pas sinds enkele jaren gemeengoed is geworden binnen de bouw- en infrasector. Deze nieuwe ontwikkeling kon voor de meeste bedrijven niet slechter worden getimed. Verkerende in een diepe periode van crisis. waarbij er vaak onvoldoende opdrachten voorhanden waren om het eigen personeel in dienst te kunnen houden. Daarnaast was er sprake van een overmatige prijsconcurrentie waarbij opdrachten vaak tegen kostprijs, of zelfs daaronder, werden aangenomen.
Al deze factoren bij elkaar opgeteld zorgde voor een scenario dat bij voorbaat gedoemd was te mislukken. Er ontstonden allerlei constructies waarbij opdrachtgevers, opdrachtnemers en aanvullende partijen druk in de weer gingen, maar het daadwerkelijk creëren van meerwaarde uitbleef.
Als brancheorganisatie ontving Bouwend Nederland met regelmaat praktijkvoorbeelden die onuitvoerbaar waren:
Door alle inspanningen leek het oorspronkelijke doel steeds meer naar de achtergrond te verdwijnen, want waar was het nu eigenlijk allemaal om te doen? De oorspronkelijke gedachte was om mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt weer terug te laten keren in de werkende maatschappij. Naast de maatschappelijke meerwaarde zou het een enorme economische meerwaarde moeten opleveren. In de praktijk bleek helaas het tegenovergestelde het geval.
Binnen de sector kwam het thema Social Return al snel hoog op de agenda en in de gesprekken die met opdrachtgevers werden gevoerd bleek dat ook zij erg worstelden met een goede invulling waarbij daadwerkelijk meerwaarde kan worden gecreëerd. De wens vanuit de sector om een uniform werkbaar landelijk beleid rondom Social Return te realiseren, leek al snel een brug te ver. Dit resulteerde in een meer regiogerichte benadering waarbij gesprekken met diverse gemeenten binnen de provincies werden opgestart.
Belangrijke elementen in deze gesprekken waren het inrichten van werkbare constructies waarbij veiligheid voorop stond en er geen verdringing van bestaand personeel zou plaatsvinden. Aanvullend zouden zowel opdrachtgever als opdrachtnemer een gedeelde verantwoording op zich nemen om tot een succesvolle samenwerking te komen. Vanuit deze vertrekpunten werd verder gesproken om zinvolle constructies in te richten, waarbij kandidaten een structurele toekomst kon worden geboden binnen de sector.
Waar heeft dit in de zuidelijke regio inmiddels toe geleid? Binnen de drie zuidelijke provincies zijn vandaag de dag verschillende uitwerkingen zichtbaar.
Social Return coördinatoren
De provincie Limburg was in het zuiden koploper door een vijftal coördinatoren aan te stellen die verantwoordelijk zijn voor de successen binnen hun werkgebied. In Noord Limburg werd afgelopen jaar door één van deze coördinatoren de samenwerking opgezocht met Wonen Limburg als vooraanstaande woningcorporatie, Bouwmensen en Bouwend Nederland. Door deze combinatie ontstond een model waarbij het opleidingsbedrijf de selectie van kandidaten op zich nam die door de gemeente werden aangedragen. Bouwmensen heeft als opleider binnen de bouwsector veel ervaring in het voeren van intakegesprekken en het uitvoeren van assessments dus van deze kennis werd dankbaar gebruik gemaakt.
Bij geschiktheid stromen de kandidaten vervolgens het reguliere opleidingstraject in. Ditzelfde geldt voor zij-instromers. Indien tijdens de intakegesprekken blijkt dat een kandidaat meer geschikt is voor een aanverwante technische sector, dan wordt de kandidaat daar geïntroduceerd om vervolgens een andere richting in te stromen.
Wonen Limburg stelt als opdrachtgever Social Return-eisen waarbij de bouwbedrijven gebruik mogen maken van de leerlingen van het opleidingsbedrijf. Deze leerlingen zijn al enige tijd bezig met hun opleiding, beschikken over de benodigde veiligheidscertificaten en zijn daardoor prima inzetbaar. Een bijkomend voordeel voor de woningcorporatie is dat een deel van hun huurders uit de doelgroep bestaat die op deze manier nieuwe mogelijkheden geboden krijgt om weer toe te treden tot de arbeidsmarkt.
Deze samenwerking bleek dusdanig succesvol dat dit model momenteel wordt overgenomen voor infra-opdrachten in midden Limburg. De zeven gezamenlijke gemeenten treden hier zelf op als opdrachtgever waarbij zij samen met het vakgericht onderwijs een duurzame constructie inrichten waar de infrabedrijven gebruik van kunnen maken. Op dit moment wordt gewerkt aan een verdere uitrol over de gehele provincie Limburg.
Verrichte inspanningen meenemen
In de provincie Brabant is de diversiteit op het gebied van Social Return nog groot. In de arbeidsmarktregio Brabant Zuid-Oost is men druk bezig om ruimte te bieden voor de Prestatieladder Sociaal Ondernemen (PSO). Middels dit instrument kan een bedrijf aantonen welke inspanningen men in de reguliere bedrijfsvoering reeds verricht op het gebied van sociaal ondernemen. Indien een bedrijf gecertificeerd is, wordt men door de opdrachtgever vrijgesteld van overige inspanningen bij nieuw verworven opdrachten. Deze certificering brengt voor ondernemers uiteraard extra kosten met zich mee maar voorkomt wel dat reeds verrichte inspanningen niet worden gewaardeerd. Tevens voorkomt het veel ad hoc acties die nu nog vaak plaatsvinden. Aanvullend op deze ladder vinden gesprekken plaats om Social Return uit de concurrentiesfeer te halen. Bouwend Nederland is voorstander om dit in de vorm van een stelpost te doen. Ook hierbij zou provinciale uniformiteit de voorkeur genieten.
Uniform beleid door Infra Werkt
De provincie Zeeland is er in samenwerking met de infrasector er als eerste in geslaagd om een uniform beleid af te stemmen met al haar gemeenten en het bedrijfsleven. Binnen een apart gevormde stichting worden plaatsbare kandidaten ondergebracht die vervolgens van werk naar werk worden uitgeplaatst. Door deze constructie zijn zij in staat om voldoende werkervaring op te doen om uiteindelijk een regulier dienstverband aan te kunnen gaan. Daar waar nodig worden opleiders betrokken om bijscholing te verrichten.
Samengevat is er van provinciale uniformiteit voorlopig nog geen sprake. Landelijk zal dit nog langer op zich laten wachten. Neemt niet weg dat er stappen worden gezet om Social Return op een zinvollere manier te organiseren. Er leiden immers meerdere wegen naar Rome en lokaal draagvlak helpt om gezamenlijke successen te behalen. De bouw- en infrasector lijkt voorzichtig uit het diepste dal van de recessie te klimmen waarbij de verwachting is dat, mede door de vergrijzing, er structurele tekorten zullen ontstaan aan goede arbeidskrachten. Dit zal naar verwachting een positief effect hebben op de mogelijkheden voor Social Return.
Een intensieve samenwerking tussen opdrachtgevers, opdrachtnemers en het onderwijs zal veel bijdragen aan de maatschappelijke en economische problemen die we zowel vandaag de dag als naar de toekomst toe zullen moeten oplossen. Bovengenoemde ontwikkelingen zijn hier het bewijs van, maar zullen nog veel verder doorontwikkeld dienen te worden waarbij de basis ligt in wederzijds respect en begrip voor de situaties van onze gesprekspartners en specifieke omstandigheden. Indien we er gezamenlijk in slagen om dit besef tot in de haarvaten van onze organisaties te laten doordringen heeft Social Return zich volwaardig weten te evolueren van last tot lust. Social Return zal dan niet langer een op zichzelf staand begrip zijn, maar een logisch instroomkanaal voor arbeidskrachten binnen onze sector.
Reacties