In de gebouwde omgeving in Nederland zijn respectievelijk zwembaden, supermarkten, ziekenhuizen en hotels de grootste energieverbruikers. Daarnaast zijn nieuwe woningen vaak groter in omvang, waardoor ze niet altijd energiezuiniger zijn dan bestaande gebouwen. Dit stelt het ING Economisch Bureau in haar rapport ‘Energiebesparing in Nederland’.
Uit de studie blijkt dat 30 procent van de totale energieconsumptie verbruikt wordt tijdens bouw, renovatie en onderhoud van woning- en utiliteitsbouw. De boventoon wordt hier gevoerd door zwembaden, supermarkten, ziekenhuizen en hotels. Energie wordt nog altijd voornamelijk gebruikt voor koeling, verwarming, elektrische apparaten en verlichting. Door betere isolatie neemt het gebruik van gas af, maar door de snelle aanpassing aan nieuwe elektrische apparaten, en bijvoorbeeld het gebruik van elektrische fietsen, neemt het stroomverbruik toe, meldt ING.
Om de energie-efficiëntie te blijven doorontwikkelingen, zijn door het Rijk en de EU verschillende maatregelen genomen. Bijvoorbeeld de verhoogde energie-efficiëntienormen voor nieuwe gebouwen, op basis van de 2010 EU-richtlijn voor energieprestaties, of het sluiten van convenanten met marktpartijen zoals woningcorporaties en gemeenten. Deze convenanten zijn echter voor een groot deel vrijwillig en missen harde instrumenten voor effectieve handhaving, stelt ING. Convenanten slagen erin het bewustzijn voor energie-efficiëntie bij marktpartijen te vergroten, maar ze missen een geloofwaardige handhaving van regels om te kunnen garanderen dat de gestelde streefcijfers op tijd worden gehaald.
Hoewel nieuwe gebouwen zeer energie-efficiënt zijn, zijn ze ook groter in omvang dan bestaande gebouwen. Zo kan het zijn dat een zeer efficiënt huis van 250 m2, meer energie verbruikt dan een minder of slecht efficiënte woning van 100 m2, blijkt uit het ING-rapport. Daarnaast zorgen meer efficiënte huizen voor een hoger comfortniveau van huishoudens. Met het geld dat zo bespaard wordt, kunnen zij het zich veroorloven om de verwarming hoger te zetten van bijvoorbeeld 20 tot 22 °C. Dit doet echter (deels) de aanvankelijke besparing teniet.
ING geeft aan dat grote onzekerheden blijven bestaan over de omvang en de verschillende componenten van de veelvoorkomende problemen (de rebound effecten). Het Internationaal Energie Agentschap schat dat het om relatief kleine aantallen gaat (circa 10%), en dat een aanzienlijk deel ervan kan worden voorkomen door beleidsmaatregelen.
Reacties