Veel keuzes die we maken, maken we met het oog op de toekomst en met als bagage het verleden. Dit geeft in een notendop de dilemma’s rond de toekomstscenario’s aan. Het is alsof we de toekomst proberen uit te vinden. En deels kunnen we dat ook, omdat een groot deel van de toekomst besloten ligt in het heden. Alsof het een supertanker is die op koers ligt. Een aantal demografische grootheden zijn onomkeerbaar. Dat er verhoudingsgewijs steeds meer ouderen komen, staat als een paal boven water – zolang er zich geen wereldramp voordoet. Maar tegelijkertijd zijn er veel ongewisheden, zoals binnen welke sociaaleconomische en technologische context dit zich voordoet.
renda special 2012/2 programma8
Veel keuzes die we maken,
maken we met het oog op
de toekomst en met als
bagage het verleden. Dit
geeft in een notendop de
dilemma's rond de
toekomstscenario's aan. Het
is alsof we de toekomst
proberen uit te vinden. En
deels kunnen we dat ook,
omdat een groot deel van de
toekomst besloten ligt in het
heden. Alsof het een super-
tanker is die op koers ligt.
Een aantal demografische
grootheden zijn onomkeer-
baar. Dat er verhoudingsge-
wijs steeds meer ouderen
komen, staat als een paal
boven water ? zolang er zich
geen wereldramp voordoet.
Maar tegelijkertijd zijn er
veel ongewisheden, zoals
binnen welke sociaalecono-
mische en technologische
context dit zich voordoet.
toekomstperspectief
met dilemma's
tekst en beeld martin liebregts
programma
renda special 2012/2programma 9
En hier begint de toekomstvisie een rol te spelen waarop we nu pogen
te anticiperen. Dit geldt zeker als het gaat over de fysieke omgeving,
die in het heden grotendeels wordt vastgelegd voor de komende
generaties. Dit wetende, is het van belang te onderzoeken welke
aspecten gekend moeten worden om de sociale woningvoorraad doel-
treffend en innovatief aan te passen. Alleen dan kan er sprake zijn van
duurzaam handelen en kunnen de kansen benut worden.
GrEEp op DE toEkoMst
De afgelopen vijftig ? zestig jaar is de maatschappij voortdurend bezig
geweest met de voorspelling van de toekomst. Allerlei modellen zijn
gebouwd om dergelijke voorspellingen te kunnen vertalen naar econo-
mische grootheden en de mogelijke welvaart die ermee gepaard kan
gaan. Om greep op deze toekomst te krijgen, worden er scenario's
opgesteld ofwel verhaallijnen ontwikkeld in verschillende varianten, om
licht op de toekomst te werpen. Het woord scenario, afgeleid van het
Griekse sk?n?, houdt verband met het toneel en vormt in wezen het
schema waarlangs de opeenvolgende sc?nes zich afspelen, ofwel: van
de te veronderstellen loop der gebeurtenissen. Nu zijn er in de loop
der jaren allerlei methoden ontwikkeld om iets over de toekomst te
kunnen zeggen of inschattingen ervan van enige onderbouwing te
voorzien. In dit kader gaat het niet om exacte wetenschap, maar staat
centraal het ontwikkelen van meer begrip over de toekomst van het
wonen en de consequenties voor de aanpassingsbehoefte van de
woningvoorraad (1, 2).
Uiteindelijk heeft deze gedachte geleid tot het typeren van de ontwik-
kelingen in hoofdlijnen, aan de hand van drie beleidsterreinen. Het gaat
om betaalbaarheid en te huisvesten doelgroepen, de ruimte voor indi-
vidualiteit en voor keuzevrijheid en het bijdragen aan de instandhou-
ding van een sociale omgeving en de bevordering van de participatie.
Het zijn de thema's die ook in veel beleidsvisies van corporaties aan
bod komen. Tegelijkertijd richten ze zich niet alleen op de levenssfeer
`wonen', maar ook op `zorgen' en `werken'. De combinatie hiervan
moet zicht geven in de aanpassingsbehoefte van de (bestaande)
woningvoorraad.
BEtAAlBAArHEiD En DoElGroEpEn
De primaire doelgroep voor de sociale woningbouw zijn en blijven de
mensen met de lagere inkomens. Juist de betaalbaarheid van het
wonen voor deze doelgroep vormt een essentieel onderdeel van het
beleid. Vandaar ook dat niet alleen de huur een belangrijke rol speelt,
maar vooral de totale woonlasten die het wonen met zich meebrengt.
In principe gaat het hier om circa 50 ? 55 procent van de sociale huur-
woningen dat voor deze groep bestemd is. Tegelijkertijd speelt de
huisvesting van bijzondere doelgroepen (bewoners met een handicap)
een rol in het beleid. Hiervoor wordt op termijn nog eens 5 ? 10
procent van het bezit bestemd. De resterende 40 procent is voor de
grote groep middeninkomens (tot 33.000 euro bruto), die ook van de
(sociale) huurmarkt afhankelijk is.
De opgave voor de komende jaren is juist het zoeken naar een even-
wicht tussen het bedienen van de primaire doelgroepen, en vervolgens
het zo veel mogelijk beperken van de woonlasten en extra ruimte
scheppen voor een wooncarri?re in de tijd. In die zin zal energiebespa-
ring ? met het oog op de woonlastenbeperking en het aanbrengen van
extra comfort dat in een deel van de voorraad wordt gevraagd (mini-
maal 50 procent) ? de opgave zijn.
inDiViDuAlitEit En kEuzEVrijHEiD
Het zoeken naar ruimte voor meer individualiteit in het wonen, dateert
van de afgelopen twintig jaar. Het begon ooit met de tegelkeuze voor
bewoners of een extra keukenkastje bij de renovatie. Nu wordt er
voortaan een scala aan opties aangeboden. De keuzemogelijkheden
om het comfort van de woning te verbeteren, zijn in de loop der jaren
verder uitgebreid. Rond 2000 ontstaat het begrip vraaggestuurd
onderhoud. Dit houdt in dat niet meer de boekhoudkundige planning
bepaalt wanneer onderhoud (al of niet in combinatie met verbeterin-
gen) wordt uitgevoerd, maar de vraag van de huurder (klant).
Het traditionele ofwel gemiddelde huishouden van het gezin met twee
kinderen bestaat al lang niet meer. Er is een grote diversiteit aan huis-
houdenstypes en leefstijlen ontstaan. Twee belangrijke kenmerken die
van grote invloed zijn op de kwaliteit van de woning, zijn de fysieke
renda special 2012/2 programma10
AAnpAsBAArHEiD
Als alle kwaliteiten voor het wonen die in de nieuw-
bouw mogelijk zijn, ook te realiseren zijn door aan-
passingen in de bestaande bouw, wat betekent dit
dan voor het toekomstige beleid en voor de aanpak
van de bestaande woningvoorraad?
soCiAlE oMGEVinG/pArtiCipAtiE
Als de bewoner centraal staat, is het dan niet vanzelf-
sprekend dat bij renovatie het opdrachtgeverschap
veel meer in handen komt van de bewoner (zie ook
collectief particulier opdrachtgeverschap), en dat het
toekomstig aanbod dit ook ondersteunt?
BEtAAlBAArHEiD
Als de prijs van het wonen stijgt door achterblijvende
productiviteit in de (ver-)bouw en door stijgende ener-
gieprijzen, welke maatregelen zijn dan nodig om de
primaire sociale doelstelling `goede en betaalbare
woningen beschikbaar stellen' te realiseren?
DilEMMA's
Er zijn drie dilemma's te onderscheiden bij het vraagstuk over
de bestaande woningvoorraad. In deze renda special leest u
reacties op de dilemma's van Krista Walter (De Goede
Woning, p. 12), sociale huurders (p. 15), Theo Opdam (Plegt-
Vos, p. 36), Nico van Ginkel (Portaal, p. 42), Chris Heerius
(Jaga, p. 46) en Ren? Scherpenisse (Tiwos, p. 52).
bepalingen van ??n van de leden van het huishouden (waarop het
antwoord vertaald is in levensloopbestendig) en de toenemende
combinatie van wonen en werken. Wat nog eens versterkt is door Het
Nieuwe Werken en de sterke toename van zelfstandigen (zzp'ers). Al
deze ontwikkelingen hebben een invloed op de inrichting en grootte
van de woning (3).
soCiAlE oMGEVinG En pArtiCipAtiE
De herstructurering van het afgelopen decennium heeft ertoe bijgedra-
gen dat de concentratie van ??n kwaliteit en een sociale groep door-
broken is. Dat die concentratie in de afgelopen tientallen jaren een feit
is geworden, is niet verbazingwekkend. Uiteindelijk dateert de woning-
bouw in Nederland vooral uit de naoorlogse perioden, die in een
beperkte tijd gebouwd is. Tegelijkertijd is er in de periode 1945-1975
gedurende dertig jaar weinig differentiatie in kwaliteit neergezet. Buur-
ten met 60 ? 70 procent sociale huurwoningen zijn geen uitzondering
voor die bouwperiode, maar eerder regel. De combinatie van een
uniforme kwaliteit en eigendomsvorm, leidt tot een eenzijdige bevol-
kingssamenstelling en zeer beperkte mogelijkheden voor een woon-
carri?re. Dus differentiatie in het aanbod, zowel qua kwaliteit als prijs,
kan bijdragen aan sociale samenhang in een buurt.
Tegelijkertijd is er behoefte aan mogelijkheden om ook de mantelzorg
ruimte te geven in de buurten. Hiervoor is het nodig dat de hulpbehoe-
venden over passende woonruimten kunnen beschikken en de hulp-
verlener in de buurt kan wonen. Beide aspecten moeten dan gefacili-
teerd zijn. Daarnaast ontbreekt het in de eenzijdig opgebouwde buur-
ten en wijken aan mogelijkheden om op kleinschalige wijze een bedrijf
uit te oefenen. Er is ruimte voor wonen, maar niet voor leven en dus
werken. Ook dit verdient aandacht bij de aanpassing van de bestaande
woningvoorraad.
Het zijn natuurlijk niet alleen fysieke maatregelen die leiden tot een
versterking van de sociale omgeving en de vergroting van de participa-
tie van de bewoners. Ook op sociaal, organisatorisch en cultureel
gebied moet het nodige gebeuren. Maar door fysieke maatregelen, of
het nu de woning of een buurthuis betreft, kunnen deze processen
gefaciliteerd worden.
DILEMMA
1
DILEMMA
2
DILEMMA
3
renda special 2012/2programma 11
Bronnen
1. Het Centraal Planbureau gebruikt bijvoorbeeld vier scenario's om de bandbreedte van
mogelijke ontwikkelingen aan te geven. Deze scenario's verkennen de toekomst door
verschillende veronderstellingen uit te werken rond een tweetal sleutelonzekerheden. De
onderscheidende scenario's geven onder andere de volgende bandbreedte van economi-
sche ontwikkelingen:
a. In het Global Economy-scenario is de demografische en economische groei (met
2,9% per jaar) het grootst. De wereldhandel zorgt hier voor welvaart.
b. In het Strong Europe-scenario is de groei minder groot (de economische groei komt
uit op 1,8% per jaar). In dit scenario ontstaan nieuwe relaties in Europa.
c. In het Transatlantic Market-scenario is de groei ook minder groot (een economische
groei van 2,2% per jaar). De traditionele handelsrelaties spelen hier juist een grote rol.
d. In het Regional Communities-scenario is de groei het laagst (met 1,1% economische
groei per jaar). In dit scenario zijn de internationale relaties beperkt.
2. In `Eindrapportage Duurzaam bouwen, werken en wonen na 2015' (BouwhulpGroep,
Eindhoven, 2007) staat een reeks van ontwikkelingen geschetst. Ook worden de belang-
rijkste demografische ontwikkelingen geschetst:
a. De bevolkingsgroei neemt af, na 2035 gaat de groei over in krimp. In 2006 telt Neder-
land 16,3 miljoen inwoners. Dit zal tot 2035 groeien naar ruim 17 miljoen en krimpen
naar 16,9 miljoen in 2050.
b. De huishoudensgrootte neemt af van 2,3 personen in 2004 tot 2,1 personen in 2050.
c. Het aantal huishoudens neemt tot 2035 toe en blijft daarna stabiel.
d. De samenstelling van het huishouden verandert. Het percentage eenpersoonshuis-
houdens neemt toe.
e. De bevolking vergrijst. Met name na 2010 is er een sterke stijging van vijfenzestig-
plussers en tachtigplussers.
f. Regionaal treden er sterke verschillen op ten aanzien van bevolkingsgroei en vergrijzing.
3. Omvang thuiswerkers en zzp'ers:
a. In 2008 werkte 10% van de beroepsbevolking thuis of vanuit de eigen woning. Dat
komt neer op bijna 765.000 werkenden. Bijna 185.000 mensen werkten structureel
thuis. Nog eens 580.000 gebruikte de eigen woning als uitvalbasis (CBS). Van de
thuiswerkers is het merendeel zelfstandige (71% is eigen baas).
b. In 2010 werkt een derde van de mannen incidenteel thuis en doet dat gemiddeld 7 uur
per week. Bij de vrouwen werkt een kwart thuis, gemiddeld 5 uur per week (CBS).
c. Het aantal zzp'ers groeide van circa 540.000 in 2002 naar circa 730.000 in 2011.
DilEMMA's tEr oVErwEGinG
De titel van het artikel draagt twee trefwoorden in zich: scenario's en
dilemma's. De scenario's en mogelijke toekomstige ontwikkelingen zijn
uitvoerig belicht. Wat overblijft, zijn de dilemma's. Volgens Van Dale
betekent dilemma: `toestand waarin tussen twee wegen die beide
grote bezwaren opleveren een keuze moet worden gedaan'. In die zin
zit het anticiperen op toekomstige ontwikkelingen vol met dilemma's.
En al te starre oplossingen geven weinig mogelijkheden om in te
spelen op veranderingen. Wat dat betreft, gaat het er bij de zoektocht
altijd om dat er ruimte in de tijd is om hierop in te spelen. Doemscena-
rio's leiden slechts tot angst en veelal een verkeerde zekerheid. Terug-
blikkend op de eerdergenoemde beleidsterreinen zijn onder andere de
volgende dilemma's te onderscheiden:
Betaalbaarheid. Als de prijs van het wonen stijgt door achterblijvende
productiviteit in de (ver-)bouw en door stijgende energieprijzen,
welke maatregelen zijn dan nodig om de primaire sociale doelstelling
`goede en betaalbare woningen beschikbaar stellen' te realiseren?
Aanpasbaarheid. Als alle kwaliteiten voor het wonen die in de
nieuwbouw mogelijk zijn, ook te realiseren zijn door aanpassingen in
de bestaande bouw, wat betekent dit dan voor het toekomstige
beleid en voor de aanpak van de bestaande woningvoorraad?
Sociale omgeving/participatie. Als de bewoner centraal staat, is het
dan niet vanzelfsprekend dat bij renovatie het opdrachtgeverschap
veel meer in handen komt van de bewoner (zie ook collectief parti-
culier opdrachtgeverschap), en dat het toekomstig aanbod dit ook
ondersteunt?
kAnsEn Bij woninGAAnpAssinGEn
Nu de onderhoudsbehoefte van de sociale voorraad structureel
toeneemt door veroudering en doordat nieuwbouw niet meer de
agenda domineert, zijn er de komende tien jaar volop kansen om het
gewenste beleid te vertalen naar een gerichte kwaliteitsaanpassing. In
een notendop komt het neer op:
Reductie van woonlasten, eventueel in combinatie met kluswoningen.
Toename van het aantal levensloopbestendige woningen in de
bestaande buurten.
Ruimte voor de combinatie van wonen en werken, in de vorm van
atelierwoningen of extra ruimte in de woning (bijvoorbeeld zolder).
Meer keuzevrijheid van bewoners om hun eigen comfortniveau te
kiezen.
Meer kwaliteitsdifferentiatie op buurtniveau (comfort, grootte).
Gecombineerd wonen, in de vorm van bijvoorbeeld kangoeroewo-
ningen.
Faciliteren van steunpunten voor zorg.
Benutten van mogelijkheden om de vraag naar specifieke huisves-
tingsvormen te ontwikkelen (bijvoorbeeld een blok inrichten voor
beschermd wonen).
Faciliteren van goedkope bedrijfsruimte in de buurten (bijvoorbeeld
de plinten van flats).
Dit concrete programma biedt kansen om bij woningaanpassing de
sociale huisvestingsvraag voor de toekomst op een passende wijze in
te vullen. Tevens kan dit dienst doen bij de beoordeling van de
gewenste aanpassingsmogelijkheden van de huidige voorraad.
Reacties