Bouwdeelactivering is zo oud als de weg naar Rome. Veel toegepaste lagetemperatuurverwarmingssystemen (LTV) als vloer- en wandverwarming kregen recentelijk moderne verwanten als betonkernactivering (BKA) en modulaire prefab-systemen. In dit artikel gaan we met name in op laatstgenoemde variant. Hoe werkt het? Wanneer is toepassing interessant? Wat zijn de mogelijkheden en wat voor soort systemen zijn er eigenlijk al op de markt?
Modulaire bouwdeelactivering 12 c Vitrine
Vitrine: Modulaire bouwdeelactivering
cSnel en makkelijk, warm en koel
Bouwdeelactivering is zo oud als de weg naar Rome. Veel toegepaste lagetempera
tuurverwarmingssystemen (LTV) als vloer en wandverwarming kregen recentelijk
moderne verwanten als betonkernactivering (BKA) en modulaire prefabsystemen.
In dit artikel gaan we met name in op laatstgenoemde variant. Hoe werkt het?
Wanneer is toepassing interessant? Wat zijn de mogelijkheden en wat voor soort
systemen zijn er eigenlijk al op de markt?
Verwol
Klimaatplafonds bestaan er in vele varianten. Hier loshangende klimaateilanden van Verwol.
cAnne Marij Postel
Modulaire bouwdeelactivering 13 c Vitrine
niveau. om de vereiste temperatuur voor `conventionele' systemen te ver-
krijgen moet echter zo veel extra energie worden gebruikt, dat dit energie-
technisch gezien veel minder rendabel is. lTV-systemen kunnen ook wor-
den gecombineerd met bijvoorbeeld een Hr-ketel of zonnegascombi.
Varianten
Inmiddels zijn vele varianten ontwikkeld op basis van het TBA-principe. In
feite gaat het daarbij om graduele verschillen. Aan de ene kant van het
spectrum staan systemen die optimaal gebruikmaken van de gebouw-
massa als stralingslichaam. Dat kan goed worden gecombineerd met be-
tonbouw. In dat geval gaat het om betonkernactivering (BKA). watervoe-
rende buizen brengen warmte tot diep in de gebouwconstructie. Die wordt
langzaam warm en geeft daarna de warmte weer langzaam af aan de ver-
trekken. omgekeerd kan bij een koelbehoefte de gebouwmassa ook
warmte opnemen uit de vertrekken en wordt deze warmte afgevoerd via
het (dan koude) water in de buizen diep in de constructie.
De watervoerende buizen kunnen echter ook worden opgenomen in minder
zware bouwconstructies, zoals gemetselde muren. of in deklagen op wan-
den of vloeren. Bij de bekende `vloerverwarming' en `wandverwarming'
gaat het meestal om dergelijke systemen. De leidingen (registers) wordt
opgenomen in een `natte' afwerklaag van specie (cement of leem). Deze
systemen hebben een snellere opwarm-/afkoeltijd dan die bij BKA. een
`lightversion' van deze variant zijn de zogeheten klimaatmatten, die kunnen
worden weggestuukt in een dunne afwerklaag (zie kader klimaatmatten).
Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich systemen die nog
meer onafhankelijk van de bouwstructuur opereren: als toevoeging aan de
De gebouwconstructie gebruiken als verwarmingselement: de romeinen
hadden al bedacht dat dat effici?nter was ? en meer comfortabel ? dan
verwarmen met een open haard of kachel. een paar duizend jaar later is
dat niet anders. In de jaren zeventig van de vorige eeuw herontdekten we
de vloerverwarming. Daarna volgde het besef dat we buizen met warm
water ook in wanden konden opnemen. Dat bleek nog een heel gedoe (en
niet goedkoop), maar enthousiaste particuliere opdrachtgevers van ecolo-
gische woningen wilden nog wel eens zelf de handen uit de mouwen ste-
ken om die aangename verwarmingsvorm te realiseren.
Lage aanvoertemperatuur
Anno 2007 blijkt thermische bouwdeelactivering (TBA) `hot'. Sinds de ge-
formaliseerde aandacht voor energieprestatie ? de ePC behoort inmiddels
tot het bouwkundig ABC ? omarmt de markt energiebesparende technie-
ken. TBA kost relatief weinig energie en is goed te combineren met alter-
natieve energiebronnen, omdat hierbij lage aanvoertemperaturen worden
gebruikt (net als bij andere vormen van lagetemperatuurverwarming, zie
ook kader `wat is lTV?').
Conventionele verwarmingstechnieken (zoals gaskachels en centrale ver-
warming) op basis van convectiewarmte (luchtverwarming) maken gebruik
van hoge aanvoertemperaturen. Maar wanneer de gebouwconstructie zelf
als stralingslichaam dient (stralingswarmte), is aanvoer van warm water in
lagere temperaturen voldoende om eenzelfde gevoelstemperatuur (comfort)
te bereiken en dat is gunstig voor de toepassing van duurzame energie.
om water op te warmen voor TBA kan een warmtepomp bijvoorbeeld zon-
der veel energie te gebruiken aardwarmte `pimpen' tot het vereiste warmte-
Wat is LTV?
In een lagetemperatuurverwarmingssysteem (lTV) is de aanvoerwatertemperatuur
van een verwarmingssysteem maximaal 55 ?C en de afvoerwatertemperatuur maxi-
maal 45 ?C. Bij de subvariant zeer-lagetemperartuurverwarming (ZlTV) gaat het een
maximale aanvoertemperatuur van 35 ?C. Ter vergelijking: bij traditionele verwar-
mingssystemen liggen deze temperaturen op circa 90 ?C resp. 70 ?C.
er zijn verschillende typen lTV-systemen. Naast wand- en vloerwarming en klimaat-
plafonds (waarop in dit artikel nader wordt ingegaan) is ook lTV mogelijk met behulp
van lTV-radiatoren. Deze zijn gelijk aan die van `gewone' cv-radiatoren, maar dan
groter. Dit omdat een groter oppervlak nodig is om eenzelfde warmteafgifte te verkrij-
gen vergeleken met een `gewoon' cv-systeem met hogere aanvoertemperatuur.
Andere opties zijn lTV-luchtverwarming en lTV-convectoren. Deze laatste bestaan
uit dunne warmwaterleidingen met daaromheen en groot aantal metalen lamellen,
waarbij vooral wordt gebruikgemaakt van convectiewarmte.
Zie voor meer informatie ook www.senternovem/ltv en de site van Stichting lTV
(www.stichtingltv.nl)
Waarom thermische bouwdeelactivering?
Voordelen van thermische bouwdeelactivering (TBA) zijn onder meer:
x energiezuinig en lage Co2-uitstoot;
x goed te combineren met duurzame-energieopwekking;
x goedkoop in exploitatie (lage energie- en onderhoudskosten);
x systemen kunnen ingezet worden voor zowel verwarming als koe-
ling;
x beperkt ruimtebeslag door installatie;
x gezond (geen stofschroei, beperkte luchtcirculatie);
x comfortabel (als behaaglijk ervaren stralingswarmte);
x geluidsarm;
x minder kans op tocht/turbulentie;
x minder geurhinder (doordat bij stralingswarmte een lagere binnen-
temperatuur volstaat);
x flexibiliteit indeling (door afwezigheid radiatoren);
x esthetisch (afwezigheid radiatoren).
Voor droge opbouw zijn
verschillende varianten op de
markt. Hier een demontabel
systeem van WTH met kar-
tonnen grondplaten. Metalen
geleidingslamellen zorgen
voor warmtespreiding.
wTH
14 c Vitrine
(bestaande) bouwstructuur, in voorzetwanden, zwevende dekvloeren of
plafonds. Hierbij gaat het om zogeheten `droge' opbouwsystemen. Voor-
beelden hiervan zijn prefab moduleplaten voor vloer-, wand- en plafondver-
warming.
Droge opbouwsystemen
De droge-opbouwsystemen zijn de nieuwste loten aan de stam van de
thermische bouwdeelactivering. Het principe van deze systemen verschilt
niet van de andere varianten van thermische bouwdeelactivering. Naar-
mate de leidingen van deze systemen dichter aan de oppervlakte liggen en
minder in contact staan met (gebouw)massa warmen ze wel sneller op (en
koelen ze sneller af) en kan minder worden gebruikgemaakt van het buf-
ferend vermogen van de gebouwmassa.
ook hebben deze lichtere systemen meestal leidingen met een dunnere
diameter en is de hart-op-hart-afstand minder variabel. Daardoor is in ver-
gelijking met zwaardere systemen vaak wat minder vermogen mogelijk. Ze
kunnen echter zowel als hoofd- als bijverwarming dienen. De warmteaf-
gifte wordt verder onder meer be?nvloed door de aanvoertemperatuur. Bij
lagere temperaturen is meer oppervlak nodig om eenzelfde opwarming (of
koeling) van de binnentemperatuur te genereren.
wat maakt deze nieuwe varianten dan interessant voor de markt? Niet per
se de kosten. De modulaire droge-opbouwsystemen zijn relatief duurder in
aanschaf dan de zwaardere `natte' systemen. Maar wanneer alle kosten
worden meegerekend, waaronder die voor het aanbrengen van de specie-
lagen en wandafwerking, zijn de kosten voor wandverwarming bij beide
systemen vergelijkbaar, stelt rinze Dijkstra van het bedrijf Technea (dat alle
varianten levert). ook de energie-effici?ntie van beide varianten is volgens
hem vergelijkbaar.
Bouwkundige overwegingen
wat bieden deze systemen verder? Voor een deel zijn ze een antwoord op
de vraag naar TBA-systemen in de bestaande bouw, bijvoorbeeld in reno-
Klimaatplafonds
De term klimaatplafonds is een verzamelterm voor een aantal verschillende systemen
die gebruikmaken van het plafond als bron voor verwarming en koeling. Vooral in de
utiliteitsbouw worden ze veel toegepast, en dan met name om te koelen. In de huidige
kantorenbouw is er immers door het jaar heen gezien vooral een koelbehoefte en
slechts een beperkte warmtebehoefte. De aanwezige mensen en apparatuur geven
bij elkaar tijdens kantoortijd een aanzienlijke hoeveelheid warmte af. Klimaatpla-
fonds maken voor de af- en toevoer van warmte soms gebruik van water,
soms van lucht en soms van beide. De watervoerende klimaatplafonds
zijn deels ontwikkeld als energiezuinige en geluidsarme alternatieven
voor de `all-air'-klimaatsystemen (airco).
Klimaatplafonds zijn er in verschillende uitvoeringen:
x De metalen (meestal aluminium) uitvoeringen worden onder meer geplaatst als
verlaagd plafond (bijvoorbeeld als klikbaar cassettesysteem) of als loshangende
`klimaateilanden' (zie foto pagina 12). Deze systemen worden onder meer geleverd
door Barcol-Air, opticlima en Verwol.
x Bij andere klimaatplafondsystemen worden koper- of kunsstofbuizen opgenomen in
modulaire elementen op basis van gipsvezel of gipskarton, zoals bij de systemen
Variotherm (Technea), Comfortplafond (MAT), Giacoklima GKC (Giocomini), opticom-
fort (opticlima) en vergelijkbare producten van Verwol en HCKP.
Het koelend vermogen verschilt van systeem tot systeem. Klimaatplafonds kunnen
ook voor zowel hoofd- als bijverwarming worden toegepast. om het vereiste warmte-
vermogen te kunnen halen, is soms (met name in woningbouw) het plafond alleen als
warmtebron niet genoeg en is een combinatie met wand- en/of vloerverwarming of
andere warmtebronnen noodzakelijk.
De systemen op basis van plaatmaterialen kunnen in de woningbouw onder meer wor-
den toegepast bij in zolderplafonds. Ze functioneren daarbij niet alleen als koeling/
verwarming, maar kunnen ook een thermische en akoestische isolatiewaarde bieden.
Akoestiek is in strak afgewerkte ruimtes een aandachtspunt. Plaatmaterialen kunnen
worden afgewerkt met materialen die de akoestische kwaliteit verbeteren maar het
warmte- of koelvermogen niet doen afnemen. Sommige plaatmaterialen (modulaire
systemen) worden standaard geleverd met een dergelijke afwerking.
Het Comfort-
plafond bestaat uit
gipskartonplaten waarin een
koperen of kunststof leiding is opgenomen
CoMforTPlAfoND
Links: Het plaatsen van het modulaire systeem
Variotherm. Deze platen kunnen zowel als wand-
verwarming (en -koeling) als als klimaatplafond
worden gebruikt.
Rechts: Het opbouwsysteem VarioKomp (Technea)
voor vloerverwarming maakt gebruik van platen op
basis van gipsvezel (Fermacell) waarop eenvoudig
leidingen kunnen worden aangebracht. Het opvul-
middel is snelhardend.
TeCHNeA
Modulaire bouwdeelactivering 15 c Vitrine
vatieprojecten. Voor deze toepassing is immers behoefte aan `slanke' sy-
stemen die weinig ruimte innemen wanneer ze worden toegevoegd aan de
bestaande gebouwstructuur.
Bij nieuwbouw lijkt de keus voor hetzij natte en/of zwaardere systemen
hetzij lichte/droge/modulaire systemen in belangrijke mate te worden be-
paald door bouwkundige omstandigheden. lichte bouwsystemen zoals
houtskeletbouw vereisen ranke en lichte systemen. Bij stoere utiliteitsbouw
in beton ligt betonkernactivering meer voor de hand. Als voorzetwand bij
buitenwanden bieden de modulaire systemen een extra waarde als thermi-
sche isolatie. Zolderverdiepingen zijn gebaat bij lichte plafondelementen
die `s zomers koelen en `s winters verwarmen.
los van deze overwegingen de vraag: hebben de `droge' systemen voor-
delen?
Dijkstra ziet als voordeel dat de modulaire systemen snel kunnen worden
gemonteerd en dat de montage kan worden uitgevoerd door minder par-
tijen op de bouwplaats. "De aannemer en de installateur kunnen het sa-
Opbouwsystemen voor wanden en vloeren
Verschillende leveranciers op het gebied van wand- en vloerverwarming en -koeling
hebben recentelijk hun assortiment uitgebreid met systemen voor (droge) opbouw.
Door hun dunne, lichte en modulaire karakter lenen deze systemen zich goed voor
lichte bouwstructuren en renovatie. De warmteafgifte van deze systemen is onder
meer afhankelijk van de aanvoertemperatuur. ook wordt het vermogen van vloeren
mede bepaald door de wijze van afwerking (plavuizen geleiden beter dan hout).
Technea voert onder meer het modulaire systeem Variotherm voor wandverwar-
ming/-koeling, op basis van gipsvezelplaat. Deze worden geleverd in vier standaard-
maten van 18 mm dik. Het systeem is onder meer geschikt voor houtskeletbouw,
prefab-bouw en de inrichting van zolderverdiepingen.
Het opbouwsysteem voor vloerverwarming van Technea heet VarioKomp. Hierbij
wordt gebruikgemaakt van een modulaire noppenplaat op basis van gipsvezel, die
op de constructievloer wordt gelegd. op de bouwplaats wordt een flexibel buizensy-
steem (Pe-rT en metaal) tussen de noppen gelegd en het geheel afgevuld met een
vulmiddel, dat al na een paar uur beloopbaar is. Het VarioKompsysteem heeft een
constructiehoogte van circa 20 mm en is onder meer geschikt voor situaties waar
geen dekvloer mogelijk is.
wTH maakt voor haar droogbouwsysteem gebruik van platen van voorgefreesde
leidingplaten van polystyreen hardschuim, voor zowel wand- als vloerverwarming (en
-koeling). op de bouwplaats worden hierin kunststofleidingen gelegd. Dit systeem is
niet alleen licht, maar onder meer ook warmte-isolerend en dampremmend. De
platen zijn standaard 2,50 m bij 0,60 cm groot en 20 mm dik, maar ook in andere
diktes leverbaar. Ze kunnen worden verlijmd of geschroefd en met diverse materialen
worden afgewerkt. een van de andere IfD-varianten die door wTH wordt geleverd
maakt gebruik van kartonnen grondplaten (zie foto pagina 13).
Klimaatmatten
een relatief nieuw product op het gebied van lTV-verwarming is de capillaire klimaat-
mat. Deze bestaat uit dunne (met vloeistof gevulde) capillaire polypropyleenbuisjes
die op regelmatige afstanden worden bevestigd aan een ondergrond (plafond, wand
of vloer). Dergelijke klimaatmatten matten lenen zich goed voor toepassing in de
bestaande bouw en in lichte (nieuwbouw-)constructies.
In Nederland zijn deze matten toegepast in het nieuwe hoofdkantoor van wNf in
Zeist (zie bouwIQ 2006-8). Dit is het energiezuinigste gerenoveerde kantoorgebouw
in Nederland. Bovendien is het het eerste pand in europa dat geheel Co2-emissie vrij
is. Architectbureau rAU haalde alles uit de kast om dat te bereiken. De matten (gele-
verd door Navos in Delft) zijn 1,20 tot 1,30 m breed en circa 7 m lang. De leidingen
liggen hart op hart 20 mm en de buisjes zijn slechts 4,3 mm dik. De klimaatmatten
zijn bevestigd aan het bestaande betonplafond en liggen ingebed in een leemlaag.
Het systeem is verbonden met een warmte-/koudeopslagsysteem in de bodem en
wordt ingezet voor zowel verwarming als koeling.
Zie voor meer info ook www.wnf.nl/verhuizen en www.rau.nl.
In het hoofdkantoor van WNF, een project van RAU, zijn capillaire klimaatmatten
aangebracht tegen de bestaande betonnen plafonds. Deze zijn vervolgens
afgewerkt met een laag leemstuc van 40 mm.
rAU
Modulaire bouwdeelactivering 16 c Vitrine
Ontwikkeling seriematige LTV
er is nog steeds een slag te maken in de productontwikkeling van lTV-systemen.
Daarvan is de projectgroep Duurzame energieontwikkeling in de woningbouw
(DePw) overtuigd. De projectgroep heeft opdracht gegeven tot research en ontwik-
keling van een ge?ntegreerd systeem voor vloerverwarming en -koeling voor droge
toepassing in bestaande bouw en nieuwbouw. Uitgangspunt is dat het systeem qua
investering niet duurder wordt dan conventionele verwarming (op basis van cv) en
geschikt is voor industrieel vervaardigde massaproductie.
Gewerkt wordt aan een modulair concept, waarin zowel geluidswering, thermische
isolatie als warmteoverdracht worden ge?ntegreerd in prefab-elementen die snel op
de bouwplaats kunnen worden gemonteerd. De elementen worden licht en dun. De
funderingen kunnen eveneens licht blijven. op de elementen kan indien gewenst een
toplaag worden aangebracht. Het concept wordt binnenkort getest op laboratorium-
schaal.
Aan het project werken onder meer ook de TU Delft en adviesbureau Cauberg-
Huygen. ook industrieel ontwerpbureau well Design doet mee, dat eerder betrok-
ken was bij de ontwikkeling van de Senseo-koffiemachine en het Bobike-kinderzitje.
Het project wordt mede gefinancierd vanuit het programma energie onderzoek
Subsidie (eoS; zie www.senternovem.nl/eos).
Info: Mathijs van Dijk (well Design), tel. 030-2985810.
Aandachtspunten bij thermische bouwdeelactivering
x Beperk transmissie- en infiltratieverliezen en koudebruggen;
x pas een geschikte warmtebron toe;
x reserveer ruimte voor een verdeler/verzamelaar per verdieping of gebouw;
x besteed extra aandacht aan regeling (traagheid, regeling per vertrek);
x pas Hr++-glas toe om koudeval te voorkomen (bij hoge raampartijen aanvullende
voorzieningen treffen);
x besteed aandacht aan contactgeluidisolatie (vloeren) en aan akoestische voorzie-
ningen;
x (vloerverwarming) zorg voor een goede isolatie van beganegrondvloer, om extra
warmteverlies te voorkomen;
x (wandverwarming) bij integratie in de woningscheidende wand is het aanbrengen
van isolatie aan te bevelen, om extra warmteverlies te voorkomen;
x (vloerverwarming) let op toepassing van vloerbedekking; te goed isolerende vloer-
bedekking is in verband met de warmte-afgifte niet mogelijk;
x (wandverwarming) let op voor boren of spijkeren in muren en/of vloeren (informatie
richting gebruiker is gewenst);
x extra voorlichting over stook- en ventilatiegedrag is gewenst;
x vloer- en wandverwarming zijn minder goed bereikbaar bij lekkages.
Bron: o.a. `lTV voor installateurs' (SenterNovem, publ. nr. 1lTV-02.06) en `lTV voor
nieuwbouw en renovatie' (SenterNovem, publ. nr. 2lTV-01.09)
Elektrisch verwarmen
In dit artikel gaat het over watergevoerde systemen. Het is echter ook mogelijk bij-
voorbeeld vloeren te verwarmen met een systeem op basis van elektriciteit. elektri-
sche vloerverwarming is ? in vergelijking tot watergevoerde systemen ? niet erg ener-
gie-effici?nt. Voor kleinschalige toepassing (zoals in badkamers) zijn deze systemen
soms wel interessant. Dit wanneer in het gebouw geen andere bouwdeelactivering
wordt toegepast.
Een vergelijking in de warmteafgifte van plafond- en vloerverwarming door het
Noorse instituut voor bouwresearch Byggforsk.
ByGGforSK,NorweGIAN
BUIlDINGreSeArCHINSTITUTe
men af. Dat scheelt." Peter op `t Veld van adviesbureau Cauberg-Huygen
vult daarbij aan: "Bij prefab-modulebouw wordt een deel van de vereiste
deskundigheid verlegd naar buiten de bouwplaats. er is een dreigend te-
kort aan deskundigheid op de bouw."
Toekomst
Is er nog wat te verwachten wat betreft onderzoek en ontwikkeling op dit
gebied? op 't Veld denkt onder meer aan verdergaande integratie van
functies (waaronder isolatie, verwarming/koeling) in gevelelementen. Daar-
naast verwacht hij veel van verdere industrialisatie van bouwdeelactivering.
"Bij discussies over lagetemperatuurverwarming gaat het nog steeds vaak
over meerkosten bij investering. Terwijl we allemaal weten dat lTV in de
exploitatie goedkoper is. Toch is denk ik maar ??n definitief antwoord mo-
gelijk: ervoor zorgen dat lTV ook in aanschafkosten kan concurreren met
traditionele verwarming. en dat ligt dankzij verdere prefabricering en indu-
strialisatie binnen handbereik." b
Plafondverwarming
Vloerverwarming
Reacties