Tijd is het meest kostbare dat we hebben. Maar als het over tijd en toekomst gaat, kunnen de betekenis en waarde ervan voor de afzonderlijke individuen en partijen verschillen. Zeker als het over wonen gaat. Bij wonen en kwaliteitsaanpassing van de woning gaat het veelal over de inschatting van de toekomst binnen de gekozen tijdscoop. Met andere woorden: wil ik hier lang of kort blijven wonen, is er op termijn behoefte aan deze woningen, en wat is de waarde(ring) ervan in de loop der tijd?
programma6 nr 1 2014
programma
renovatie
als spel met de tijd
tijd is het meest kostbare
dat we hebben. Maar als het
over tijd en toekomst gaat,
kunnen de betekenis en
waarde ervan voor de afzon-
derlijke individuen en
partijen verschillen. Zeker
als het over wonen gaat. bij
wonen en kwaliteitsaanpas-
sing van de woning gaat het
veelal over de inschatting
van de toekomst binnen de
gekozen tijdscoop. Met
andere woorden: wil ik hier
lang of kort blijven wonen, is
er op termijn behoefte aan
deze woningen, en wat is de
waarde(ring) ervan in de
loop der tijd?
tekst en beeld martin liebregts
programma nr 1 2014 7
Alles waar we vandaag aan beginnen, doen we met het oog op morgen,
overmorgen of nog veel later. Het resultaat moet zich dus in de
toekomst bewijzen. Bij de afweging van oplossingen trachten we deze
af te zetten tegen verschillende tijdsperioden. Soms wordt de beschou-
wing nog eens gedifferentieerd door meerdere scenario's te hanteren
voor de toekomstige ontwikkelingen. Bij de beschouwing over kwali-
teitsaanpassingen in de woningbouw is het zinvol verschillende
tijdshorizonten te hanteren, bijvoorbeeld vijftien, dertig, 45 jaar of meer.
de woontijdMacHine
Eigenlijk willen we spelen met de tijd, of we nu eigenaar, bewoner of
huurder zijn. Zeker de variabelen en de bijbehorende parameters
worden interessant als de lange termijn dominant is. De kwaliteitsaan-
passing van een woning is niet zomaar te vergelijken met andere
gebruiksvoorwerpen. Wonen is meer dan gebruiken. De oorspronke-
lijke betekenis hield in: zich ergens prettig voelen. Als je kijkt naar de
mutatiegraad in Nederland dan bedraagt die zo'n 8 % per jaar in de
huursector, wat neerkomt op een verhuizing van gemiddeld om de
twaalf ? dertien jaar1
. Vanaf het moment dat we zelfstandig wonen en
beslissen over onze eigen woonsituatie, verhuizen we vier ? vijf keer.
Ook voor eigenaar-bewoners zijn verhuizingen de belangrijke momenten
dat er over kwaliteit en de aanpassing van de woning keuzen worden
gemaakt. Zeker ingrijpende kwaliteitsaanpassingen ? die vanuit de
levensduur van de woning nog eens een dubbele periode omvatten en
plaatsvinden om de twintig ? dertig jaar ? zijn zeldzaam in het leven van
een bewoner. Dit overkomt ons slechts twee tot drie keer in ons leven.
Het zijn dus gebeurtenissen met verstrekkende gevolgen, die je niet
zomaar even doet. En eigenlijk wil je bij dergelijke momenten inzicht
hebben in wat de mogelijke consequenties zijn in de tijd.
eeRst bescHouwen
Bij de aanpassing van woningen gaat het om vele mogelijkheden en
keuzen, die in de praktijk uiteen kunnen lopen van schilderwerk tot
nieuwbouw. Het is daarom van belang dat voordat er allerlei berekenin-
gen worden uitgevoerd, eerst eens een beschouwing wordt opgesteld
over de toekomst van de betreffende woning(en), op die plek en met
die betreffende bewoners. Het moet bijna zijn alsof je er persoonlijk
eigenaar van bent of er zelf woont. Eigenlijk maakt elke eigenaar-bewo-
ner voortdurend deze afweging. Waarom zouden we dit niet doen als
professionals in de socialehuursector?
Als de eigenaar-bewoner niet tevreden is over de huidige kwaliteit of als
de woning gezien de onderhoudstoestand ingrijpende maatregelen
vereist, dan vraagt deze zich af: welke kwaliteit wil ik, welke financi?le
middelen heb ik, wat is minimaal noodzakelijk, en wat is wenselijk? Plus:
pas ik deze woning aan of ga ik op zoek naar een reeds geschikte
woning? Daarbij houdt de eigenaar-bewoner rekening met wat hij zelf
wil doen en wat derden kunnen/moeten uitvoeren. Ingewikkeld is het
niet. En als hij het even niet weet, dan neemt hij een adempauze van
enkele jaren. In die zin zijn huurders net zo en zal het aanbod van de
verhuurder hier meer op moeten inspelen. Het gaat dan om de kleine
verhalen. Als het om maatschappelijk noodzakelijke herstructurering
gaat en om het huisvesten van nieuwe doelgroepen, dan spelen andere
verhalen een rol. Dan word je ook als eigenaar-bewoner uitgekocht
voor het hogere doel.
Dat wetende, kan gerekend gaan worden met verschillende kwaliteiten
(opbrengstmogelijkheden) en tijdsperspectieven, die tezamen laten zien
1. De mutatiegraad in Nederland voor huurwoningen bedraagt circa 8 % per jaar. Dit betekent dat de
gemiddelde huurder eens in de twaalf jaar verhuist (bron CFV). In 2007 bedroeg de mutatiegraad in de
socialehuursector 8,8 % en in 2011 7,7 % (gemiddeld eenmaal in de twaalf jaar). Worden deze cijfers
vertaald naar eengezins- en meergezinswoningen, dan ontstaat het volgende beeld:
? Eengezinswoningen: eens in de vijftien jaar
? Meergezinswoningen: eens in de acht jaar
Mede ontleend aan de enqu?tes van BouwhulpGroep (2000-2010)
programma8 nr 1 2014
wat de financi?le ruimte is bij verschillende parameters (rente, prijsont-
wikkelingen). Rekenen heeft dan zin om de risico's in te schatten en
niet om absolute zekerheid te verschaffen. Als je weet wat je wilt en de
stap tot kwaliteitsaanpassing wilt maken, dan zou het interessant zijn
als er ook een passend aanbod op de markt is dat rekening houdt met
de gewenste kwaliteit, het tijdsperspectief, de diensten in de tijd, en de
beschikbare middelen. Helaas bestaat dit nog niet.
MaRges Van Het Rekenen
De investeringsruimte is het resultaat van de potenti?le opbrengsten
minus de kosten voor onderhoud en beheer en (eventueel) de verplich-
tingen uit het verleden (onder andere boekwaarde). Dit over een te
beschouwen periode (vijftien, dertig of 45 jaar). In figuur `De Woontijd-
machine' zijn verschillende parameters gehanteerd voor de variabelen.
De figuur geeft een beeld van de spreiding in de tijd. Bij een exploitatie-
periode van vijftien jaar ligt de investeringsruimte tussen circa 25.000
en 65.000 per woning, afhankelijk van huurniveau ( 500 tot 700
per maand) en beheerregime ( 1500 of 2500 per jaar)2
. Verlengen
we de periode tot dertig jaar, dan ligt de investeringsruimte tussen circa
35.000 en 105.000. Bij de beschouwing van de opbrengsten kan de
huur worden verhoogd met de reductie van bijvoorbeeld de energie-
kosten.
Als het om een langere periode gaat, zullen alle betrokkenen enige
terughoudendheid hanteren ten aanzien van de ontwikkelingen in de
tijd. Gezien de grote spreiding in de rekensommen kan elk positief
resultaat worden berekend. Dit pleit voor een flexibele opstelling die
ook op termijn ruimte geeft voor aanpassingen.
VeRVangbaaRHeid Van tecHniek
In de praktijk is er een structurele tegenstelling tussen gebouw en
installaties. Een installatie heeft een levensduur van vijf, vijftien of maxi-
maal dertig jaar. Een gebouw heeft er een veelvoud van en kan uiteinde-
De Woontijdmachine is samengesteld op basis van een aantal variabelen:
Discontovoet: 5,25 %
Inflatie/huurstijging: 2,0 % (in de afgelopen tien jaar steeg de huur
0,6 % boven inflatie)
Bouwkostenstijging/beheerkostenstijging: 3,0 %
Onderhoudskosten en beheerkosten: 2000 (in plaats van 2500),
peil 2013
De figuur dient ter illustratie van de factor tijd bij de afweging, in combi-
natie met de omvang van de opbrengsten (huur plus eventueel energie).
Bij grote investering in installaties nemen de onderhoudskosten niet af,
maar kunnen ze in de praktijk op korte termijn verdubbelen.
De gemiddelde restantboekwaarde, inclusief activering van grote
onderhoudsingrepen, is voor woningen uit de periode 1945-1975
beperkt. Voor een woning uit de periode tot 1965 zal dit 2000 ? 5000
per woning bedragen. Voor woningen uit de periode 1965-1975 zal het
10.000 per woning niet overstijgen. Dit bedrag weegt in principe op
tegen de restantgrondwaarde.
programma nr 1 2014 9
lijk gemakkelijk 120 jaar meegaan. Juist bij de integrale oplossing voor
componenten is het aspect van vervangbaarheid een essentieel onder-
deel in de beschouwing. Zeker bij installaties ? waar rendement en
onderhoudskosten steeds belangrijkere factoren worden ? wordt de
levensduur niet hoofdzakelijk bepaald door de techniek, maar door de
voortschrijdende technologische ontwikkelingen en de veranderende
vraag. Ten aanzien van het rendement van PV-cellen wordt op termijn
een verdubbeling verwacht. Ook het onderhoud van de nieuwste appa-
ratuur neemt steeds verder af, richt zich steeds meer op cyclische
vervanging van onderdelen, en leidt vervolgens bij nieuwe technieken
tot een halvering van de huidige onderhoudskosten. Het is dus van
belang dat ontwikkelingen in de tijd op eenvoudige wijze kunnen worden
ingepast in de toekomst.
Ook het bouwkundige deel kent zijn specifieke onderhoudsbehoeften
en technieken, die zich in de tijd voortdurend ontwikkelen. Toch is niet
alleen de techniek van vandaag de leidraad, maar ook de veranderende
behoefte aan comfort en uitstraling in de tijd, in combinatie met nieuwe
technologische ontwikkelingen. Op termijn zal de isolatiewaarde van
materialen verder toenemen (minder materiaal met verdere reductie van
de verliezen), en zullen de energiebesparende maatregelen dus met
minder ruimtebeslag kunnen worden uitgevoerd. Uitsluitend het verlen-
gen van de tijdscoop biedt niet het optimale antwoord op termijn. Bij de
huidige keuze van oplossingen zal bewuster een doorkijk moeten
worden gemaakt naar nieuwe mogelijkheden en wenselijkheden op
termijn en de dynamiek van de gewenste aanpassing in de tijd. Het
wonen en de veranderingen daarin zullen een essentieel onderdeel in
het denken moeten vormen.
de beHeeRVoRM
De huidige beheervorm van de socialehuursector is niet een bewust
gekozen dienst door de bewoners/huurders, maar is het resultaat van
de volkshuisvestelijke ontwikkelingen van de afgelopen twintig ? dertig
jaar. Bemoeienissen van de overheid zijn geminimaliseerd, uitvoering
van het beheer is sterk autonoom geworden, en er heeft een geweldige
schaalvergroting plaatsgevonden. In eerste instantie heeft dit geleid tot
steeds grotere beheerapparaten, die zowel `oude' als `nieuwe' volks-
huisvestelijke taken van de overheid ter hand zijn gaan nemen. Dit naar
eigen inzicht en met de gemeentelijke overheid als toeschouwer. Het
resultaat is dat, ondanks de stijging van de huur, circa 40 % van de
opbrengsten naar onderhouds- en beheerkosten gaat. Uiteindelijk drukt
dit op de woonlasten van huurders, omdat de huur (zonder toeslag) met
een gemiddelde van 500 per maand (peil 2013) een dominant onder-
deel is van de woonlasten (energiekosten 155 per maand)3
.
Zowel vanuit betaalbaarheid als vanuit zeggenschap is te verwachten
dat de huidige beheervormen structureel veranderen en een grotere
mate van differentiatie laten zien, met een gedifferentieerd dienstenpak-
ket zoals in alle sectoren van de maatschappij. Ook een grote mate van
zelfbeheer zal zich in de huursector gaan voordoen, al dan niet in
combinatie met kleinschalige energiemaatschappijen. Voor het beheer
bestaan er dus eveneens geen eenvoudige blauwdrukken of rekensom-
metjes. Wel is het mogelijk verschillende scenario's te beschouwen, die
verschillende effecten hebben op de diensten (producten), kosten en
zeggenschap en tot een grote diversiteit in de consequenties zullen
leiden.
de speelRuiMte en de tijd
Renovatie als spel met de tijd, de kop van dit artikel, houdt in dat we
moeten leren omgaan met meer mogelijkheden en met onzekerheden in
de tijd. Door alle woningen in Nederland morgen in nieuwbouwkwaliteit
te veranderen, verliezen we alle speelruimte waarover we graag
beschikken. Het is dus niet zinvol om bij een aanpak voor de toekomst
compleet te fixeren op ??n eindkwaliteit. We moeten blij zijn dat de
speelruimte in de tijd aanwezig is. In die zin moeten we ons meer gedra-
gen zoals thuis, als eigenaar-bewoner, en de beroepsdeformatie achter
ons laten. Pas dan heeft de woontijdmachine een kans en kan er
gespeeld worden met kwaliteit, kosten en tijd.
2. Ter illustratie een ander beheerregime: in Nederland worden ruim 500.000 appartementen beheerd via
VvE-constructies. De gemiddelde onderhouds- en beheerkosten bedroegen in 2012 760 per apparte-
ment per jaar ( 600 onderhoud en 160 beheer). Zie ook `Versnipperd bezit biedt kansen', Liebregts,
M., Renda 2012/2.
3. Het gemiddelde energiegebruik van een huishouden bedraagt in Nederland in 2013 circa 155 per
maand (3500 kWh, 1750 m3
gas), verdeeld over elektra en gas ( 55 en 100). De gemiddelde sociale
huur bedroeg in 2013 circa 500 per maand ( 489,59). Bij vrijgekomen huurwoningen was dat 556
per maand.
Reacties