Bijna de helft van de scholen voldoet niet aan de normen voor binnenluchtkwaliteit. Samen met energieverbruik is dat het belangrijkste aspect bij het onderhoud van schoolgebouwen. Per 1 januari hebben schoolbesturen de gehele verantwoordelijkheid voor binnen- en buitenonderhoud. Met het doorlopen van de goede marsroute kunnen zij geld en energie besparen, verduurzamen en de luchtkwaliteit verbeteren.
onderhoud scholen ontbeert langetermijnvisie26 nr 1 2015
onderhoud scholen
ontbeert langetermijnvisie
Bijna de helft van de scholen voldoet niet aan de
normen voor binnenluchtkwaliteit. Samen met
energieverbruik is dat het belangrijkste aspect bij
het onderhoud van schoolgebouwen. Per 1 januari
hebben schoolbesturen de gehele verantwoorde-
lijkheid voor binnen- en buitenonderhoud. Met het
doorlopen van de goede marsroute kunnen zij geld
en energie besparen, verduurzamen en de lucht-
kwaliteit verbeteren.
tekst en beeld pieter klep,
senior consultant maatschappelijk vast-
goed, innax
Schoolbesturen zijn vanaf 2015 volledig verantwoordelijk voor het
totale onderhoud van hun schoolgebouwen. Daarvoor lag de verant-
woordelijkheid voor het technische buitenonderhoud nog bij gemeen-
ten. Oorzaak van de wijziging zijn de aankomende wijzigingen in het
bekostigingsstelsel voor onderhoud aan schoolgebouwen. De huidige
scheiding tussen buiten- en binnenonderhoud levert opmerkelijke situa-
ties op. Zo kan het voorkomen dat het ene jaar het schoolbestuur de
kozijnen aan de binnenzijde heeft laten schilderen en de gemeente het
jaar daarop kozijnvervanging op de planning heeft staan.
Bij 80% van de schoolgebouwen
is de luchtkwaliteit van
onvoldoende kwaliteit
onderhoud scholen ontbeert langetermijnvisie nr 1 2015 27
Belangrijk
aandachtspunt bij
de overdracht van
buitenonderhoud
is het in kaart
brengen van de
huidige onder-
houdstoestand
Tabel 1. Nederland telt ongeveer 7500
schoolgebouwen met een gemiddelde leef-
tijd van 42 jaar. De verdeling is als volgt:
2000 18%
INSTANDHOUDEN OF VERBETEREN?
Slechts 4% van de scholen beschikt over een energielabel, waarvan 75%
een label C of lager heeft en maar liefst een kwart een G-label. Het groot-
ste deel van de basisscholen stamt uit de jaren zeventig; bepaald niet een
periode die bekendstaat om goede bouwkwaliteit (tabel 1). Zeker ener-
giezuinigheid was in die tijd geen issue. Ventileren was vaak een kwestie
van de klepramen openzetten, iets wat de laatste jaren, mede door
toenemende stookkosten, steeds vaker achterwege blijft. Met alle gevol-
gen van dien voor de kwaliteit van het binnenmilieu.
Het is algemeen bekend en middels diverse onderzoeken aangetoond
dat bij 80% van de schoolgebouwen de luchtkwaliteit van onvoldoende
kwaliteit is en dat bij de helft van deze gebouwen onvoldoende moge-
lijkheden zijn om het CO2
-gehalte beneden de norm te houden. Een
slecht binnenklimaat leidt tot een hoger ziekteverzuim, zowel onder
leerlingen als onderwijzend personeel, en zet leerprestaties zwaar
onder druk. Volgens de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
verkeren circa 1000 schoolgebouwen in een dermate slechte staat, dat
sloop, nieuwbouw of grondige renovatie noodzakelijk is. Daarnaast zijn
er nog zo'n 2000 complexen die weliswaar in functionele zin volstaan,
maar ernstig onderhoud en verbetering van het binnenmilieu behoeven.
WAT WEERHOUDT SCHOOLBESTUREN?
Desondanks is het onderhoud bij de meeste scholen gericht op instand-
houding van de huidige huisvestingskwaliteit en niet op verbetering
daarvan. Gezien de genoemde risicofactoren is dat eigenlijk een
onhoudbare situatie. Het ontbreken van technische kennis, een inte-
grale huisvestingsvisie op gebouwkwaliteit en professioneel opdracht-
geverschap, kunnen worden gezien als belangrijke oorzaken van ad hoc
handelen als het gaat om gebouwgerelateerde technische zaken. Ook
de complexiteit om onderhoud passend te krijgen binnen de beschik-
Het ontbreekt schoolbesturen
aan technische kennis, een
huisvestingsvisie en professioneel
opdrachtgeverschap
INTEGRAAL VERBETERPLAN
Belangrijk aandachtspunt bij de overdracht van buitenonderhoud is het
in kaart brengen van de huidige onderhoudstoestand. Vastgesteld moet
worden of er sprake is van bijvoorbeeld achterstallig onderhoud, of er
grote technische activiteiten te wachten staan en wat de toekomstige
onderhoudsbehoefte is. Daarbij kunnen direct andere urgente thema's
worden meegenomen zoals de kwaliteit van het binnenmilieu, verwar-
ming, ventilatie en energieverbruik. Door alle technische en gebruiks-
aspecten in een keer op te nemen, is het mogelijk om een integraal
verbeterplan te ontwikkelen. Energie-effici?ntie en een gezond binnen-
milieu zijn daarbij twee belangrijke kernthema's. Het gaat immers om de
optimale gebruikskwaliteit, zodat aan de primaire gebouwtaak ? het
faciliteren van goed onderwijs ? tegemoet wordt gekomen.
In de huidige praktijk wordt het onderhoud van schoolgebouwen vrij tradi-
tioneel aangepakt door middel van meerjarenplannen en budgettering op
basis van onderhoudsactiviteiten. Het ontbreekt vaak aan een langeter-
mijnvisie op duurzame instandhouding. Door de technische staat en de
gebouwfunctionaliteiten integraal te beschouwen, kan een strategie
worden gevormd over instandhouding, verbetering en verduurzaming van
het schoolgebouw. Daarbij dienen alle bouwkundige en installatietechni-
sche zaken als energieprestatie, binnenmilieu, asbest en veiligheidsaspec-
ten (huidig gas, water, elektra) te worden meegenomen. Ook financiering
van de verduurzaming en budgettaire kostenegalisatie horen daarbij.
In dit artikel ligt de nadruk op haalbare, toekomstbestendige (bij voor-
keur gasloze) concepten die worden gefinancierd uit de vermeden ener-
gielasten. Verder worden mogelijkheden en praktische routes beschre-
ven die gemeenten en schoolbesturen helpen om het instandhoudings-
vraagstuk te beheersen, plus daadwerkelijk verduurzamingstappen te
maken bij onderhoud en renovatie binnen de beperkte financi?le kaders.
1000 scholen verkeren in dermate
slechte staat dat sloop, nieuwbouw
of grondige renovatie noodzakelijk is
onderhoud scholen ontbeert langetermijnvisie28 nr 1 2015
Figuur 1. Een
logische strategie
voor verduurza-
ming zijn de drie
stappen van trias
energetica
bare onderhoudsbudgetten, weerhoudt of belemmert schoolbesturen
om onderhoud structureel in te zetten voor een betere, gezonde werk-
en leeromgeving. Echter houdt onderhoud gericht op slechts instand-
houding de bestaande problemen in stand rondom luchtkwaliteit en
hoog energieverbruik. Dit is onaanvaardbaar, temeer als het knaagt aan
de primaire functie van een schoolgebouw: goed onderwijs.
De overheveling van budgetten voor buitenonderhoud van gemeenten
naar scholen is dan ook een uitgelezen kans om een start te maken
met integrale kwaliteitsverbetering. Het volledige onderhoudsbudget ligt
nu immers in ??n hand. Echter, doordat de overdracht van gelden ook
gaat gepaard met een inperking van het overheidsbudget, zullen slimme
oplossingen op het gebied van techniek, financi?n en welzijn nodig zijn.
OVEREENSTEMMING OVER INHAALSLAGEN
Voordat de overdracht van het buitenonderhoud plaatsvindt, is het,
zoals gezegd, voor het schoolbestuur van belang om inzicht te krijgen
in de onderhoudstoestand van het vastgoed. Het is natuurlijk niet
gewenst dat gebouwen worden overgedragen met achterstallig onder-
houd. Het is redelijk om te verlangen dat de gebouwen in goede onder-
houdsstaat verkeren of dat er gereserveerde gelden voor onderhoud
beschikbaar zijn. Scholen en gemeenten zullen tot overeenstemming
moeten komen over eventuele inhaalslagen van de gebouwkwaliteit.
Inzicht in de uitgangssituatie is nodig om een juiste overdracht van de
onderhoudstaak tot stand te brengen. Zo geeft een NEN 2767-conditie-
meting objectief inzicht om bij een nulmeting de onderhoudsstaat van de
verschillende bouwelementen vast te leggen en af te zetten tegen de
vereiste overdrachtskwaliteit. Voor een compleet beeld horen hierbij
vanzelfsprekend ook de conditie van de binnenzijde en de gebouwin-
stallaties. Tegelijkertijd kunnen tijdens de gebouwinspecties binnenmilieu-
metingen worden verricht in de klaslokalen en kan de energieprestatie in
beeld worden gebracht. Allemaal elementen die in een later stadium
nodig zijn om te komen tot een integraal verduurzamingsplan.
ONDERWIJS- EN HUISVESTINGSVISIE
Het hebben van een onderwijsvisie is gemeengoed in de sector. Een
adequate vertaling van de onderwijsvisie naar geschikte huisvesting
ontbreekt echter vaak, zeker bij bestaande gebouwen. Dat is vreemd,
gezien de invloed van het complex op het onderwijs en de leerpresta-
ties. Schoolbesturen doen er daarom goed aan om een huisvestingsvi-
sie te integreren in het totaalbeleid van de school, zodat kwaliteit van
onderwijs, huisvesting en financi?n op elkaar aansluiten. Zo'n visie gaat
in op de huisvestingsbehoefte, instandhoudingstermijn, verhuur/functie-
menging, contract- en financieringsvormen en op kwaliteitscriteria voor
energiezuinigheid, luchtkwaliteit en duurzaamheid. Onderhouds- en
renovatiemaatregelen worden steeds getoetst of ze passen binnen de
visie met kwaliteitscriteria. Ook wordt gewaakt dat met de maatregelen
geen belemmeringen worden opgeworpen om het gewenste kwaliteits-
niveau op langere termijn te bereiken.
Het hebben van een huisvestingsvisie is ??n ding, het praktisch invullen
van zo'n visie vergt goed opdrachtgeverschap. Hiervoor is een groot aantal
competenties nodig. Schoolbesturen zullen zich daarom moeten gaan
bekwamen in strategische kennis over huisvesting, facilitair management
en duurzaamheid. Voor de uitvoering kan dan op deskundige wijze externe
capaciteit worden ingekocht. Gewaakt moet worden om op basis van de
oude aanpak nu al afspraken te maken met partijen. Het is belangrijk om
vanuit een integrale visie te werken, willen kansen kunnen worden benut.
VERDUURZAMINGSSTRATEGIE
Een beproefde en logische strategie om de verduurzaming handen en
voeten te geven, zijn de principes van de trias energetica. Deze strate-
gie wordt vaak toegepast voor het thema energie, maar is evengoed
bruikbaar voor andere duurzaamheidsthema's als water, luchtkwaliteit en
grondstoffenbenutting. Trias energetica bestaat uit drie stappen (fig. 1):
1. Reduceer de energievraag. Maatregelen in dit kader zijn onder
andere het isoleren van de bouwkundige schil (dak en gevels) en het
toepassen van een ventilatiesysteem met warmteterugwinning.
2. Wek de nog resterende energiebehoefte op duurzame wijze op. Dit
kan met zonnecellen, zonnecollectoren, bio-energieketels of warmte-
pompen met energieopslag in de bodem. Op deze wijze wordt geen
beslag gelegd op eindige fossiele bronnen.
3. Als fossiele energie per se nodig is, pas die dan met zo effici?nt
mogelijke technieken toe, bijvoorbeeld hr-ketels.
In principe wordt de trias energetica toegepast op ??n gebouw. Als er
sprake is van een cluster van gebouwen die bij elkaar liggen, is het
logisch om mogelijkheden te onderzoeken voor gezamenlijke opwek-
king van duurzame energie. Denk aan warmtekoudeopslag of bio-ener-
gie. De trias energetica wordt op strategisch niveau in de integrale huis-
vestingsvisie vastgelegd, inclusief de ambities en doelstellingen voor de
lange termijn. Bijvoorbeeld het uitfaseren van stap 3 ofwel het stapsge-
wijs toewerken naar een gasloos en energieneutraal gebouw.
VERBORGEN KASSTROMEN
Naast het normale onderhoudsbudget komen er ook verborgen
kasstromen beschikbaar uit vermeden energielasten; energiebesparing
levert geld op. Een besparingsambitie van 30 tot 40% is, zeker bij de
oudere gebouwen, in het algemeen meestal zeer goed haalbaar. Een
deel van deze besparingen kan worden aangewend voor de financiering
Een ESCo geeft gegarandeerde
prestaties tegen vaste, vooraf
overeengekomen vergoedingen
Schoolbesturen zullen zich moeten
gaan bekwamen in strategische
kennis over huisvesting, facilitair
management en duurzaamheid
onderhoud scholen ontbeert langetermijnvisie nr 1 2015 29
Studentencentrum Plexus van de Universiteit Leiden
van verduurzaming. Dit vraagt echter wel om investeringsruimte aan de
voorkant. Sommige schoolbesturen zullen over voldoende liquide
middelen beschikken om de verduurzaming van zijn complexen direct
zelf te kunnen financieren. Als er geen investeringsruimte is, zal er een
beroep moeten worden gedaan op externe financiering.
Energy Service Companies (ESCo's) kunnen hier uitkomst bieden.
ESCo's bieden, afhankelijk van de specifieke situatie, meestal volledige
energie- of verduurzamingsconcepten aan die worden gefinancierd met de
opbrengsten uit energiebesparingen. Het voordeel hiervan zit vooral in de
gegarandeerde prestaties tegen vaste, vooraf overeengekomen vergoe-
dingen. Op deze wijze zijn de variabele lasten voor energie beheersbaar
en is een klimatologisch prettige leer- en werkomgeving geborgd. Voor de
investeringen die nodig zijn, wordt vaak gebruikgemaakt van energie- en
klimaatfondsen. Deze financieringspartijen zetten voor verduurzamings-
doeleinden laagrentende leningen uit, waarbij vooral de kasstromen ? dus
de vaste vergoedingen van de eindgebruiker aan de ESCo ? dienen als
garantie op investeringen. ESCo's nemen als derde partij de volledige
investering aan de voorkant en de exploitatierisico's op zich.
Behalve dat de inschakeling van een ESCo een oplossing is bij het ontbre-
ken van voldoende liquide middelen, heeft het nog andere voordelen. Zo
kunnen aan de externe financiering ook prestatiecontracten worden gekop-
peld en kan de ESCo subsidies verwerven en fiscale regelingen benutten
waarop een school normaal gesproken geen aanspraak kan maken. Op
deze manier betaalt een duurzaam schoolgebouw zichzelf terug.
NOODZAAK QUICKWIN-MAATREGELEN
Financiering met een ESCo kan op verschillende niveaus: product,
installatie, gebouw of cluster van gebouwen. Het is belangrijk van tevo-
ren goed na te denken over de wijze van financieren. Wil de school
?berhaupt wel een externe financiering aangaan en zo ja, tot welk
niveau? Een ESCo op gebouwniveau is alleen mogelijk wanneer daarin
alle besparingsmogelijkheden kunnen worden opgenomen. Quickwin-
maatregelen als energiezuinige verlichting zijn nodig om de duurdere
maatregelen te kunnen bekostigen. Het is belangrijk om dit te beseffen
voordat wordt ingegaan op de financiering van ??n afzonderlijke maatre-
gel, hoe interessant het aanbod op zichzelf ook is.
Een stap verder dan alleen het energiethema, is het verhogen van de
gebruikswaarde en de bezettingsgraad, door maatregelen waarmee
`Een beter milieu begint bij jezelf'
krijgt bij verduurzaming van scholen
een extra dimensie
meervoudig gebruik mogelijk wordt gemaakt en (huur)inkomsten zijn te
genereren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het gebruik van een lokaal
door een wijkvereniging, muziek- of hobbyclubs. Ook dit soort
gebruiksopties moeten in de integrale huisvestingsvisie worden opge-
nomen. Voor de technische instandhouding moeten ze worden vertaald
naar een duurzaam meerjarenonderhoudsplan.
MARSROUTE VOLGEN
Als wordt besloten dat de overheveling van de budgetten voor buiten-
onderhoud van gemeenten naar scholen aanleiding vormt voor verduur-
zaming, is het zaak vanaf het eerste initiatief een goed geplande mars-
route te volgen. Daarnaast en nog voordat er sprake is van enige vorm
van verbetering of energiebesparing, is het sterk aan te bevelen om
direct te starten met het meten van de technische gebouw- en instal-
latiekwaliteit en de dagelijkse energiestromen. Deze verzamelde data
vormen later de basis voor een goede onderhoudsstrategie en planvor-
ming. Verzamel op voorhand ook kennis over integrale verduurzaming
en verken de diverse financieringsmogelijkheden. Een energiescan kan
bovendien direct de nodige quick wins in kaart brengen, die tegen zeer
geringe investeringskosten meteen geld opleveren.
De verschillende stappen in de marsroute zijn:
Ontwikkel visie, strategie en beleid over schoolhuisvesting en onder-
houd, als onderdeel van de integrale onderwijsvisie;
Laat zo spoedig mogelijk een technische kwaliteitstoets (NEN 2767)
uitvoeren. Meten is nog altijd weten. Het is een onmisbare objec-
tieve vaststelling van de onderhoudstoestand van de schoolgebou-
wen en is nodig om met gemeenten tot een vergelijk te komen, als
het gaat om eventueel achterstallig onderhoud of gereserveerde
gelden voor onderhoud. Hieronder vallen conditiemetingen, energie-
prestatie en binnenmilieuonderzoek;
Stel zowel voor de korte (1 tot 5 jaar) als voor de lange termijn (25
jaar) een integraal onderhouds- en verduurzamingsplan op, inclusief
globale kostenramingen. Doe dit in samenwerking met een gebouw-
verduurzamingsexpert en op basis van de huidige en de gewenste
situatie. Stem de kostenraming af op beschikbare budgetten en
financieringsmogelijkheden;
Laat marktpartijen kennis en innovatie inbrengen over onderhoud,
energieprestatie en verduurzaming door aan te besteden op basis
van kwalitatieve prestaties;
Combineer de uitvoering van onderhoud en de genomen energie-
maatregelen met onderwijsprogramma's over klimaatproblematiek,
energiebesparing en duurzame energie; en
Zorg voor exploitatie van de energievoorziening en monitoring van
prestaties door middel van slimme bemetering. Vanuit de gemonitorde
data kan vervolgens het energieverbruik worden geoptimaliseerd of
kunnen verdergaande besparingsmogelijkheden worden gesignaleerd.
Het oude gezegde `Een beter milieu begint bij jezelf', krijgt bij de
verduurzaming van scholen een extra dimensie. Energie- en milieugere-
lateerde maatregelen worden bij voorkeur gekoppeld aan educatieve
programma's, zodat de jeugd duurzaamheid als vanzelfsprekend
ervaart.
Reacties