Onze gebouwde omgeving wordt voortdurend aangepast aan de veranderende behoeften van gebruikers en bewoners. Heeft het bij zo’n aanpassing uit het oogpunt van milieuprestaties de voorkeur om te renoveren, of kunnen we een bestaand gebouw maar beter meteen slopen en iets nieuws bouwen? Dit artikel geeft daarin inzicht. Het is ook de inleiding op een serie projectdocumentaires, die de komende tijd in bouwIQ zullen worden gepubliceerd.
Nieuw bouwen of
renoveren?
24 c Ecokosten doorgerekend
Klimaatverandering en zeespiegelstijging staan momenteel volop in de be-
langstelling. Dat de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen daar een
bijdrage aan levert wordt ondertussen alom als een feit geaccepteerd. Ook
is bekend dat de bouw voor een aanzienlijk deel van de uitstoot verant-
woordelijk is. Om nog maar te zwijgen over de gebouwenvoorraad, die ten
gevolge van onderhoudsmaatregelen en vooral ten gevolge van verwar-
ming en koeling met behulp van fossiele brandstoffen, jaarlijks enorme
hoeveelheden CO2-uitstoot en andere emissies veroorzaakt.
De TU Delft is al langer bezig met onderzoek naar de milieueffecten van
bouwen en gebouwen. In dat kader is onderzocht, hoe de milieubelasting
van gebouwen op een eenvoudige manier kan worden gekwantificeerd,
zodat bij de voorbereiding van bouwprojecten de milieugevolgen van ver-
schillende planalternatieven al met elkaar kunnen worden vergeleken [ De
Jonge 2005].
Keuze
Bij bouwplannen, die uitgaan van een bestaand gebouw ? en dat is tegen-
woordig bij verreweg de meeste projecten het geval ? is een belangrijke
vraag: gaan we renoveren of gaan we slopen en nieuw bouwen?
Met nieuwbouw zijn (in theorie) gebouwen met betere energieprestaties te
realiseren dan met renovatie. Met nieuwbouw kun je bijvoorbeeld een ge-
bouw optimaal op de zon ori?nteren, zodat je maximaal profijt hebt van
passieve zonne-energie. Daar staat tegenover dat het materiaalgebruik bij
nieuwbouw in het algemeen een zwaardere last legt op het milieu dan bij
renovatie. Belangrijk voor de keuze tussen nieuw bouwen of renoveren is
dus de vraag: hoe verhoudt zich de milieubelasting van de bouw of reno-
vatie met die van onderhoud en energieconsumptie tijdens de gebruiksfase
van een gebouw?
Ecokosten
Om een antwoord te kunnen geven op deze en dergelijke vragen is de
milieubelasting uitgedrukt in ecokosten. Zoals ieder product, draagt een
bouwproject en het daaruit resulterende gebouw in meer of mindere mate
bij aan de vervuiling van het milieu en de uitputting van grondstoffen. De
ecokosten van een product zijn de kosten van technische maatregelen die
deze vervuiling en uitputting tegengaan tot een niveau dat voldoende is om
de samenleving duurzaam te maken. Het gaat hierbij om maatregelen, die
op dit moment technisch mogelijk zijn, tegen de kosten die daarvoor op dit
moment gemaakt moeten worden.
Als je verschillende producten met elkaar wilt vergelijken ten aanzien van
hun milieulast, kun je dat doen door de ecokosten af te zetten tegen de
Ecokosten doorgerekend
cNieuw bouwen of renoveren?
Onze gebouwde omgeving wordt voortdurend aangepast
aan de veranderende behoeften van gebruikers en
bewoners. Heeft het bij zo'n aanpassing uit het oogpunt
van milieuprestaties de voorkeur om te renoveren, of
kunnen we een bestaand gebouw maar beter meteen
slopen en iets nieuws bouwen? Dit artikel geeft daarin
inzicht. Het is ook de inleiding op een serie project
documentaires, die de komende tijd in bouwIQ zullen
worden gepubliceerd.
Gerenoveerde appartementen in Nijmegen die model gestaan hebben voor de
renovatie in het onderzoek naar levenscycluskosten.
Nieuw bouwen of
renoveren?
25 c Ecokosten doorgerekend
cDr. ir. Tim de Jonge
Tim de Jonge is direc
teur/eigenaar van bureau
Winket voor de bouw,
een adviesbureau voor
bouwkosten en bestek
ken en is daarnaast
werkzaam als docent
bouw en exploitatie
kosten aan de Faculteit
Bouwkunde van de TU
te Delft.
Info: www.winket.nl en
www.tudelft.nl
Tabel 1 laat zien, dat in de productiefase de EVR van nieuwbouw op een
duidelijk hoger niveau ligt dan de EVR van renovatie. Voor elke 1.000 euro
nieuwbouw zou 350 tot 450 euro uitgegeven moeten worden om de mi-
lieubelasting van de bouwactiviteiten te compenseren. Voor elke 1.000
euro renovatie is dat 150 tot 250 euro.
Levenscyclus
Hoe verhouden nieuwbouw en renovatie zich als we de hele levenscyclus
van gebouwen beschouwen en niet alleen de productiefase? Een voorlopig
antwoord op deze vraag is gevonden door in een renovatieproject verschil-
lende planalternatieven op basis van een zogenaamde LCC-benadering
met elkaar te vergelijken. LCC staat hier voor Life Cycle Costing. Bij deze
benadering worden de investeringen, de exploitatiekosten en de daaruit
voortvloeiende woonlasten van verschillende planalternatieven berekend.
Vervolgens zijn ook de daarbij behorende ecokosten vastgesteld. In tabel 2
worden de resultaten van die berekeningen weergegeven en toegelicht.
In het gepresenteerde voorbeeldproject is de EVR van nieuwbouw hoger
dan die van renovatie. Dat geldt niet alleen voor de investering. Ook de
EVR van de totale woonlasten is, ondanks een lager energiegebruik, bij
nieuwbouw beduidend hoger. De hoge milieulast in de productiefase wordt
kennelijk niet gecompenseerd door de lagere in de gebruiksfase.
Gezien de verschillen in het niveau van de EVR tussen de onderzochte
nieuwbouw- en renovatieprojecten in tabel 1, mag verwacht worden dat de
uitkomst van tabel 2 niet uniek is voor het onderzochte voorbeeld. Het zal
lang niet altijd mogelijk zijn problemen in de bestaande voorraad op te los-
waarde van die producten. Je kunt dat goed zichtbaar maken door pro-
ducten een verhoudingsgetal ecokosten/waarde te geven [Vogtl?nder
2001]. Zo'n verhoudingsgetal wordt (in het Engels) Eco-costs/Value Ratio
genoemd: afgekort EVR. Een lage EVR geeft aan dat een product geschikt
is voor gebruik in een toekomstige duurzame samenleving. Als in de toe-
komst producenten de kosten van de milieubelasting van hun producten
moeten betalen, is er voor producten met een hoge EVR geen markt
meer.
Productiefase
Milieueffecten van een gebouw kunnen worden onderscheiden in effecten
van de productie, effecten van het gebruik en effecten van de sloop en
recycling van het gebouw. Bij de berekening van de EVR kan dat onder-
scheid ook worden gemaakt.
In het onderzoek aan te TU Delft is voor 15 bouwprojecten de EVR in de
productiefase bepaald. Het gaat om twaalf woningbouwprojecten, waar-
van zeven nieuwbouw en vijf renovatie. Daarnaast is de bouw van twee
kantoren en een bedrijfshal in het onderzoek opgenomen. De resultaten op
het niveau van de bouwkosten, dus zonder de grondkosten, de waarde
van bestaande panden (bij renovatie) en zonder advieskosten, leges en
dergelijke, zijn weergegeven in tabel 1.
Bij werkelijk uitgevoerde (nieuw)bouw- of renovatieprojecten wordt de
ecokosten/waarde verhouding, de EVR, gegeven door het quoti?nt van
ecokosten en bouwkosten. Bij uitgevoerde projecten mag je er namelijk
van uitgaan dat de bouwkosten praktisch gelijk zijn aan de waarde van het
resulterende bouwwerk. Als de waarde en de kosten van een project niet
met elkaar overeenkomen, komt het project immers niet tot stand.
Soort project Object
m2 BVO per
woning (gebouw)
Bouwkosten per m2
BVO (01-01-2006)
EVR in % van
bouwkosten
nieuwbouw bedrijfshal 775 m2 775 615 50
nieuwbouw kantoor 775 m2 772 1.010 35
nieuwbouw kantoor 400 m2 398 1.015 40
nieuwbouw vrijstaande woning klassiek 430 1.015 40
nieuwbouw vrijstaande woning modern 174 1.590 35
nieuwbouw 29 stadwoningen klein 135 695 45
nieuwbouw 15 stadwoningen groot 171 840 45
nieuwbouw 16 serrewoningen geschakeld 193 840 45
nieuwbouw 18 appartementen 89 940 40
nieuwbouw 37 appartementen + parking 87 740 40
renovatie schil 46 eengezinswoningen 150 210 20
renovatie binnen 54 eengezinswoningen 168 90 15
renovatie + lift 24 portieketage flats 107 505 25
renovatie + lift 24 appartementen torenflat 90 395 25
herdifferentiatie + lift 31 appartementen torenflat 127 695 25
Tabel 1: Bruto vloeroppervlakte (NEN 2580), bouwkosten (exclusief BTW) en EVR van 15 bouwprojecten. Bron: de Jonge 2005,
ge?ndexeerd naar prijspeil 112006
Nieuw bouwen of
renoveren?
26 c Ecokosten doorgerekend
Toelichting
1 In het onderzochte project konden met nieuwbouw door een andere verkaveling
meer woningen gerealiseerd worden dan met renovatie. Per woning is daardoor bij
nieuwbouw het aandeel kosten van grond en (bestaande) opstallen lager. Aan de
enkele aanwezigheid van grond en opstallen worden geen ecokosten toegerekend.
2 Bij nieuwbouw worden sloopkosten en bouwkosten, zoals gebruikelijk, afzonderlijk
opgevoerd. Bij renovatie zijn sloopkosten onderdeel van de bouwkosten.
3 Per nieuwbouw-appartement is 23 m2 parkeergarage in de gebruiksoppervlakte
(GBO) opgenomen. De woningen zelf zijn dus iets kleiner dan de met renovatie
verkregen appartementen (102 - 23 = 79 m2 versus 83 m2). De bouwkosten en
ecokosten van beide planalternatieven zijn bepaald op basis van de kosten van
werkelijk uitgevoerde referentieprojecten.
4 Bijkomende kosten bestaan vooral uit kantoorwerk (adviseurs, ambtenaren etc.).
Dat soort werk heeft een EVR van ongeveer 14%. Met behulp van die EVR zijn de
aan het project toe te rekenen ecokosten bepaald.
5 De totale investering wordt bepaald door optelling van alle kosten. Dat geldt zowel
voor de traditioneel economische kosten als voor de ecokosten. De EVR wordt
berekend als het quoti?nt van ecokosten en traditioneel economische kosten.
6 De contante waarde (CW) van de huur is berekend door de investering te vermeer-
deren met de CW van de exploitatiekosten en te verminderen met de CW van de
restwaarde van het pand aan het eind van de exploitatieperiode. De zo berekende
huur is dus een kostprijs-huur en zou voor de renovatie ca. 700 per maand be-
dragen, voor de nieuwbouw ca. 800.
7 De noodzakelijke maatregelen ter compensatie van de milieubelasting, de ecokos-
ten, van de investering moeten opgebracht worden uit de exploitatie van de wonin-
gen. De exploitatie zelf ? d.i. het onderhoud en beheer van de woningen ? brengt
ook kosten en ecokosten met zich mee.
8 Van een investering in vastgoed wordt een deel verantwoord door de restwaarde
aan het eind van de geplande exploitatieperiode. Die restwaarde wordt gerealiseerd
door verkoop of door het overblijvende casco (na verbouwing) opnieuw in exploitatie
te nemen. Ook de ecokosten (milieueffecten) kunnen voor een deel verantwoord
worden door het overblijvende casco aan het eind van de exploitatieperiode. De
ecokosten (van de investering plus die van de exploitatieactiviteiten) zijn daarom
naar rato van de traditioneel economische bedragen toegerekend aan de
huur(opbrengsten) en de restwaarde.
9 Bij een sluitende balans is de CW van het exploitatiesaldo uiteraard gelijk aan de
investering. Dat geldt zowel voor de traditioneel economische balans als voor de
ecokosten-balans. De EVR van het exploitatiesaldo is dus gelijk aan de EVR van de
investering.
10 De woonlasten zijn in dit voorbeeld benaderd vanuit het perspectief van een huurder
die de kostprijshuur betaalt. De effecten van een commerci?le marge op de huur of
van een huurtoeslag zijn (vooralsnog) buiten beschouwing gelaten. Voor situaties
met koopwoningen kunnen uiteraard vergelijkbare opstellingen gemaakt worden.
11 Naast de huur is het energiegebruik voor verwarming (en soms koeling) de belang-
rijkste kostenpost in de woonlasten. Belastingen en verzekeringen worden hier even
buiten beschouwing gelaten. De milieulast van (fossiele) energie is hoog. Dat wordt
weerspiegeld in de ecokosten. Het geraamde energiegebruik blijkt bij de nieuw-
bouw wat lager uit te komen dan bij de renovatie.
12 De woonlasten, berekend als de som van huur en energiekosten, blijken voor de
nieuwbouw per saldo iets hoger uit te pakken. Niet alleen op investeringsniveau
maar ook op woonlastenniveau blijkt (in dit voorbeeld) nieuwbouw een duidelijk
hogere EVR te hebben dan renovatie.
appartement 83 m2 GBO appartement 102 m2 GBO
Trad.kosten Ecokosten EVR Trad.kosten Ecokosten EVR
Balans investering/exploitatie
1 Grond + opstallen 41.200 - 0 33.400 - 0
2 Sloopkosten - - 0 6.750 2.365 35
3 Bouwkosten 103.700 25.925 25 129.325 51.730 40
4 Bijkomende kosten 15.555 2.180 14 19.400 2.715 14
5 Totaal investering 160.455 28.105 18 188.875 56.810 30
6 CW huur (30 jaar) 163.950 32.320 20 190.705 58.700 31
7 CW exploitatiekosten 28.610- 7.155- 25 31.400- 5.960 20
8 CW restwaarde 25.115 2.940 12 29.570 7.850- 25
9 CW exploitatiesaldo 160.455 28.105 18 188.875 56.810 30
Woonlasten
10 CW huur (30 jaar) 163.950 32.320 20 190.705 58.700 31
11 CW energiegebruik 26.900 42.500 158 21.320 33.685 158
12 CW woonlasten 190.850 74.820 39 212.025 92.385 44
Tabel 2: Twee planalternatieven voor de
aanpak van een 40 jaar oud
appartementengebouw: ingrijpende
renovatie of vervangende nieuwbouw.
De balans van de investering en (de
contante waarde van) de exploitatie; en
(de contante waarde van) de
woonlasten. Op basis van gegevens
van De Jonge 2005, ge?ndexeerd naar
prijspeil 112006.
Nieuw bouwen of
renoveren?
27 c Ecokosten doorgerekend
Referenties:
x De Jonge, T.: "Cost effectiveness of sustainable
housing investments", Delft (DUP-SUA) 2005
x Vogtl?nder, J.: "The model of the Eco-costs/Value
Ratio", Delft (DUP) 2001
sen met renovatie. Nieuwbouw moet, in die gevallen, maar het zal niet
eenvoudig zijn met nieuwbouw een lagere milieubelasting te realiseren dan
met renovatie. Zeker niet als bij renovatie, zoals in het onderzochte voor-
beeld, de nodige aandacht aan goede warmte-isolatie besteed wordt.
Onrustbarend
Overigens kan de milieubelasting van wonen op grond van de gevonden
resultaten onrustbarend hoog genoemd worden. Een voorzichtige schat-
ting van de woonlasten van `de gemiddelde Nederlander' zou uitkomen op
ongeveer 250 euro per maand. Als we de milieubezwaren van het wonen,
zoals dat er nu uitziet in Nederland, volledig zouden willen compenseren,
zou elke Nederlander ? bij een gemiddelde EVR van 40 procent ? daaraan
per maand 100 euro moeten bijdragen. Tel voor de overige gebouwen daar
nog eens zo'n bedrag bij op en vergelijk dat eens met een gangbare ziek-
tekostenpremie...
Zeker, de definitie van de ecokosten maakt dat het wetenschappelijk niet
verantwoord is op deze manier de totale milieulast van gebouwen te bepa-
len. Die zal beslist een stuk lager uitkomen. Om op projectniveau een goed
sturingsinstrument te hebben zijn ecokosten namelijk gedefinieerd als de
kosten van de laatste en duurste preventiemaatregelen die nodig zijn om
een duurzame situatie te bereiken in een bepaalde regio. Bij een bereke-
ning van de totale milieulast mag men niet alleen die duurste preventie-
maatregelen aan de gebouwenvoorraad toerekenen. Aan de andere kant
moeten we aannemen dat ten gevolge van de slechte energieprestaties
van de bestaande voorraad de EVR gemiddeld een stuk hoger zal zijn dan
40 procent. In ieder geval laat de exercitie zien, dat de omvang van de
milieuproblematiek van gebouwen zo groot is, dat we er absoluut niet aan
voorbij kunnen gaan.
LCC en EVR
Om de bouwwereld van de nodige informatie op dit terrein te voorzien, zal
in het komende jaar in bouwIQ en andere vakbladen aandacht besteed
worden aan de presentatie van LCC- en EVR-gegevens van gerealiseerde
bouwprojecten. De bedoeling daarvan is (in betrekkelijk korte tijd) een refe-
rentiekader op te bouwen, waarmee beslissers in nieuwbouw- en renova-
tieprojecten op verschillende niveaus in de besluitvorming de milieueffecten
van de plannen in hun overwegingen kunnen betrekken. Het gepresen-
teerde renovatieproject op de volgende pagina's is voorzien van dergelijke
LCC- en EVR-gegevens. Omdat kostengegevens in bouwprojecten nooit
op zichzelf staan, maar onderdeel uitmaken van een groter geheel van
gebouwen en hun gebruikers/bewoners, zullen de bouwprojecten telkens
gepresenteerd worden met een interview van ??n van de betrokken pro-
fessionals (doorgaans de architect). b
Nieuwbouw appartementen in Venray die model
gestaan hebben voor de nieuwbouw in het onderzoek
naar levenscycluskosten.
Reacties