Zijn er verschillen tussen de Nederlandse en de Belgische bouwsector als het gaat om het energetisch renoveren van de bestaande voorraad? Of zijn er ook overeenkomsten in uitdagingen, knelpunten en oplossingen? Daar komen we achter door bouwpartijen uit beide landen samen aan één tafel te zetten en het erover te hebben.
1
Nederland versus Belgi?:
de renovatieopgave
06-06-2013
Zijn er verschillen tussen de Nederlandse en de Belgische bouwsector als het
gaat om het energetisch renoveren van de bestaande voorraad? Of zijn er ook
overeenkomsten in uitdagingen, knelpunten en oplossingen? Daar komen we
achter door bouwpartijen uit beide landen samen aan ??n tafel te zetten en het
erover te hebben.
Tekst Tosca Vissers
Kalkzandsteenproducent Xella
organiseerde in mei dit jaar een
rondetafelgesprek met
vertegenwoordigers van Belgische
en Nederlandse bouwpartijen, die
zich veelal richten op de renovatie
van bestaande gebouwen. De
deelnemers werd gevraagd welke
ontwikkelingen zij signaleren bij
energetische renovatie en welk
effect deze zullen hebben op de
bouwbranche. De discussie vond
plaats in een fysiek zeer
inspirerende locatie: het Centrum
voor Duurzaam Bouwen in
Heusden-Zolder in Vlaams Limburg. Op die plek werd zo'n 20 jaar geleden de laatste
steenkool uit de schachten gewonnen. Verschillende bestaande gebouwen, die ooit de
De deelnemers:
Edwin de Ceukelaire, PPS-manager Infrastructuur bij GO, Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.
Voor het gemeenschappelijk onderwijs bezit de Vlaamse overheid 5 miljoen m
2
schoolgebouwen.
Paul Steskens, technisch wetenschappelijk medewerker Vlaams onderzoeksinstituut voor de bouw
WTCB. Deze organisatie vertegenwoordigt ook de Belgische aannemers.
Gerton Starink, projectleider Nederlands ingenieursbureau Nieman Raadgevende Adviseurs
Wim Hazeu, bestuurder corporatie Wonen Limburg en lid van dagelijks bestuur Aedes
Jos Cox, CEO Xella Noordwest-Europa
Rob van der Leij, algemeen directeur Nederlands bouwbedrijf Van der Leij Bouwbedrijven
Bj?rn Mallants, directeur Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen, koepelorganisatie van
sociale huisvestingsmaatschappij in Belgi?
Eric Cloes, hoofdredacteur Vlaamse vakblad Ik ga Bouwen & Renoveren
Tosca Vissers, freelance journalist Nederlandse bouwvakbladen
2
lucratieve kolenmijnindustrie weerspiegelden, hebben de status van Belgisch industrieel
erfgoed gekregen. Ze worden nu gerenoveerd of getransformeerd.
Budgettair gebonden
In zowel Nederland als Belgi? liggen veel mogelijkheden om bestaande gebouwen
energetisch te renoveren. Kennis is volop aanwezig. Toch gooit de crisis vaak roet in het
eten en zijn organisaties budgettair aan handen en voeten gebonden om effici?nte
renovatiemaatregelen door te voeren. De vraag is dus in hoeverre en op welke manier
voorgenomen ambities en afgesproken doelstellingen worden gerealiseerd. Gerton Starink,
raadgevend ingenieur bij technisch adviesbureau Nieman in Utrecht, legt uit dat vanuit zijn
werkveld gezien renoveren gelijk staat aan de energetische aanpak van een gebouw.
"Woningcorporaties in Nederland proberen steeds opnieuw het wiel uit te vinden door op
zeer ambitieuze manier aan te besteden met soft selectie-achtige principes. Ze willen
immers het beste voor de klant", denkt hij. En daar liggen volgens hem talrijke uitdagingen in
energieneutrale en energienotaloze doelstellingen. "Maar corporaties vergeten regelmatig
om concrete afspraken te maken over hoe ze die doelstellingen willen realiseren."
Bj?rn Mallants legt uit dat in Belgi? de sociale huisvesting een relatief kleine sector is,
vergeleken met die van Nederland. Volgens de directeur van de Vereniging van Vlaamse
Huisvestingsmaatschappijen omvat deze sector in Belgi? 90 maatschappijen die slechts 6
procent van alle woningen beheren. De gemiddelde huurprijs is 270 euro per maand. "De
Vlaamse overheid heeft ons twee grote doelstellingen voorgelegd voor 2020", legt hij uit. "We
moeten jaarlijks 37.000 nieuwe huurwoningen bijbouwen, circa 30 procent van het volledige
patrimonium. Voor
bestaande woningen geldt
dat ze op energetisch vlak
fors verbeterd worden. Zoals
dubbel glas, dakisolatie en
cv. De helft van de
woningen, 140.000 stuks,
voldoen hier nog niet aan.
Hiervoor is 3 miljard euro
nodig en dat bedrag hebben
wij niet. Voordeel is wel dat
de meeste woningen, vooral
appartementencomplexen,
bij elkaar staan, zodat we
aan totaalrenovatie kunnen
doen."
Bewonersbeleving
Bij onze zuiderburen is renovatie een snel groeiende markt die sterk stuurt op emotie,
volgens Eric Cloes, hoofdredacteur van Ik ga Bouwen & Renoveren. "In Belgi? is het de
traditie dat woningen in bezit blijven van een familie. Je ziet wel vaker dat jonge mensen met
weinig geld een huis kopen dat nog opgeknapt moet worden. Dat is altijd goedkoper dan
bouwgrond kopen en een nieuwe woning bouwen." Rob van der Leij, directeur van
3
bouwbedrijf Van der Leij uit Amsterdam, stelt vast dat in de Randstad meer vraag is naar
woningen dan aanbod. "Het maakt bewoners eigenlijk niet zo veel uit welk label hun woning
heeft. Ze vinden een geschikte locatie met goede faciliteiten in de buurt veel belangrijker",
denkt hij. Van der Leij vindt dat een aannemer zich moet onderscheiden in de aanpak van
renovatie, door deels op grote schaal complexen te verbeteren en de bewoner voor een deel
mee te laten beslissen. "Dat roept veel minder weerstand op. Een aannemer kan een
opdrachtgever prima adviseren over hoe met bewoners gecommuniceerd kan worden over
het belang van energetische maatregelen", zegt Van der Leij. Paul Steskens, wetenschapper
bij WTCB, de Belgische variant van TNO, onderschrijft dat emotie een belangrijke factor is.
"Renovatie staat op ??n lijn met de sensibilisering van de bewoners. In hun beleving gaat
renovatie over een nieuwe keuken of badkamer en niet over de voordelen van dubbel glas
en schilisolatie. Op academisch niveau weten we perfect hoe we moeten renoveren, maar
die kennis ontbreekt vaak in de bouwpraktijk. We zullen dus een weg moeten vinden om die
kennis ge?mplementeerd, en de renovatie gefinancierd te krijgen", stelt hij.
Forse opgave
Volgens freelance journalist
Tosca Vissers is het intere
ssant om te onderzoeken hoe
woningcorporaties hun
voorraad op peil kunnen
houden, ondanks allerlei
politieke maatregelen zoals
verhuurdersheffingen.
"Bezuinigingen dwingen
corporaties kosten te
besparen, terwijl ze een
enorme renovatieopgave
hebben", stelt Vissers vast.
"Er ontstaan nieuwe
samenwerkingsverbanden zoals ketenintegratie en co-makership. Daarbij spelen aannemers
en bouwtoeleverende bedrijven een sterk adviserende rol naar opdrachtgevers toe, om
renovatieprojecten uit te voeren en te financieren." "In Belgi? verkeren veel scholen in zeer
slechte staat en in Nederland is dat niet veel beter", haakt Edwin de Ceukelaire in. Hij is
PPS-manager Infrastructuur bij GO, dat de schoolgebouwen beheert en onderhoudt waarvan
de Vlaamse overheid eigenaar is. "Voor onderhoud ontvangen wij jaarlijks 50 miljoen euro,
maar om de schoolgebouwen te renoveren, hebben we eigenlijk 120 miljoen euro nodig. We
bekijken dus per dag waaraan we het geld kunnen besteden." Hij ziet wel mogelijkheden in
derdepartijfinanciering. "Op het gebied van renovatie is voor ons de grootste uitdaging om de
onderwijsgebouwen niet meer te beschouwen als een object, maar ze eerder te zien in de
context van de bebouwde omgeving, toegespitst op de vraag naar onderwijs in dat gebied.
Het heeft geen zin een perfect milieuverantwoord en duurzaam gebouw te ontwikkelen dat
alleen per auto te bereiken is", volgens De Ceukelaire.
"Er is groeiende aandacht voor renovatie. Niet alleen vanwege de economische conjunctuur,
maar ook door demografische ontwikkelingen," constateert Wim Hazeu, lid van het
dagelijkse bestuur van Aedes en bestuurder van corporatie Wonen Limburg. Volgens hem
ligt de socialewoningsector in Nederland behoorlijk onder vuur en hij merkt dat, als gevolg
van krimp in Nederlands Limburg, een overschot aan woningen ontstaat. Wonen Limburg,
4
dat circa 25.000 woningen in bezit heeft, moet zo'n 5000 woningen uit de voorraad halen
omdat ze niet meer voldoen. Een trend die ook in andere delen van Nederland is ingezet.
Vanuit die opties is naar idee van Hazeu nieuwbouw alleen haalbaar als vervanging van
heel slechte woningen of als er om een totaal nieuw product wordt gevraagd, zoals voor
woonzorgcombinaties. "Daarin ligt landelijk sowieso een forse opgave. Wonen Limburg is in
2011 gestart om de opvolgende 15 jaar 9000 woningen te verbeteren naar een hoger
energielabel. Maar ik denk dat snelle technologische ontwikkelingen huidige toepassingen
zullen achterhalen. De toekomst ligt eerder in energieloze nota's dan in het halen van
energielabel B", is Hazeu's overtuiging.
Budgetafhankelijk
Is renoveren goedkoper dan nieuwbouw? Hoofdredacteur Cloes denkt dat dit zeker niet het
geval is. "Goed renoveren met de juiste maatregelen in een bestaand gebouw is altijd
duurder dan nieuwbouw, ook al geldt een btw-tarief van 6 procent voor renovatie en 21
procent voor nieuwbouw. Dat verschil van 15 procent is niet voldoende om een oud gebouw
te verbeteren tot nieuwbouwniveau. Renovatie is sterk afhankelijk van het beschikbare
budget, waarbij een beperkt budget vaak betekent dat weinig geld aan woningverbetering
wordt besteed. Hiermee houd je de voorraad oude en slechte woningen in stand", legt Cloes
uit. "Betaalbare nieuwbouw presteert beter op energetisch vlak, dus is nieuwbouw altijd
goedkoper dan een gebouw renoveren", reageert Mallants. "In Belgi? is geen sprake van
krimp, zoals in Nederland. We hebben dus meer ruimte voor nieuwbouw."
Volgens Vissers levert een goed
gerenoveerd en ge?soleerd huis
uiteindelijk meer energiebesparing op
dan een slecht ge?soleerd huis. Gezien
de opgave die er nog ligt, zijn daar nog
forse winsten te boeken, stelt zij. Daar
is Hazeu het mee eens. "Energetische
opwaardering van een woning,
gekoppeld aan een renovatie, leidt
weliswaar tot huurverhoging. Maar per
saldo is een huurder goedkoper uit
omdat de woonlasten meer dalen dan
dat de huur stijgt. Huurders snappen
ook steeds beter dat als ze niets doen,
hun energierekening zal stijgen", zegt
hij.
Emotiebeleving
Zoals al eerder in deze discussie naar voren is gekomen, blijkt bij de keuze voor renovatie of
nieuwbouw emotiebeleving minstens zo zwaar mee te wegen als het financi?le aspect. "In
Belgi? ligt een groot potentieel om per stad bestaande woningen aan te pakken in trajecten
van 20 jaar, waarmee we stapsgewijs het energiepeil af laten nemen", vertelt Steskens.
"Subsidies dragen bij om bepaalde maatregelen doorgevoerd te krijgen, zoals
spouwmuurisolatie of dakisolatie. Hiermee krijg je een klant gemakkelijker mee dan dat hij
5
het volledig zelf moet financieren." De Ceukelaire is ervan overtuigd dat schoolgebouwen net
iets minder last hebben van `emotie', dan gebouwen of wijken die een bepaalde
architectonische waarde vertegenwoordigen of onderdeel uitmaken van het culturele
erfgoed. "Daarom zijn bij scholen energetische maatregelen misschien eerder door te
voeren. Keerzijde is wel dat er ook veel echt oude, slechte schoolgebouwen nodig
opgeknapt moeten worden", licht hij toe. Volgens Cloes is emotiebeleving alleen te
doorbreken met de portemonnee. "Op het moment dat energie drie keer zo duur wordt, zal
iedereen energetische maatregelen willen treffen", verwacht hij. Hazeu meent dat de aanpak
voor particulier bezit, zoals Steskens omschrijft, zeker werkt. "In de sociale woningbouw zijn
niettemin forse kosten te besparen, door grootschalige complexen met veel dezelfde
woningen tegelijk te renoveren. Zeker als we de ambities voor 2020 willen halen. En dat
emoties meespelen blijkt wel uit het feit dat bij prijsvorming van de woning het energielabel
steeds zwaarder meeweegt", zegt Hazeu. Jos Cox, CEO van Xella Noordwest-Europa, denkt
dat renovatie een structureel onderdeel van bouwen wordt. "Recente cijfers wijzen uit dat
renovatie sterker is gegroeid dan nieuwbouw. De vergrijzing, verdichting van bevolking en
schaarste van betaalbare particuliere en huurwoningen, hebben daar zeker invloed op
gehad. Er is gewoon geen plaats voor nieuwbouw, dus er zal hoe dan ook veel meer
gerenoveerd worden dan nieuw gebouwd", is zijn verwachting.
Vindingrijke oplossingen
De renovatieopgave in beide
landen is aanzienlijk, zo veel
is duidelijk. Maar de vragen
daarbij zijn op welk vlak de
grootste opgave ligt plus
welke verbeterpunten zijn te
noemen. "Bij kantoren ligt
een enorm grote opgave om
te transformeren. Hiervoor
worden vindingrijke oplos-
singen bedacht en ook
toegepast", antwoordt
Starink. "De minste leeg-
stand zie je bij gebouwen
die energetisch het beste
presteren. Energetisch opwaarderen kan een oplossing zijn om leegstand te voorkomen. Bij
scholen is het nog heel weinig toegepast, terwijl daar minstens zo'n grote opgave ligt, zeker
op het gebied van comfort. Liever stopt men geld in leermiddelen dan in het gebouw, of
worden twee scholen samengevoegd waarbij een nieuwe vestiging wordt gebouwd." De
Ceukelaire legt uit dat in Belgi? het budget voor leermiddelen niet aangewend mag worden
voor onderhoud aan het gebouw. Voor kantoren heeft de Vlaamse overheid zich conform de
Europese richtlijn ge?ngageerd om jaarlijks 3 procent van de bestaande gebouwen
energieneutraal te maken. Dit is inclusief overheidsgebouwen, dus ook scholen van het
gemeenschappelijk onderwijs. "Die 3 procent is veel te weinig en we krijgen ook geen
eurocent meer voor renovatie. Een voortrekkersrol willen we best spelen, maar we moeten er
ook de middelen voor krijgen", vindt De Ceukelaire.
6
Betere manieren
Van der Leij merkt op dat opdrachtgevers soms geen idee hebben hoe ze de middelen het
best kunnen inzetten. "Dat heeft vaak met verantwoordelijkheid te maken. Een
gebouweigenaar zou eigenlijk verplicht moeten zijn om na te gaan op welke manier hij het
beste energie kan besparen met zijn gebouw", oppert hij. "Bij een school kan dat naschoolse
opvang zijn of de school kan andere functies bieden", zegt Hazeu, die daarmee aangeeft dat
je ook kunt bedenken hoe een gebouw effectiever gebruikt kan worden. Mallants denkt dat
het in Belgi? een probleem is dat de toepassing van energetische maatregelen niet
doorberekend mag worden in de huurprijs. "De huurder verdient dubbel: geen hogere huur
en toch een lagere energierekening. Dat moet anders, want het stimuleert zo een verhuurder
niet om energetische maatregelen door te voeren; hij verdient ze niet terug", weet hij.
Maar als een gebouw op alle fronten nog perfect functioneert, moet het ook snel en
eenvoudig een andere bestemming kunnen krijgen, doet Cloes de suggestie. Van kantoor
naar appartementencomplex bijvoorbeeld. Hij vindt dat hiervoor een eenduidig
transformatiebeleid opgesteld moet worden dat uitgaat van de functies die het gebouw nog
steeds te bieden heeft. "Er zou veel meer synergie moeten zijn tussen beslissers in de
utiliteits-, zorg-, scholen- en woningbouw als het gaat om herstructurering. Daarbij werkt
overregulering vaak remmend om creatief met herbestemming van het gebouw aan de slag
te gaan", aldus Cloes. Van der Leij vult aan dat leegstand meestal waardevermindering
inhoudt. "In een leeg gebouw wordt niets ge?nvesteerd. Totdat een nieuwe eindgebruiker
zich aanmeldt en toekomst ziet in het gebouw. Dan is een eigenaar of belegger wel bereid
om het te transformeren naar een andere functie. In de Randstad gebeurt dat steeds vaker."
Steskens vindt dit soort transformatieprojecten prachtige projecten. "Nadeel is dat het vaak
voorbeeldprojecten zijn waarin een aannemer heeft ge?nvesteerd om kennis en ervaring op
te bouwen. Het lukt dan niet om dezelfde renovatie op een ander gebouw uit te voeren, met
andere bouwpartijen. En dat is nu precies het probleem in de renovatiemarkt. Er is
onvoldoende expertise om seriematig gebouwen te renoveren", besluit Steskens.
Reacties