Goede ventilatie is noodzakelijk voor een gezond binnenmilieu. Het Bouwbesluit stelt daarom eisen aan de capaciteit van de luchtverversing.Hoewel de overheid de laatste jaren veel doet aan voorlichting is het onjuiste gebruik van ventilatievoorzieningen één van de grootste oorzaken van klachten over het binnenmilieu. Niettemin worden ventilatievoorzieningen ook regelmatig verkeerd ontworpen. Over de capaciteit van de ventilatievoorzieningen bestaan heel verkeerde ideeën bij ontwerpers en toetsers, met name in de woningbouw. Over de knelpunten die hierbij in de praktijk optreden gaat dit artikel.
Knelpunten bij
woningventilatie
26 c Artikel
4
De toevoer en afvoer van lucht vindt afhankelijk van het gekozen systeem
natuurlijk of mechanisch plaats. De meest toegepaste systemen in Neder-
land zijn:
x natuurlijke toevoer en mechanische afvoer;
x gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning, waarbij mechanisch
lucht wordt toe- en afgevoerd naar de ruimte
Beide systemen hebben allerlei innovatieve varianten waarop in dit artikel
niet nader kan worden ingegaan.
Afvoer
De afvoer van lucht levert over het algemeen de minste problemen op. In
meer dan 90 procent van de gevallen geschiedt die via mechanische afzui-
ging. De uitvoering is echter vaak zodanig dat de vooraf beoogde afvoer-
stromen niet worden gerealiseerd. Voor de afvoer uit verblijfsgebieden geldt
dat die via zogenaamde overstroomvoorzieningen naar andere ruimten
mag plaatsvinden. Er mogen echter niet meer dan twee overstroomvoor-
zieningen zijn voordat de afvoer naar buiten plaatsvindt. De afvoer uit natte
ruimten moet rechtstreeks naar buiten. De capaciteitseisen van het Bouw-
besluit luiden (zie ook de kadertekst Capaciteitseisen):
x 21 dm3/s uit de verblijfsruimte met opstelplaats voor kooktoestel (keu-
ken);
x 14 dm3/s uit badruimte;
x 7 dm3/s uit toiletruimte.
De totale mechanische afvoer moet in sommige gevallen groter zijn omdat
volgens het Bouwbesluit het grootste verblijfsgebied de grootte van de
totale afvoer van de woning bepaalt. Dit in tegenstelling tot de GIW/ISSO
richtlijn waar op volstrekt onduidelijke gronden de afvoer gelijk moet zijn
aan de som van de toevoeren.
Toevoer
Bij natuurlijke toevoeren ligt de zaak iets gecompliceerder. De capaciteit
wordt in de woningbouw bepaald bij een drukverschil van 1 Pa. Deze
waarde is gebaseerd op een windsnelheid van 2 m/s en een temperatuur-
verschil tussen binnen en buiten van 10 ?C. De ventilatietoevoer mag be-
halve via roosters ook via klapramen, draai(kiep)ramen en dubbele schui-
vende ramen geschieden. Voor alle componenten gelden echter ook de
zogenaamde inrichtingseisen. Deze hebben betrekking
op het comfort, de regelbaarheid, de richting van de
stroming, de plaats van de voorziening en de luchtkwa-
liteit. De inrichtingseisen worden in de praktijk vaak ver-
keerd ge?nterpreteerd en toegepast.
Met name aan de comforteis kunnen ventilatieopenin-
gen die gelegen zijn onder de 1,8 m boven vloerniveau
niet voldoen. De comforteis in het Bouwbesluit geeft aan
dat de ventilatietoevoer niet tot een hogere luchtsnelheid
mag leiden dan 0,2 m/s. In de bepalingsmethode die
daarvoor geldt, staan voorwaarden waaronder die snel-
heid niet mag worden overschreden. Het voert te ver om
Verdiepingsreeks Toolkit Duurzame Woningbouw
cKnelpunten bij woningventilatie
Goede ventilatie is noodzakelijk voor een gezond
binnenmilieu. Het Bouwbesluit stelt daarom eisen aan
de capaciteit van de luchtverversing. Hoewel de
overheid de laatste jaren veel doet aan voorlichting is
het onjuiste gebruik van ventilatievoorzieningen ??n
van de grootste oorzaken van klachten over het
binnenmilieu. Niettemin worden ventilatievoor
zieningen ook regelmatig verkeerd ontworpen. Over de
capaciteit van de ventilatievoorzieningen bestaan heel
verkeerde idee?n bij ontwerpers en toetsers, met name
in de woningbouw. Over de knelpunten die hierbij in de
praktijk optreden gaat dit artikel.
Toolkit Duurzame Woningbouw
De tweede editie van de Toolkit Duurzame Woningbouw (uitgeverij
?neas) is geschreven door Pieter Hameetman, Frans de Haas en Ad van
der Aa. Deze uitgave wordt gezien als een `levend' document dat perio-
diek zal worden bijgesteld op basis van nieuwe inzichten. In de Toolkit
kunnen niet alle aspecten tot in detail worden behandeld. Daarom worden
specifieke thema's verder uitgediept in een zogenaamde verdiepings-
reeks. Dit artikel is het vierde in deze serie. Op www.toolkitonline.nl vindt
u aanvullende informatie over de Toolkit en de bestelgegevens.
Capaciteitseisen
De capaciteitseisen in het Bouwbesluit komen grofweg neer op het volgende. De
capaciteit voor nieuwbouw moet 0,9 dm3/s zijn per m2 vloeroppervlakte van het
verblijfsgebied en voor bestaande bouw 0,7 dm3/s per m2 verblijfsoppervlakte. De
ventilatie van elke verblijfsruimte in een woning is altijd tenminste 7 dm3/s.
Daarnaast zijn er een aantal artikelen die in vrij juridische taal zijn omschreven. Bo-
vendien is er een zeer sterke samenhang met de normen waarin de bepalingsmetho-
den staan (NEN 1087 en NEN 8087). In de NPR 1088 staan voorbeelden van ventila-
tievoorzieningen in woningen. De toepassing van de Nederlandse normen met vooral
bepalingsmethoden kan niet los worden gezien van de eisen in het Bouwbesluit.
Knelpunten bij
woningventilatie
27 c Artikel
slaapkamers gang
woonkamer/keuken
afvoer afvoer
toevoer
toevoer max 50%
toevoer
cW.F. de Gids
Wil de Gids is werkzaam als senior
onderzoeker bij TNO Bouw en Onder-
grond. Info: www.tno.nl.
een ander verblijfsgebied. In bovenstaande figuur wordt een voorbeeld ge-
geven van een mogelijke overstroom vanuit de woonruimte naar de slaap-
kamer. De minimale capaciteit van de toe- en afvoer van beide verblijfs-
ruimtes wordt bepaald door de vloeroppervlaktes. De slaapkamer, die 50
procent van de lucht uit de woonruimte keuken krijgt, moet dus ook een
afvoer hebben die gelijk is aan de vereiste capaciteit voor die ruimte. Er zijn
echter weinig woningen die slaapkamers hebben met een afvoer die recht-
streeks naar buiten leidt. De 50-procentregel kan dus praktisch alleen wor-
den toegepast voor de verblijfruimte met de opstelplaats voor het kooktoe-
stel. Daar moet immers altijd tenminste 21 dm3/s rechtstreeks naar buiten
worden afgevoerd. Overigens kan dat wel betekenen dat de afvoer sterker
moet zijn. De afvoer moet immers gelijk zijn aan de vloeroppervlakte van
het verblijfsgebied maal 0,9 dm3/s. Bij woonkamer/keuken combinaties die
groter zijn dan 21/0,9 dus ongeveer 23 m2, moet de afvoer al groter zijn
dan 21 dm3/s. b
hier op deze details in te gaan, maar de eis kan getoetst worden met een
meting in een klimaatkamer en die meting is vrij kostbaar.
Draairamen en draaikiepramen vallen vrijwel altijd af als luchttoevoer. Zij
hebben immers meestal openingen die onder de 1,8 m zijn gelegen. Ook
de regelbaarheid van deze voorzieningen voldoet vaak niet aan de eisen.
Dubbelschuivende ramen zijn tot nu toe de enige bekende uitzondering op
de 1,8-meter-regel. Bij dubbelschuivende ramen kan de lucht bij stroming
tussen de twee ramen namelijk zodanig opwarmen dat wel aan de comfort
eisen wordt voldaan terwijl de ventilatieopening toch onder de 1,8 m is
gelegen.
Als het over de richting van de stroming gaat, moet een natuurlijke toevoer
inderdaad lucht kunnen toevoeren. Dat is geregeld via de eis dat de com-
ponent zich moet bevinden in een uitwendige scheidingsconstructie (gevel
of dak) die minder dan 45? van de verticaal afwijkt. De meeste gevels vol-
doen hieraan, maar een probleempunt blijven de ventilatieopeningen in
draairamen van hellende daken. Als het hellende dak niet meer dan 45?
helt, dan kan een rooster of raam in dit dakvlak volgens de regelgeving niet
als toevoer dienen voor een verblijfsgebied.
50-procentregel
Verreweg de meeste problemen ontstaan echter bij de toepassing van de
zogenaamde 50-procentregel. Deze luidt dat de toevoer naar een verblijfs-
gebied tenminste voor 50 procent van buiten afkomstig moet zijn en dus
altijd maximaal 50 procent van binnen mag komen.
Een toelichting: In een slaapkamer is men doorgaans alleen `s nacht aan-
wezig terwijl men overdag meer in de woonkamer zal verblijven. Omdat
een persoon niet tegelijkertijd in de slaapkamer en woonkamer aanwezig
kan zijn mag men dus, indien dat fysisch mogelijk is, lucht vanuit het ene
verblijfsgebied laten overstromen (eventueel via een verkeersruimte) naar
Voorbeeld:
Een verblijfsgebied met opstelplaats voor
een kooktoestel heeft een oppervlakte van
van 40 m2. Er is overstroom vanuit de
slaapkamers naar dit verblijfsgebied. De
afvoer voor dit verblijfsgebied, rechtstreeks
naar buiten, moet dan bedragen:
40 x 0,9 = 36 dm3/s.
Reacties