Het wonen verandert. Thuiswerken is geen uitzondering meer maar regel geworden. Verzorgingshuizen worden gesloten en mensen dienen langer thuis te blijven wonen. Om die zelfstandigheid te kunnen behouden en het thuiswerken mogelijk te maken, zullen in de toekomst in nieuwe en bestaande woningen structurele aanpassingen moeten plaatsvinden. We moeten onze (verzorgings)huizen herbeschouwen.
programma20 nr 4 2014
programma
inspelen op de
toekomstige wooneisen
Het wonen verandert. Thuis-
werken is geen uitzondering
meer maar regel geworden.
Verzorgingshuizen worden
gesloten en mensen dienen
langer thuis te blijven
wonen. Om die zelfstandig-
heid te kunnen behouden en
het thuiswerken mogelijk te
maken, zullen in de
toekomst in nieuwe en
bestaande woningen struc-
turele aanpassingen moeten
plaatsvinden. We moeten
onze (verzorgings)huizen
herbeschouwen.
tekst en beeld martin liebregts
programma nr 4 2014 21
DE HUIDIGE BEPERKINGEN
Duizenden jaren lang was de combinatie van wonen, werken en zorgen
een vanzelfsprekendheid. De industrialisatie heeft ervoor gezorgd dat
er een scheiding ontstond tussen wonen en werken, die door de
woningbouw van de afgelopen eeuw als uitgangspunt is genomen.
Vanaf de tweede helft twintigste eeuw werd ook op stedenbouwkundig
niveau een rigoureuze scheiding aangebracht tussen de functies.
Werken aan huis werd een grote uitzondering, winkels werden samen-
gevoegd tot strips of centra en bejaardenwoningen werden geleidelijk
vervangen door aanleunwoningen bij grote verzorgingshuizen. Zo had
alles netjes zijn eigen `ruimtelijke' plaats in de samenleving. Al wat de
afgelopen vijftig jaar is gebouwd, is gerealiseerd binnen de kaders van
deze opvatting. En nu in de eenentwintigste eeuw de kaders geleidelijk
worden gewijzigd, ontstaan er problemen.
Vanaf medio jaren zestig zijn in Nederland massaal verzorgingshuizen
gerealiseerd1
(fig. 1). Op het hoogtepunt, rond 1985, woonden er bijna
140.000 bewoners in bejaardenoorden zoals die destijds werden
genoemd. Dit ligt op dit moment ruim beneden de 100.000 bewoners2
.
De afname heeft niets te maken met de inkrimping van de doelgroep.
Integendeel, het aandeel 80-plussers is alleen maar toegenomen. De
afname heeft vooral te maken met een veranderende maatschappelijke
visie op zorg, wonen en besteding van maatschappelijke middelen. De
lijfspreuk is `langer zelfstandig wonen en zorg op maat'. Dit betekent
dat bewoners de zorg in hun eigen ? al of niet aangepaste ? woonom-
geving gaan ontvangen, deels ondersteund met mantelzorg.
De huidige woningvoorraad is slechts op bescheiden wijze voor de
nieuwe omstandigheden uitgerust. Het niveau van draaicirkels en beper-
ken van drempels wordt nauwelijks overschreden. Verzorgingshuizen
kunnen wel geleidelijk verdwijnen, maar het nieuwe antwoord op de zorg-
vraag in bestaande woningen en woonomgeving is nog niet gegeven.
Zeker niet als `op maat' de leidraad is met een passende huisvesting.
RUIMTE VOOR WERKEN
Het gezin, bestaande uit vader, moeder en twee kinderen met ??n kost-
winner, is iets van het verleden. Huishoudelijke apparaten hebben
massaal hun intrede gedaan in de woning. Vooral na 1970 is hiervoor
ruimte aangebracht. En nu doet zich een nieuw verschijnsel voor: het
thuiswerken. Steeds meer mensen gebruiken hun woning ook ??n of
meerdere dagen per week als werkplek3
. Maar de ontwikkeling op dit
terrein is pas begonnen. Op dit moment werkt circa 40 tot 50% van de
werkzame beroepsbevolking ??n of meerdere dagen thuis. De omvang
is weliswaar nog bescheiden, maar groeit almaar, mede onder invloed
van het Nieuwe Werken. Ook hiervoor moeten op termijn in de woning
passende ruimten dan wel voorzieningen aanwezig zijn.
De `oude' gezinswoning met de bijbehorende gezinnen, is niet meer de
dominante huisvestingsvorm. Het aandeel van een- en tweepersoons-
huishoudens vormt inmiddels circa twee derde van alle huishoudens.
Tegelijkertijd zien we dat zorg en wonen ook in woningen een plaats
moet krijgen. Hoe realiseren we met elkaar oplossingen in de aanpas-
sing van bestaande en nieuwbouw, waarbij de eendimensionale benade-
ring tot het verleden behoort en er meer aandacht komt voor ruimte om
te wonen, zorgen en werken?
HET WONEN VAN OUDEREN
Zoals voor alle woningen geldt, is ook de woninggrootte van senioren-
woningen toegenomen, vooral als het gaat om zelfstandig wonen. Dit
wil echter nog niet zeggen dat de woningen die de afgelopen tien jaar
zijn gebouwd, ook geschikt zijn voor langer zelfstandig wonen. Ze
vormen niet per se een alternatief voor verzorgingshuizen, waar zorg in
wezen altijd aanwezig was en is en die beschikken over allerlei hulpmid-
delen en voorzieningen om de zorg passend te maken. De woningen en
vooral de woningtypen verdienen een kritische beschouwing. Dit
beperkt zich niet tot de vierkante meter.
Figuur 1. Vanaf midden
jaren zestig zijn in Neder-
land massaal verzorgings-
huizen gerealiseerd, met
een hoogtepunt rond 1985.
1 In 1963 komt de Wet op de Bejaardenoorden. Het gevolg is dat vanaf 1965 een explosieve
groei van verzorgingshuizen ontstaat. In de periode 1965-1975 wordt bijna 40% van alle
verzorgingshuizen gerealiseerd.
2 Het aantal inwoners van verzorgingshuizen laat in de afgelopen decennia een grote veran-
dering zien. 1965: ruim 70.000, 1985: circa 140.000, 2005: minder dan 100.000.
3 Een derde van alle werknemers werkt ongeveer ??n dag per week thuis, volgens promotie-
onderzoek naar het Nieuwe Werken van D. Possenriede. In Nederland bestaat de werk-
zame beroepsbevolking uit 7,1 miljoen mensen. Tegelijkertijd zijn er bijna 1 miljoen zzp'ers.
Als we deze twee cijfers bij elkaar optellen, werkt 40 tot 50% ??n of meerdere dagen thuis.
programma22 nr 4 2014
In de afgelopen vijftig jaar is de woonoppervlakte voor alle ruimten van
een seniorenwoning structureel toegenomen, in het bijzonder voor
woonkamer (comfort) en slaapkamer(s) (ruimte voor zorg)4
(fig. 2). Juist
voor bewoners die moeilijk ter been zijn en meer afhankelijk zijn van het
bed, moet de slaapkamer voldoende bewegingsruimte bieden.
De kracht van verzorgingshuizen is dat naast passende zorg, ook aller-
lei gemeenschappelijke voorzieningen aanwezig zijn. Die ondersteunen
het wonen, bijvoorbeeld door een ontmoetingsruimte, paramedische
voorzieningen, voorzieningen voor persoonlijke verzorging en winkels.
Hierdoor was het mogelijk diverse faciliteiten die het wonen ondersteu-
nen, gemakkelijk bereikbaar te maken. Hoewel de kamer of wooneen-
heid relatief klein is (circa 25 tot 40 m2
bvo), ligt de gemiddelde opper-
vlakte met 74 m2
bvo per plaats5
op zo'n 80% van de huidige senioren-
woning. Het ruimtebeslag is dus nog altijd beperkter dan de zelfstan-
dige woning (die niet over de faciliteiten beschikt).
Om zelfstandig te kunnen blijven wonen, zullen in de toekomst in
nieuwe en bestaande woningen structurele aanpassingen moeten
plaatsvinden. Die ruimte en ruimtelijkheid is niet alleen interessant voor
bewoners met zorg, maar eigenlijk voor iedereen. Door meer te denken
in ruimte en ruimtelijkheid en minder in vertrekken en hokken, kunnen
woningen aantrekkelijk worden.
DE AANPASSING VAN DE VOORRAAD
Nu het gebruik van verzorgingshuizen afneemt, het totaal aantal plaat-
sen is gezakt tot beneden de 100.000 en de komende jaren nog verder
zal dalen, is het van belang te bekijken wat we ermee kunnen. Dit
gezien de veranderende maatschappelijke omstandigheden en eisen
ten aanzien van wonen en zorg6
(fig. 3 en 4). In principe zijn er drie
benaderingen te overwegen bij herbeschouwing van verzorgingshuizen:
Figuur 2. De afgelopen
vijftig jaar is de woonop-
pervlakte voor alle ruimten
van een seniorenwoning
structureel toegenomen.
4 Drie voorbeelden van bejaardenwoningen/aanleunwoningen/seniorenwoningen uit opeenvolgende bouwperioden:
1950 1970-1975 2000
1. Woonkamer
2. Keuken
3. Slaapkamer 1
4. Slaapkamer 2 (berging)
5. Douche/toilet
13,30 m2
19,30 m2
6,00 m2
9,20 m2
4,00 m2
3,10 m2
17,90 m2
23,50 m2
5,60 m2
13,50 m2
4,80 m2
2,83 m2
26,70 m2
7,60 m2
13,80 m2
5,50 m2
3,50 m2
Woonoppervlakte (1, 2, 3, 4)
woning
32,50 m2
(100)
41,80 m2
(129)
53,6 m2
(165)
Bruto-vloeroppervlakte
van de woning
52,00 m2
(100)
60,00 m2
(115)
77,00 m2
(148)
Bvo gebouwniveau -- ~85,00 m2
~95,00 m2
5 De bvo per plaats in een verzorgingshuis bedraagt 74 m2
. Voor een verpleeghuis geldt als norm 66 m2
en
bedraagt de gemiddelde bvo 57 m2
per plaats. De individuele kamers van een verzorgingshuis hebben een bvo
van circa 25 tot 40 m2
.
6 Bij verzorgingshuizen gaat het in totaal om ruim 7 miljoen m2
bvo. Als hiervan de helft op een termijn van tien jaar
vrijkomt, ligt er een grote herontwikkelingsopgave. De huidige gemiddelde boekwaarde per plaats bedraagt
37.000.
7 `Essay, de toekomst van de woningvoorraad', Liebregts, M., Uitgeverij ?neas, Boxtel, 2014.
programma nr 4 2014 23
Aanpassen aan de nieuwe functionele eisen (dus meer ruimte per
plaats). Dit leidt tot een reductie van het aantal plaatsen met circa
25%;
Het ombouwen van het verzorgingshuis tot zelfstandige wooneen-
heden;
Het geven van een andere bestemming. De oude eenheden van een
verzorgingshuis komen qua afmeting, inrichting en uitrusting overeen
met de huidige studentenunits. In die zin is te overwegen om ze een
andere huisvestingsbestemming te geven (de vraag roerend maken).
De kansen voor aanpassing van de bestaande woningvoorraad liggen
vooral bij doorzonwoningen en galerijwoningen van na 1965. Deze
woningtypen hebben een structuur die zich gemakkelijk passend laat
maken aan de veranderende eisen ten aanzien van ruimtelijkheid en
bieden dus mogelijkheden voor zorg op maat7
. Ook bieden ze kansen
voor de combinatie wonen-werken (bijvoorbeeld de zolder).
Bij de doorzonwoning leent de smalle beuk zich voor een volledige
herschikking van de ruimte, zowel boven als beneden (fig. 5). Entree,
trap, badruimte en de verbinding boven-beneden (vide tot en met de
zolderverdieping) kunnen een nieuwe invulling krijgen. De galerijwoning,
die veelal ook uit twee beuken bestaat, laat ook herschikking van de
ruimte toe. Zo ontstaat een geschikte woning voor wonen, zorgen en
eventueel werken. Met minder kamers, maar met meer ruimte (fig. 6).
STRUCTURELE VERANDERING IN DE VRAAG
De komende jaren zal door veranderingen in de huishoudenstypen en
de bijbehorende leefstijl ? door de noodzaak van langer zelfstandig
wonen en de verschuiving in de verhouding tussen woonplek en werk-
ruimte ? de woningplattegrond moeten kunnen worden aangepast.
Naast beeld en comfort zal ruimte steeds hoger op de agenda komen
te staan, om aan de veranderende wooneisen tegemoet te komen. Met
uitsluitend de aanpak van de schil en keuken, douche en toilet, zijn we
er niet. Het risico is zelfs groot dat nieuwe oplossingen een extra
beperking geven voor de toekomst. Dit gebeurt indien de huidige reno-
vatieaanpak geen rekening houdt met het thema wonen, zorgen en
werken.
Figuur 3 en 4. Volgens het concept Futura Woning
worden levensloopbestendige eengezinswoningen
energieneutraal gerealiseerd. De plattegronden
worden zodanig ingedeeld dat er in de toekomst
een volwaardige lift kan worden geplaatst, zonder
de ruimtelijke kwaliteit aan te tasten.
Figuur 5. De smalle
beuk in de doorzon-
woning leent zich
voor een volledige
herschikking van de
ruimte.
Figuur 6. Bij herinde-
ling van een galerijflat
ontstaat een
geschikte woning
voor wonen, zorgen
en eventueel werken.
Reacties