Er moet sprake zijn van enige afstand om ontwikkelingen en gebeurtenissen te begrijpen. Dat geldt ook voor de stedenbouwkundige, architectonische en volkshuisvestelijke ontwikkelingen uit het verleden. Je was erbij, maar pas bij een terugblik wordt een beetje van de essentie duidelijk en kunnen (ideologische) vooroordelen terzijde geschoven worden. Dit speelt zeker voor wat betreft de beschouwing over de woningbouw uit de jaren zeventig en deels tachtig.
renda special 2012/1 programma44
Er moet sprake zijn van
enige afstand om ontwikke-
lingen en gebeurtenissen te
begrijpen. Dat geldt ook
voor de stedenbouwkun-
dige, architectonische en
volkshuisvestelijke ontwik-
kelingen uit het verleden. Je
was erbij, maar pas bij een
terugblik wordt een beetje
van de essentie duidelijk en
kunnen (ideologische) voor-
oordelen terzijde geschoven
worden. Dit speelt zeker
voor wat betreft de
beschouwing over de
woningbouw uit de jaren
zeventig en deels tachtig.
in het teken van
gemoedelijkheid
tekst martin liebregts
foto's roel simons
programma
ZoEktocht naar knushEiD
Ondanks alle maatschappijkritiek was het toch een periode die te type-
ren is als een zoektocht naar knusheid en gemoedelijkheid in de kleu-
ren bruin en oranje. Het was deze periode dat de zogenoemde bloem-
koolwijken hun vorm kregen, in de golf van nieuwe uitbreidingswijken.
Misschien is de zitkuil ? waarbij een deel van de woonkamer lager
wordt gesitueerd om als gemeenschappelijke leefplek het ideaal van
`samen' uit te drukken ? wel het woord dat bij uitstek de periode
typeert.
Al deze gedachten hebben ertoe bijgedragen dat de fysieke ruimte die
ons omringt en in die periode ontstaat, deze invulling ofwel karakter
heeft gekregen. Het beeld bestaat uit kronkelige straten met vaak
bergingen aan de straatzijde, en het groen is verzameld aan de achter-
zijde van de verscholen rijtjeswoning, al of niet met een doorlopend
dakvlak. Nu, ruim dertig jaar later, is het moment aangebroken om de
Het was een megabreuk tussen de sixties en de seventies. Niets was
meer goed. Licht, lucht en ruimte hadden geleid tot grootschaligheid,
beton en maakbaarheid van bovenaf. Het moest structureel anders en
het individu moest een dominante plaats krijgen. Zoeken was gericht
op geborgenheid, knusheid en kindvriendelijkheid. Tevens was het de
periode dat bewonersorganisaties op grote schaal ontstonden. De
emancipatie van onderaf kreeg voor het eerst in de geschiedenis van
het wonen betekenis. Zonder grote bewegingen of voormannen en
-vrouwen begon de verovering van de woonomgeving door de
burgers. Naast de uiteenlopende bewonersorganisaties ontstond er
ook verzet tegen de traditionele bestuurscultuur (regenten). De kraak-
beweging is hier een van de voorbeelden van, waarbij eigendom niet
vanzelfsprekend zeggenschap inhoudt. Het was een turbulente peri-
ode met de eerste grote milieugolf, waarin deze fysieke omgeving zijn
vorm kreeg.
renda special 2012/1programma 45
kwaliteiten opnieuw te beschouwen en tegen het licht te houden.
Om het gevoel met deze wijken te vertalen naar voorbeelden, krijgen
de volgende onderwerpen aandacht:
Stedenbouw en de vraag om naar binnen gerichte woonerven;
Dakvorm als dominant architectonisch verschijnsel;
Berging als voorkant, keuken als binnenkomst.
Tot slot wordt gepoogd om de aanwezige kansen voor eigenheid en
eigentijds wonen te benoemen.
naar binnEn gErichtE woonErvEn
Het verbaast je elke keer als je wat nauwkeuriger kijkt naar de
gebouwde omgeving die ons omringt: de tijdsgeest is volop te proe-
ven, of we nu een vooroorlogse wijk, een jarenzestigwijk of de
`knusse' wijken uit de tweede helft van de jaren zeventig en begin
jaren tachtig bekijken. Wat opvalt, is dat in al die perioden mensen met
al hun kunnen gepoogd hebben een passend antwoord te geven voor
de korte en lange termijn. In de praktijk wordt er pas gekeken naar de
projecten als er problemen zijn en dan zie je dat de actuele problemen
de aanwezige kwaliteiten volledig overschaduwen. Dergelijke situaties
hebben we met alle bouwperioden meegemaakt. In de jaren zeventig
was er geen oog voor de waarde van het tuindorp of de tuinstad. Het
was gedateerd. Nu worden deze dorpen of steden bijna met monu-
mentenhandschoenen benaderd. Hetzelfde lot overkwamen de jaren-
vijftig- en jarenzestigwijk. Niet de intrinsieke waarden werden herkend,
maar problemen domineerden het denken. Iets wat je nu ziet gebeuren
met de bouw uit de jaren zeventig en tachtig.
Parkeren op eigen terrein
In de jaren zeventig is vooral in de koopsector sprake van relatief
grote percelen. Gemiddeld bedragen deze zelfs 200 m2
, terwijl in de
voorafgaande perioden de grootte niet veel meer was dan 150 m2
.
Tegelijkertijd neemt het parkeren op eigen terrein een hoge vlucht.
Globaal zijn hierbij twee principeoplossingen toegepast: garage of
carport aan de voorzijde, of garages op het achterterrein. Ook aan de
achterzijde worden de woningen ontsloten. In tegenstelling tot de jaren
zestig wordt de oplossing voor parkeren zo dicht mogelijk bij de indivi-
duele woning gebracht. Het parkeren aan de voorzijde, al of niet
gecombineerd met garage en/of berging, leidt ertoe dat het wonen op
de achterzijde wordt gericht (het zogenoemde tuinkamerwonen).
In eerste instantie werd destijds in de opzet van de woonomgeving
gezocht naar hofjes die besloten waren, die 's avonds dienst deden als
parkeerruimte en die overdag ruimte boden voor spelen. Soms werd
de ruimte enigszins verdiept gelegd. De algemene opvatting was dat
iedereen die een auto bezat overdag werkte. Echter de werkelijkheid is
structureel veranderd, met als gevolg dat dergelijke hofjes bijna
continu een parkeerplaats vormen. Een van de redenen is dat garages
niet voor auto's, maar als berging gebruikt worden. Als dat zo is, is het
nodig om door inrichting de twee gebruiksopties opnieuw ruimte te
geven voor de dag en de nacht.
renda special 2012/1 programma46
De ontwikkeling die er later op volgde, was dat het parkeren opnieuw
naar de achterzijde werd gebracht. Nu niet zoals in de periode daar-
voor op een gemeenschappelijk terrein, maar juist zo priv? mogelijk.
Het resultaat was dat de straten ruimte konden bieden aan andere
functies. Door de introductie van de gebogen straten ? waardoor
beslotenheid toenam en het geheel een meer organische structuur
suggereerde ? werd de straat de buurthuiskamer voor overdag. Het
resultaat is dat de woonomgeving een grote mate van beslotenheid
kent. Er is zelfs sprake van intimiteit. Op zich is dit zijn intrinsieke
waarde. Maar ook hier geldt dat geleding en inrichting een eigentijdse
vertaling behoeven.
DakvormarchitEctuur
De verrassingen in de Nederlandse woningbouw zijn bescheiden. Het
is een mengsel van mode of trends, terugkerende versobering door de
beperking van de ruimte, en de overheersende uniformiteit door de
zich herhalende rijtjes. Het lijkt soms wel of er een model Ford wordt
gebouwd in afwisselende kleuren. In die zin is de tijdelijke knusheid
van de jaren zeventig een uitzondering in de naoorlogse geschiedenis.
De grote woningen en percelen, de verspringingen en de differentiatie
in combinatie met de toepassing van de grote dakvlakken, waren een
poging de traditionele rijtjeswoning te doorbreken. Vervolgens is de
draad van het rijtje weer opgepakt: minder ruimte, meer van hetzelfde.
hellende daken
De dakvorm van een eengezinswoning is een onderwerp dat sterk
verbonden is met de architectonische conjunctuur. De waan van de tijd
bepaalt de vorm. In de jaren zeventig en tachtig was het hellend dak,
en dan vooral het zadeldak, bijna dominant aanwezig. Circa 90 procent
van alle eengezinswoningen uit die periode is voorzien van een hellend
dak. De ommekeer kwam in de jaren negentig, toen het platte dak een
sterke rol is gaan spelen. Dit geldt zeker voor de Vinex-locaties. En
nu, met de opkomst van de retro-architectuur, wordt het dak opnieuw
gewaardeerd als architectonisch element en de ruimte eronder als
extra leefruimte. Voor woningen uit de jaren zeventig biedt deze
dakvorm diverse extra gebruiksmogelijkheden, waarbij een unieke
combinatie tussen ruimte, licht en energieopwekking gerealiseerd kan
worden.
smallere percelen
Was de gemiddelde woning in de jaren zestig en zeventig nog 6 m
breed, in de erop volgende decennia is dit structureel gewijzigd. In de
jaren tachtig is dit zelfs geleidelijk verkleind van gemiddeld 5,70 tot
5,40 m eind jaren tachtig. De plattegronden worden door de dominan-
tie van een beukmaat van 5,40 of 5,70 m nog uniformer. Op die manier
blijven er niet veel smaken over voor de plattegrond.
Voorbeelden van
plattegronden van
jarenzeventig- en
jarentachtigwoningen.
renda special 2012/1programma 47
bErging als voorkant
Net zoals de stedenbouw de visie van de maatschappij vertegenwoor-
digt ? denk aan de rol van de auto ?, weerspiegelen het uiterlijk en de
indeling van de woningen de visie over het wonen in een bepaalde
tijdsperiode. Zo onderscheiden de woningen uit de jaren zeventig zich
duidelijk van de woningen uit de jaren ervoor. De woningen uit deze
periode herkennen we allemaal wel, met de afgeschuinde hoeken,
kleine ramen en rode, gele of blauwe draaiende delen. Vanaf de jaren
zeventig maakt de doorzonwoning plaats voor een ander type platte-
grond. Deze smallere woningen leveren een andere indeling op. In het
kort zijn de volgende kenmerken te benoemen:
Beukmaat wordt smaller. Hadden we in de jaren zestig nog wonin-
gen met een beukmaat van 6 m; vanaf de jaren zeventig worden
woningen steeds smaller. De breedte varieert dan van 4 tot 6 m. In
de jaren zeventig wordt de oppervlakte van de begane grond klei-
ner. De reductie bedraagt gemiddeld 10 ? 20 procent.
Bruikbare zolder met vaste trap en dakkapellen. Het grootste deel
van de eengezinswoningen uit deze periode bestaat uit twee lagen
en een kap, waarbij deze kap bruikbaar is gemaakt door een vaste
trap en dakramen of -kapellen.
Grote badkamer met tweede toilet. Wat opvalt, is dat in de wonin-
gen vanaf de jaren zeventig ruimte is voor een tweede toilet in de
badkamer.
Variatie in locatie van de keuken. Mede doordat de woningen
steeds smaller worden, verplaatst de keuken van achter de hal,
zoals bij de doorzonwoningen, naar andere plaatsen op de begane
grond. Vanaf de jaren tachtig zien we de keuken in de meeste
gevallen aan de voorzijde van de woning.
Berging/garage/carport aan de voorzijde. Het straatbeeld van de
woningen wordt hierdoor bepaald.
Verspringingen. Er wordt veel gevarieerd in gevelrooilijnen. Kenmer-
kend is dat veel verspringingen in blokken voorkomen op steden-
bouwkundig niet belangrijke assen of kruispunten. Ook op woning-
niveau zijn veel aanbouwen te zien, in de vorm van een toegangshal
die buiten de woning is aangebracht, en erkers.
Architectuur is resultaat van de plattegrond. De architectuur van de
woningen is vrij traditioneel te noemen door het materiaalgebruik
(baksteen) en door de verticaliteit. Vooral bij de woningen van begin
jaren tachtig valt op dat het gevelbeeld steeds gevarieerder wordt
door de hoogte van de borstwering.
ruimtE voor vErbEtEring
De beeldkwaliteit verdient aandacht. De massaliteit van het dakvlak
kan bewuster als architectonisch gegeven benut worden. Kleine orna-
menten of textuuraanpassingen kunnen wonderen doen. De erfaf-
scheidingen kunnen opnieuw vormgegeven worden, zodat de uitstra-
ling van de totale buurt versterkt wordt. Ook energetisch is er nog
werk aan de winkel.
Energiesprong
Isolatievoorzieningen van de woning weerspiegelen de tijd. De woningen
van begin jaren zeventig bezitten een beperkt aantal isolatievoorzienin-
programma48
gen, terwijl de woningen uit eind jaren tachtig bijna volledig ge?soleerd
zijn. Verder is het van belang op te merken, dat woningen uit de jaren
zeventig gemiddeld ruim 15 procent groter zijn dan die uit de jaren tach-
tig. Dus de grootste woningen zijn in verhouding het minst ge?soleerd. In
het licht van de huidige eisen zijn alle woningen uit de genoemde peri-
ode beperkt ge?soleerd. Zo bezit circa een derde van al deze woningen
geen dubbelglas op de slaapverdieping. Een substanti?le verbetering
van dit deel van de voorraad is daarom zeer gewenst. De verbetering
vereist deels maatwerk, omdat in de afgelopen veertig jaar allerlei
onderdelen van de woningen op verschillende wijzen zijn aangepakt.
Het zal duidelijk zijn dat de betreffende woningen aan de ene kant een
grote gelijkenis hebben (gemetselde gevels, hellend pannendak,
kozijnopeningen), en aan de andere kant door de geschiedenis van
gebruik, beheer en de details in het ontwerp hun verschillen kennen.
De traditionele, complexgerichte aanpak, die in de sociale huursector
gangbaar was en is, is bij deze grote diversiteit niet altijd gewenst. Het
aanbod in de toekomst zal dan ook minder woninggericht, maar vooral
componentgericht moeten zijn; onder andere op dak, gevel, installaties
en intern (keuken, badkamer en toilet). Zeker in de particuliere sector
zal niet de woning als totaal ineens aangepakt worden. Allerlei variabe-
len bepalen het moment: gebruiksintensiteit, locatie (weer en wind),
doelgroep en leefstijl, beschikbare middelen et cetera. De kracht van
het `nieuwe' aanbod moet erin gelegen zijn om op deze diversiteit een
passend aanbod te leveren. Dat wil zeggen, een goede kosten-kwali-
teitsverhouding, ruimte voor maatwerk, individuele keuzen en beper-
king van overlast.
niEuwE kansEn
Het is dus niet louter treurnis als het om de wijken van de jaren zeven-
tig gaat. Juist het tegendeel is een feit. Als je het stof van het beheer
en de inrichting van de afgelopen dertig jaar afveegt, en iets meer
inzet op detail (voorzijde) en textuur (dak), dan ontstaat er een frisse
wereld. Van belang is dan dat de woonomgeving en erfafscheidingen
eigentijds worden ingevuld. Zo ontstaat er bijna automatisch variatie,
herkenbaarheid en duidelijkheid in de scheiding van openbaar en priv?.
En als dan ook nog het milieu een plaats krijgt op de agenda, dan zijn
we goed bezig.
Stempel van de
wijken Gender-
beemd en Achtste
Barrier in Eindhoven.
Reacties