Verduurzaming van de bestaande sociale woningbouw staat momenteel in het middelpunt van de belangstelling. Vooral de seriematige en energetisch slechte woningbouw uit de jaren zestig en zeventig is aan een flinke opwaardering toe. Extreme energiezuinigheid, betaalbaarheid, comfort en functionaliteit staan hierbij centraal.
1
Hoe financieren we de
verduurzamingsopgave?
27-2-2014
Verduurzaming van de bestaande sociale woningbouw staat momenteel in het
middelpunt van de belangstelling. Vooral de seriematige en energetisch
slechte woningbouw uit de jaren zestig en zeventig is aan een flinke
opwaardering toe. Extreme energiezuinigheid, betaalbaarheid, comfort en
functionaliteit staan hierbij centraal.
Tekst: Khing Go, manager Business Development, Innax gebouw & omgeving
Kadertekst Deventer: Anouk Bl?m-den Heijer, senior accountmanager Energiefonds Overijssel
Foto's: Rentree
2
De afgelopen jaren is door diverse (markt)partijen flink aan de weg getimmerd om deze
woningtypes via industri?le renovatieconcepten op te waarderen naar zogenoemde
energienotaloze woningen. In dit artikel wordt ingegaan op de financiering van
woningverduurzaming door energie- en klimaatfondsen. Ook wordt toegelicht wat voor
projecten in aanmerking komen voor financiering en hoe een investeringsaanvraag wordt
aangepakt.
Tussen ambitie en werkelijkheid
De noodzaak om te komen tot een duurzame en betaalbare woningvoorraad is evident, voor
zowel huurders als verhuurders. In het Convenant Energiebesparing Huursector, het
Koepelconvenant Energiebesparing gebouwde omgeving en het Energieakkoord voor
duurzame groei, zijn afspraken gemaakt over energieprestatiedoelstellingen voor de
woningbouw. Beschikbaarheid en prijsontwikkeling van energie, en daarmee de
betaalbaarheid en de verhuurbaarheid, staan onder grote druk. De ervaring leert dat er
technisch gezien meer dan voldoende mogelijkheden zijn om de hoge besparingsambities
waar te maken. Maar de corporatiesector verkeert momenteel in financieel zwaar weer,
waardoor de focus ligt op kostenbesparingen en afslanking van organisaties. De pressie om
energiebesparing en verduurzaming van de voorraad door te voeren, loopt echter ook hoog
op. Er zal flink moeten worden aangepakt om in ieder geval de doelstellingen voor 2020 te
kunnen halen. Zodoende ontstaat er een gigantisch spanningsveld tussen ambities,
werkelijkheid, speelruimte en investeringsmogelijkheden.
Gelukkig zien we dat
corporaties nog steeds de
nodige duurzaamheids-
ambities hebben en
vasthouden. Financiering
van verduurzamings-
projecten vormt echter nog
te vaak een belemmering
om daadwerkelijk door te
pakken. Het ontbreekt
veelal aan voldoende
middelen of mogelijk-
heden om net dat stukje
extra te kunnen doen en
dus echte toekomst-
bestendige renovaties uit
te voeren. Het blijft bij het
treffen van voor de hand
liggende energiebe-
sparende maatregelen,
waardoor er feitelijk een
lock in-situatie wordt gecre?erd die verdergaande verduurzamings-stappen blokkeert. Het
duurt immers weer een flink aantal jaren voordat de woningen weer aan grootonderhoud of
renovatie toe zijn. Dat is jammer, want het effect en de houdbaarheid van een minder
ambitieuze aanpak zijn relatief kort. Binnen een aantal jaren worden de gerealiseerde
besparingen teniet gedaan door de gestegen energielasten.
3
Energie- en klimaatfondsen
Om de renovatieopgave een impuls te geven, heeft de overheid via het Energieakkoord 400
miljoen subsidie beschikbaar gesteld voor energiebesparing in corporatiebezit. Daarnaast
worden ook op provinciaal niveau subsidieregelingen voor corporaties opengesteld en is
financi?le ondersteuning voor professionele woningverhuurders mogelijk via energie- en
klimaatfondsen.
Een van de belangrijkste barri?res bij de implementatie van grootschalige
energiebesparingsprojecten, duurzame energievoorzieningen en nieuwe technologie?n, is
het ontbreken van risicodragend kapitaal. Naar aanleiding hiervan hebben gemeenten en
provincies in 2013 een aantal belangrijke energie- en klimaatfondsen opgericht, gefinancierd
met een deel van de ruim 18 miljard aan aandelenverkoopopbrengsten van Nuon en
Essent. Deze fondsen richten zich in het bijzonder op verduurzaming van de gebouwde
omgeving, energievoorzieningen en innovatieve start-ups. Zo heeft het Energiefonds
Overijssel 100 miljoen gereserveerd voor verduurzaming (woningschil en duurzame
energieopwekking) van corporatiewoningen, 100 miljoen voor energiebesparing en/of
opwekking bij bedrijven, en 50 miljoen voor participaties in bedrijven die zich bezighouden
met energiebesparing, duurzame energieopwekking en innovaties. Het geld wordt verstrekt
via een fonds met een looptijd van 15 jaar. In het algemeen richten dergelijke fondsen zich
op projecten met een minimum omvang van
circa 500.000, afhankelijk van de soort
technologie die wordt toegepast.
Recourse en non-recourse financiering
Waar wordt ge?nvesteerd, zal opbrengst
moeten worden gegenereerd voor voldoende
investeringsdekking en rendement. Dat lijkt een
open deur, maar een gedegen investerings- en
exploitatieanalyse is natuurlijk een conditio sine
qua non bij het aantrekken van externe finan-
ciering. Op welke wijze kunnen zekerheden op
de investering worden geregeld? Een volledige
recourse financiering betreft een financiering
waarbij kan worden teruggevallen op de
opdrachtgever van het project. Deze geeft de garantie af dat de financiering via de
bedrijfsfinanciering van die organisatie loopt. Of deze vorm mogelijk is, wordt in eerste
instantie gebaseerd op de kasstromen van een project. Mochten deze onverhoopt
ontoereikend zijn, dan staat het moederbedrijf garant voor de aflossing. Dit geeft extra
zekerheden aan de leningverstrekker. De meeste banken vragen op dit moment een
zogenoemde recourse op het moederbedrijf dat het project exploiteert. Als het moederbedrijf
dat niet kan of wil, kan het project geen doorgang vinden.
Energy Service Companies (ESCo's) kunnen de rol van het moederbedrijf overnemen zodat
het project toch wordt opgepakt. ESCo's stellen dan hun eigen balans ter beschikking als
garantie. Gezien het grote potentieel aan duurzame energieprojecten dat via deze route kan
verlopen, is dit zelfs voor de meest kapitaalkrachtige ESCo een eindige zaak. Met andere
woorden: om de grote verduurzamingsslag en energietransitie mogelijk te maken, is
Revolving funds
Revolving funds zijn financieringsbronnen die
tijdelijk door de overheid worden ingezet om
marktontwikkelingen te stimuleren. Het idee
achter zo'n fonds is dat stimulering
plaatsvindt door middel van leningen of
participaties tegen gunstige voorwaarden in
plaats van subsidieverstrekking. Omdat de
middelen terugvloeien in het fonds kunnen
weer nieuwe projecten worden ondersteund.
De reikwijdte, duur en het effect van de
beschikbare middelen zijn dus veel groter
dan bij eenmalige financi?le impulsen. Het
management van revolving funds wordt vaak
uitbesteed aan externe professionele
fondsbeheerders, die worden betaald van
een deel van de fondsopbrengsten.
4
financiering nodig die wordt gebaseerd op uitsluitend de kasstromen van het project zelf. We
noemen dit non-recourse financiering.
Een non-recourse financiering is een lening aan een Project bv die alleen hoeft te worden
terugbetaald uit de opbrengsten van die Project bv. De garantie is dus exclusief gebaseerd
op binnen het project te genereren kasstromen. Het is onmogelijk verhaal te halen op
moederbedrijf, exploitant of andere externe partijen. De financier kijkt bij non-recourse
financiering naar de operationele kasstromen die worden gegenereerd via de zogenoemde
debt service cover ratio. Dit is de aflossingsruimte voor rente en aflossing binnen de
kasstromen, na aftrek van alle andere kosten.
Tussenvorm met prestatiegarantie
Vanzelfsprekend zijn er
tussenvormen mogelijk in de
hiervoor genoemde finan-
cieringsvormen. Een volledige
non-recourse financiering is
sowieso heel ongebruikelijk
omdat er altijd een prestatie-
risico aanwezig is. Daarom zal
de financier meestal een
prestatiegarantie vragen van
het moederbedrijf of de ESCo
die de duurzame energie-
voorziening exploiteert. Dat
betekent dat moederbedrijf of
ESCo garandeert dat
bijvoorbeeld een duurzame
energievoorziening ook de
beloofde prestatie levert en
blijft leveren. In tegenstelling
tot een volledige recourse
financiering, hoeft het moederbedrijf bij een prestatiegarantie niet het debiteurenrisico van
niet-betalende klanten voor haar rekening te nemen. Dit is een gebruikelijke situatie voor
duurzame installaties via non-recourse financiering.
In principe komen alle soorten projecten die bijdragen aan verduurzaming van de
woningvoorraad in aanmerking voor fondsfinanciering. Voor energiebesparing zal dat vooral
gaan over isolatie van de woningschil zoals gevel, beglazing en daken. Wat betreft
energieopwekking zijn dat met name duurzame energievoorzieningen als grootschalige PV-
installaties, bodemenergie, biomassa of warmtepompen. De toegevoegde
verduurzamingswaarde wordt dan vaak gemeten in te realiseren energiebesparingen
(joules), verbeteringen van het energieprestatieniveau (energielabels) of CO2-emissie. Het
Amsterdams Klimaat & Energiefonds hanteert bijvoorbeeld een gemiddeld CO2-rendement
van 30 kg CO2 per ge?nvesteerde euro. Het Energiefonds Overijssel heeft reeds 65 miljoen
(gemiddeld 15.000 per woning) uitgezet onder WSW-borgen tegen 1,5% rente en een
looptijd van 15 jaar. Hier kunnen corporaties gebruik van maken, indien investering en
exploitatie van het project door een ESCo worden gerealiseerd.
5
Eigen investeringen corporatie
Over het algemeen moeten corporaties een gedeelte van de projecten zelf financieren om in
aanmerking te komen voor cofinanciering door een energiefonds. De hoogte van de
cofinanciering is mede afhankelijk van de toegepaste technieken. Zo gaat het Energiefonds
Overijssel in de basis uit van 75% eigen en/of investering door derden, waarbij het fonds
tegen gunstige voorwaarden de resterende 25% financiert. Bij biomassaprojecten kan dit
oplopen tot 60% projectfinanciering; voor PV-projecten zelfs tot 75%. De
financieringsvoorwaarden kunnen op onderdelen dus wel eens verschillen, zodat het altijd
aan te raden is om via een projectintake te verkennen wat de maatwerkmogelijkheden zijn
voor financiering. De bedoeling van energie- en klimaatfondsen is vooral om net niet
financierbare projecten haalbaar te maken.
Een solide business case
Een succesvolle financieringsaanvraag begint met een solide business case (zie kader
Hoofdelementen business case) waarin belang, kosten en resultaten van het project staan
beschreven. Ook de maatschappelijk toegevoegde waarde is van belang. Het gaat immers
om investeringen die de energiebesparings- en klimaatdoelstellingen ten goede moeten
komen. Maak dus vooral duidelijk welke bijdrage het project levert aan deze doelstellingen,
zowel nationaal, lokaal als voor de eigen corporatie.
In de technische beschrijving staan vooral de besparingen of duurzame opwekkingen en de
toegepaste technieken. Naast een uitgebreide technische beschrijving van het project, is de
financi?le casus belangrijk. Is er rekening gehouden met WSW-borging en eventuele extra
gemeentelijke of provinciale subsidies? En hoe staan de kosten in verhouding tot de
verwachte opbrengsten en besparingen voor de huurder? Uiteraard maakt een gedegen
risicoanalyse van realisatie, kosten, kasstromen en rendement onderdeel uit van de
financi?le paragraaf.
Na indiening van het project-
voorstel beoordelen de
investerings- en fondsmanagers
de aanvragen op financi?le en
technische haalbaarheid,
juridische eigenschappen en
organisatorische kwaliteiten.
Projectaanvragen die door
fondsmanagers worden
voordragen, worden vaak
getoetst door een onafhankelijke
adviescommissie, samengesteld
uit experts en entrepreneurs op
het gebied van duurzame
ontwikkeling en private
investeringen.
Samenvattend kan worden
gesteld dat energie- en
klimaatfondsen het mogelijk
Hoofdelementen business case
Een omschrijving van het project, initiatiefnemers,
ontwikkelingskosten, productgegevens, risicoanalyse,
marktanalyse en verwachte levensvatbaarheid;
Cash flow-prognose; geprognosticeerde balans en
winst- en verliesrekening van het project;
Een gedegen onderbouwing dat de gevraagde
investering enkel ten goede komt aan het project, met
waarborgen dat de investering niet voor andere
projecten wordt aangewend;
Een onderbouwing van het verwachte maatschappelijk
rendement in relatie tot de fondseisen met betrekking
tot CO2-besparing per ge?nvesteerde euro,
energielabelverbetering en/of energiebesparingen;
Een overzicht van kwantificatie en in elk geval van de
kwaliteit van eventuele secundaire maatschappelijke
effecten;
Een heldere en realistische strategie voor de verkoop
of inkoop van het aandelenkapitaal dan wel de
aflossing/herfinanciering van de lening en/of
garantiestellingen.
6
maken om ambitieuze verduurzamingsprojecten op een innovatieve wijze te financieren. Op
die manier wordt de belangrijkste barri?re weggenomen om de gestelde energiebesparings-
en duurzaamheidsdoelstellingen te realiseren.
Praktijkcase Deventer
Woningcorporatie Rentree verhuurt circa 4200 wooneenheden in Deventer. 99% van het
woningbezit valt binnen de grenzen van de huurtoeslag. In 2008 heeft de corporatie een nulmeting
laten uitvoeren van haar woningbezit, waaruit bleek dat het gemiddelde energielabel D/E is. Maar
liefst 42% van het totale woningbezit scoorde energielabel E of lager.
Voor de renovatie van twee wijken in de gemeente, is vervolgens een aanvraag voor
projectfinanciering ingediend bij Energiefonds Overijssel. De totale investering voor dit hele
renovatieproject bedraagt 10,5 miljoen. De voor financiering in aanmerking komende kosten
bedragen 2,9 miljoen voor 270 woningen, wat gelijk is aan de verstrekte financiering aan Rentree.
De looptijd van de lening via het fonds is 15 jaar, met een vaste rente van 1,5%. De beoogde
besparing bedraagt 8,8 TJ per jaar. Naast de financiering vanuit Energiefonds Overijssel, heeft de
corporatie ook een provinciale subsidie ontvangen van 296.500. Rentree rapporteert jaarlijks over
de voortgang van het project, de daadwerkelijke investering en de gerealiseerde besparingen. Een
informatiesysteem van Vabi dient hiervoor als basis. Het voordeel voor de corporatie heeft
voornamelijk betrekking op de vaste lage rente.
De twee Deventer renovatieprojecten betreffen in totaal 270 huurwoningen in de wijken Het Rode
Dorp en Sluiswijk, allen in de drie laagste energielabelklassen E, F en G. Naast het reguliere
grootonderhoud wordt meteen de energieprestatie grondig aangepakt, zodanig dat de woningen na
renovatie gemiddeld op energielabel B zitten. Door deze combinatie wordt er in de uitvoering een
mooie efficiency-slag gemaakt. De maatregelen die worden getroffen, zijn met name gevel-, dak-
en vloerisolatie, in combinatie met vervanging van de beglazing door HR++-glas en vervanging van
de verwarmingsinstallaties door effici?ntere HR107-ketels. Tegen een extra huurverhoging kunnen
bewoners ook kiezen voor een aantal comfortopties zoals een nieuwe keuken en/of vervanging
van het sanitair.
Naar verwachting wordt per woning een reductie van het gasverbruik van 1173 m3 per jaar
gerealiseerd. Dit komt overeen met circa 633 op jaarbasis. De investering in de energetische
maatregelen wordt deels doorbelast aan de bewoners.
Reacties