De bouw draagt ‘slechts’ voor vijf procent bij aan onze economie, maar toch is zij hofleverancier als het gaat om ongevallen en WAO’ers, tenminste dat is het beeld dat leeft. De vraag is waar deze beeldvorming op is gebaseerd. Klopt het beeld eigenlijk nog wel met de actuele situatie? BouwIQ vroeg het Cor Van Duivenbooden van Arbouw.
40 c Paradox
Het blijft me keer op keer verbazen hoe hardnekkig de beeldvorming is als
het gaat om de arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid en de mate
waarin deze bedrijfstak als invaliderend, ziekmakend en weinig innoverend
wordt neergezet. Bouwen is om verschillende redenen een complex pro-
ces. Zo zijn bouwplaatsen tijdelijk en mobiel. In wisselende samenstellin-
gen wordt onder verschillende condities steeds weer gewerkt aan een
uniek product en een bouwwerk van enige omvang doorloopt minimaal de
vier jaargetijden.
Het tijdelijke en mobiele karakter van bouwplaatsen maakt dat het treffen
van stationaire voorzieningen, zoals gebruikelijk op industri?le werkplek-
ken, veelal niet mogelijk of kostentechnisch niet haalbaar is. Het overkap-
pen van de bouwplaats is in het algemeen geen optie al was het alleen
maar omdat het inzet van kranen onmogelijk maakt. Het conditioneren en
beheersen van klimaat- en werkomstandigheden op de bouwplaats is dus
geen eenvoudige zaak, waardoor het werkklimaat van het bouwplaatsper-
soneel dus meestal gelijk is aan het buitenklimaat.
Verder wordt een bouwproject gekenmerkt door een zeer grote mate van
onderaanneming. Hierdoor vindt er een risico-afwentelingsproces plaats
naar de onderaanneming met als gevolg dat men vaak in tarief werkt, op
stukloon staat of goedkopere, veelal buitenlandse, krachten aantrekt.
Tijdsdruk, overbelasting, stress en communicatieproblemen zijn hiervan de
logische gevolgen. Deze situatie is echter van alle tijden en zal ook de ko-
mende jaren niet veel veranderen. De vraag is wat er de afgelopen 20 jaar
in de bouwnijverheid wel is veranderd.
Prepensioenregeling
In de tachtiger jaren tot de beginjaren negentig was het verzuimpercentage
van het bouwplaatspersoneel ruim twaalf procent en trad jaarlijks drie pro-
cent in de WAO. Met andere woorden ruim 5000 bouwvakkers verlieten
jaarlijks de bedrijfstak via de WAO. In die periode was WAO-intrede vooral
afhankelijk van de hoogte van het inkomen, de beschikbaarheid van werk
en het volledig geschikt zijn voor het eigen werk. De ernst van de handicap
speelde daarbij geen rol. In de bouwnijverheid werd de WAO destijds dan
ook gebruikt als een soort `prepensioenregeling'. De bouwnijverheid werd
daardoor de grootste leverancier van WAO'ers. Bouwvakkers vertegen-
woordigen vijf procent van de beroepsbevolking, maar het percentage
bouwvakkers dat in de WAO zat was aanzienlijk hoger. Midden jaren ne-
gentig kwamen de discussies los dat ??n miljoen `arbeidsgehandicapten'
toch wel wat veel was voor een land dat al 50 jaar niet meer in oorlog was
geweest en dat de WAO `onbetaalbaar' dreigde te worden. De publiciteit
en de jarenlange politieke aandacht voor het WAO-vraagstuk leidde er toe
dat met name op de oververtegenwoordiging van de bouw in de WAO
werd gefocust. Deze negatieve beeldvorming lijkt nog steeds rotsvast in
onze samenleving verankerd.
Realiteit
De realiteit is echter dat de bouwnijverheid een bedrijfstak is die het op
arbogebied op vele aspecten veel beter doet dan andere vergelijkbare sec-
toren en de overheid. Al jarenlang is het gemiddelde verzuimcijfer lager dan
dat van de industrie, de niet-commerci?le dienstverlening en zelfs het to-
tale bedrijfsleven (Jaarverslag Arbouw 2004). Dat geldt ook voor de WAO-
intrede: in 2004 was het gemiddelde verzuimcijfer zelfs gedaald naar 0,8
procent. Ook de ongevallen laten over de jaren heen een geringe daling
zien en een afname in ernst. Deze trend komt ook overeen met de afname
van de klachten over onveiligheid bij het bouwplaatspersoneel. In 1990
had 22 procent hierover klachten. In 2003 was dit nog maar elf procent
(Arbouwmonitor 2005). Ook in Europees perspectief komt de Nederlandse
bouwnijverheid goed uit de bus. Al vanaf 1995 ligt de gemiddelde inciden-
tie van ongevallen met meer dan drie dagen ziekteverzuim op eenderde
van het gemiddelde in de EU-15 (Worklife in the Netherlands-TNO).
Paradox
cHet imago van de bouwnijverheid
De bouw draagt `slechts' voor vijf procent bij aan onze economie,
maar toch is zij hofleverancier als het gaat om ongevallen en
WAO'ers, tenminste dat is het beeld dat leeft. De vraag is waar deze
beeldvorming op is gebaseerd. Klopt het beeld eigenlijk nog wel met
de actuele situatie? BouwIQ vroeg het Cor Van Duivenbooden van
Arbouw.
cCor van Duivenbooden
Cor van Duivenbooden is bedrijfsarts
en Hoofd Onderzoek en Ontwikkeling
van Arbouw, het landelijke instituut ter
verbetering van de arbeidsomstandig-
heden in de bouwnijverheid.
Info: www.arbouw.nl.
Het imago van de
bouwnijverheid
41 c Paradox
werkgerelateerde aandoeningen. De jaarlijkse bouwrapporten van de Ar-
beidsinspectie laten zien dat er nog ruimte is voor verbetering. Verbetering
die moet beginnen bij de werknemers en de werkgevers.
In twaalf procent van de ongevallen zijn de vereiste technische- en organi-
satorische maatregelen niet getroffen en in vijf procent zijn persoonlijke
beschermingsmiddelen (PBM) niet door de werkgever ter beschikking ge-
steld. In zeven procent worden door de werknemer geen PBM gedragen.
In 25 tot 30 procent van de ongevallen is geen voorlichting of instructie
gegeven. Veertien procent van de werknemers denkt dat een ongeval
voorkomen had kunnen worden als de werkgever meer maatregelen had
genomen en 27 procent als ze zelf meer maatregelen getroffen hadden
(Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2005). Maar niet alleen werkgevers
en werknemers kunnen een bijdrage leveren: een inventarisatie van de be-
langrijkste knelpunten op arbo-gebied in de bouwnijverheid laat zien dat 70
procent van de knelpunten niet door de bouw zelf, maar door `derden' te
be?nvloeden is. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor producenten
en leveranciers van bouwmaterieel en bouwmaterialen/-producten. De
grootste uitdaging zijn het ontwikkelen van gereedschappen of materieel
waardoor het werk lichter of interessanter wordt en de productiviteit stijgt
en het minder schadelijk maken van bouwmaterialen voor de gezondheid.
Met de sterk toenemende vergrijzing in de bedrijfstak is het doel voor de
komende jaren dan ook veiliger, gezonder, slimmer en productiever te bou-
wen. De belangrijke conclusie is echter dat beeldvorming heel hardnekkig
is en dat het misschien nog wel decennia kan duren voordat de bouwnij-
verheid zijn slechte imago kwijt is. b
Dat de bouwnijverheid het goed doet komt vooral door het feit dat sociale
partners altijd veel belang hebben gehecht aan goede arbeidsomstandig-
heden en goede bedrijfsgezondheidszorg. Al sinds 1980 hebben alle
bouwvakkers recht op gratis bedrijfsgezondheidszorg via gecontracteerde
arbodiensten en sinds 1986 heeft de bedrijfstak `Arbouw', het nationale
instituut voor arbeid en gezondheid in de bouwnijverheid. Dit instituut orga-
niseert de bedrijfsgezondheidszorg, geeft voorlichting en doet onderzoek
op het terrein van arbeid en gezondheid. Verder heeft de bedrijfstak nog
een netwerk van psychologen voor de geestelijke ondersteuning van het
uitvoerend, technisch en administratief personeel. De laatste jaren heeft de
bedrijfstak ook veel inspanning gestopt in een viertal convenanten met de
overheid. Belangrijke thema's daarin waren fysieke belasting/tillen, kwarts-
stof, lawaai, OPS (Organisch Psycho Syndroom), werkdruk en voorlichting.
Sinds 2006 wordt ook veel ge?nvesteerd in het behouden van bouwvak-
kers voor de bedrijfstak door de landelijke invoering van diverse loopbaan-
trajecten.
Naast al deze zaken doet de bouw ook heel veel moeite om van zijn slech-
te imago af te komen. Landelijke campagnes met radio en tv-spotjes vin-
den geregeld plaats en moeten jongeren motiveren om voor een bouwop-
leiding te kiezen. Campagnes als `De bouw maakt het' en `1 op 6 ? als je
valt, dan valt het tegen' zijn hiervan goede voorbeelden.
Achteroverleunen?
Kan de bouw nu genoegzaam achteroverleunen? Nee! We moeten continu
blijven streven naar een verdere terugdringing van het aantal ongevallen en
Het imago van de
bouwnijverheid
ILLUSTrATIE:D.FUENgSHUNUT
Reacties