Wie het weet, mag het zeggen. Maar geleidelijk beseffen we dat Nederland minder maakbaar is dan we dachten en dat niet alles te voorspellen is. Allerlei onzekerheden zullen zich op nationaal en regionaal niveau gaan voordoen door uiteenlopende sociaaleconomische en demografische ontwikkelingen. Blauwdrukken voor de toekomst bestaan dus niet meer.
renda special 2013/2 programma4
mede op basis van deze gegevens en de wensen voor de toekomst, de
aanpassingen ontwikkeld en gerealiseerd kunnen worden. In die zin is het
verleden een belangrijke zekerheid waar we mee te maken hebben, dat
mede het startpunt vormt voor de toekomst.
SupertankerS
Zoals de bestaande gebouwenvoorraad sterk bepalend is voor de
toekomst van het wonen, zo spelen er nog andere demografische en
sociaaleconomische grootheden een rol die mede van invloed zijn op
de vraag naar kwaliteit in de toekomst. Een vijftal ontwikkelingen
verdienen extra aandacht:
De vergrijzing van de bevolking; in 2012 was 16 procent van de
Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder. De schatting is dat dit op
zijn hoogtepunt, rond 2040, 26 procent zal bedragen. Maar er vindt
een dubbele vergrijzing plaats, want ook het deel 80-jarigen en
ouder vormt een groter aandeel in de tijd3
.
De groei van het aantal eenpersoonshuishoudens4
. Vooral in stede-
Wie het weet, mag het
zeggen. Maar geleidelijk
beseffen we dat nederland
minder maakbaar is dan we
dachten en dat niet alles te
voorspellen is. allerlei onze-
kerheden zullen zich op
nationaal en regionaal
niveau gaan voordoen door
uiteenlopende sociaaleco-
nomische en demografische
ontwikkelingen. Blauwdruk-
ken voor de toekomst
bestaan dus niet meer.
geen garanties meer
voor de toekomst
tekst en beeld martin liebregts
programma
De sleutel is gelegen in flexibelere en kleinschaligere planning1
. Dit
geldt ook voor de aanpassing van de bestaande gebouwenvoorraad.
De eenduidige kwaliteitsaanpassing, concept en oplossing behoren tot
de verleden tijd. In die zin zullen we ons bescheidener moeten opstel-
len en meer ruimte laten en incalculeren voor toekomstige ontwikkelin-
gen en gebeurtenissen. Dit geldt zowel voor allerlei maatschappelijke
ontwikkelingen als voor de mogelijke technische vooruitgang, die
hierop een passend antwoord moeten geven2
.
De zekerheiD van het verleDen
Een belangrijk gegeven voor de toekomst van de gebouwde omgeving
en de gebouwen, is dat hetgeen er nu staat ook over dertig jaar of meer
nog het belangrijkste bestandsdeel van onze fysieke werkelijkheid zal
vormen. In 2040 zal de wereld voor circa 80 procent in grote lijnen uit de
huidige bouwstenen bestaan, al dan niet aangepast aan de wensen van
de tijd. Vanuit dat gegeven is het essentieel dat de kennis van de
bestaande woningen en gebouwen volledig beschikbaar is. Plus dat
renda special 2013/2programma 5
lijke gebieden zal dit het dominante huishoudenstype vormen.
De toename van de kwaliteitseisen ten aanzien van comfort,
binnenklimaat en duurzaamheid (onder andere energie).
De uitbreiding van de zeggenschap van de bewoner, dat onder
andere wordt ondersteund door de vergroting van het aandeel eige-
naar-bewoners.
Technologische ontwikkelingen: de aanwezigheid van ict, die de
wereld binnen handbereik brengt, plus de ontwikkeling van de
(energie)technologie5
.
De genoemde ontwikkelingen samen zorgen ervoor dat de gewenste
kwaliteit een ander gezicht krijgt. Minimaal zullen er op termijn voort-
durend nieuwe vragen en oplossingen komen.
OnzekerheiD Over tOekOMStige lOcatieS
Iedereen roept altijd `locatie, locatie, locatie'. Maar ook dit aspect
biedt niet zonder meer garantie voor de lange termijn. Natuurlijk blijft
de binnenstad van Amsterdam de komende ruim honderd jaar uniek.
Maar dit is niet te zeggen over andere locaties. Vele gebieden en
steden in Nederland hebben een steeds veranderende positie ingeno-
men, mede onder invloed van sociaaleconomische factoren6
. Voor de
langere termijn bestaan er geen absolute garanties. Wel moet opge-
merkt worden dat afstand tot stad, voorzieningen en werk in de afgelo-
pen vijftig jaar steeds relatiever is geworden in Nederland.
Niemand kan in een glazen bol kijken. Een sprekend voorbeeld is de
stad Detroit in de Verenigde Staten, eens het centrum van de auto-
industrie. De stad had in 1950 1,8 miljoen inwoners en nu, anno 2013,
bedraagt dit aantal circa 0,7 miljoen (een afname van 60 procent).
Tegelijkertijd zijn er nog nooit zo veel auto's op de aardbol geweest.
De rekensom is dus niet zo eenvoudig te maken.
Maar, terugkomend op de uitspraak `locatie, locatie, locatie', is het
vooral zo dat bij de kwaliteitsaanpassing van vandaag en morgen de
woonomgeving niet vergeten moet worden. Zij vormt de basis van de
waardering van de woonkwaliteit. Verder rest bescheidenheid.
ScenariO'S vOOr WOningcOrpOratieS
Een belangrijk onderdeel van de toekomstige te leveren kwaliteit op de
(sociale) huurwoningmarkt houdt nauw verband met de positie die
corporaties gaan innemen. Nu deze hele sociale huurwoningmarkt
enigszins onder druk is komen te staan door de verhuurdersheffing en
de extra huurverhogingen in combinatie met de totale malaise op de
woningmarkt, roept dit vragen op. Wat wordt de rol van corporaties,
en wat gebeurt er met de zeggenschap van de huurder, mede in het
licht van de toenemende markt van eigenaar-bewoners? Blijft alles
zoals het was, krijgen we in de nabije toekomst te maken met de
regiecorporatie, die de meeste uitvoerende taken uitbesteed? Of komt
er een meer volkshuisvestelijke benadering, die de overhand krijgt en
kan uitmonden in zelfbeheer?
Bij het begrip scenario's gaat het om de veronderstelde loop van de
gebeurtenissen. In dit geval vooral op de markt van de sociale huurwo-
ningen, die medio jaren tachtig een dominante speler op de woningmarkt
was. Geleidelijk is ze in positie overvleugeld door de eigenaar-bewoners
en sinds de liberalisering na 1990, is de ontwikkeling in het beheer van
de sociale huursector alle kanten opgegaan; een diversiteit in posities is
ingenomen. De vraag is waar vanaf de bewonerszijde op termijn nou
behoefte aan is. Want uiteindelijk is dit alles toch begonnen om de bewo-
ners een goede en betaalbare woning ter beschikking te stellen, waarbij
zij ook iets te zeggen hebben over het aanbod. Simpel gezegd is de
verhuurder er voor de huurder, niet meer en niet minder.
De wijze waarop de vraag naar kwaliteitsaanpassing van woningen in
de toekomst zal worden ingevuld, is mede afhankelijk van de beschik-
bare middelen (en de betaalbaarheid), de zeggenschap over de
aanpassing, en het aanbod vanuit de markt om het tot stand te bren-
gen. Het energiegebruik is slechts een van de vele variabelen. In geval
van de woningmarkt gaat het minder over voorspellen en veel meer
tOekOMStScenariO'S vOOr cOrpOratieS
De huidige corporatie;
De regiecorporatie. Taken worden uitbesteed, maar
zeggenschap ligt bij de corporatie;
De co?p. Bewoners vormen de sturing van de organisatie;
De corporatie zonder volkshuisvestelijke taken. Uitvoe-
ring van die taken gebeurt door welzijnsinstellingen of een
eventueel fonds. Werkzaamheden van de corporatie
beperken zich tot het beheren van vastgoed; en
De corporatie zonder vastgoed. De corporatie heeft het
verhuurprimaat, de infrastructuur ligt bij de overheid.
renda special 2013/2 programma6
over het maken van keuzen. Dit heeft betrekking op zeggenschap,
financiering en hypotheekvorm, aanbod van producten en diensten, et
cetera.
verSchillenDe regelS
Kwaliteit is niet absoluut en is sterk afhankelijk van het tijdsperspec-
tief. Een casco van een grondgebonden woning gaat zeker 120 jaar
mee. Maar voor woninginstallaties gelden andere regels7
. Hierbij
spelen zowel de technische als de economische levensduur een rol.
De levensduur van woninginstallaties, evenals die van auto's, bedraagt
tot nu toe circa 30 jaar.
In de woningbouw pogen we de kwaliteit voortdurend te uniformeren,
zeker in de sociale woningbouw. In alle andere sectoren van de maat-
schappij is hier geen sprake van. Of het nu om kleding, levensmidde-
len of de auto gaat. Niemand zou de autogebruiker willen verplichten
alleen in een hybride nieuwe auto te laten rijden. Als je maar weinig
rijdt, kan een tweedehandse Amerikaanse Buick aantrekkelijker zijn
dan een zuinige nieuwe Fiat 500.
Tijdsperspectief, levensduur en betaalbaarheid zijn dus geen simpele
rechttoe rechtaan beschouwingen. Het verhaal over kwaliteit is geen
simpel technisch betoog, maar gaat over de complexiteit van de maat-
schappij en de (financi?le) mogelijkheden die de mensen hebben om
aan hun kwaliteit inhoud te geven. Iedereen kan zijn geld maar ??n
keer uitgeven.
prOgraMMa van De eenvOuD
Begin ver weg van de techneuten en zoek de gebruiker of bewoner
op. Dat moet het startpunt zijn van de vraag naar kwaliteit van wonin-
gen. En dat betekent niet dat de huidige bewoner het antwoord zal
geven, want dan had hij wel een dominantere functie in de keten inge-
nomen. De toekomst is niet een kwestie van `u vraagt, wij draaien'.
Het gaat er veel meer om dat het (toekomstig) gebruik en het wonen
de leidraad moeten vormen bij alles wat we bedenken. En niet de tech-
niek op zich. Enqu?tes en vragenlijsten geven hier niet het antwoord
op. De ontwikkelaars en ontwerpers zullen een empathisch gevoel
voor het gebruik moeten ontwikkelen. Zo eenvoudig is het programma
voor de toekomst. Voorspellen begint dus bij het verleden en het
heden, om vervolgens te pogen met beide voeten op de grond te blij-
ven staan en rekenschap te geven aan de `grote' maatschappelijke
ontwikkelingen.
1 "...Ook de demografie kent zijn modes volgens Dorien Manting,
hoogleraar bevolkingsdynamiek en ruimtelijke ontwikkelingen aan
de UvA: "In Eindhoven willen afgestudeerde techneuten wonen in
het groen, in Amsterdam zoeken hoogopgeleiden een huis in de
ring van de stad"". Uit `Nederland is niet meer te voorspellen',
Bas Blokker, NRC Handelsblad, 23 september 2013
2 "De verwachting is dat zich in specifieke, kansrijke sectoren
? zoals 3D-printing, energie, gentechnologie en cloudtechnologie
? de komende periode verregaande technologische ontwikkelingen
zullen voordoen." Uit `Industrie wordt onder de voet gelopen', Jan
Bouwens, NRC Handelsblad, 21 september 2013
3 RIVM, september 2013
4 "In de nabije toekomst woont de helft van de mensen in ontwik-
kelde landen alleen. Toch moet de single nog steeds zijn plaats
bevechten." Uit `Leven zonder gedoe, alleenstaand maar niet
eenzaam', Margreet Fogteloo en Casper Thomas, De Groene
Amsterdammer, 19 september 2013
5 "Circa 2 procentpunten hoger dan gangbaar, ofwel een verbetering
van 5 procent." Uit `Zonnecel Imec haalt 20,1% met proced?
Solaytect', Eindhovens Dagblad, 18 september 2013. Een ander
bericht over zonne-installaties en rendement is het bericht `IBM
presenteert prototype zonne-installatie met 80 procent rende-
ment'. Verder is de technische levensduur van zonnepanelen circa
30 jaar (tot 45 jaar).
6 `Voorschot op de krimp', Martin Liebregts, Kennisbank Bestaande
Woningbouw, 23 maart 2010 en `Krimp biedt ruimte', Martin
Liebregts, Kennisbank Bestaande Woningbouw, 3 juni 2010. En
"Ondanks alle voorspellingen blijven de dorpen in stand. In het
verleden zorgde de mobiliteit van de auto hiervoor, nu speelt
internet met een grote mate voor zelfredzaamheid een rol." Uit
`Krimp is niet zo erg voor het dorp', Onno Havermans, naar aanlei-
ding van het proefschrift van Korrie Melis `Naar een leefbare
regio', NRC Handelsblad, 28 september 2013
7 Op dit moment (1/1/2013) zijn er in Nederland 7,9 miljoen perso-
nenauto's. Jaarlijks komen er circa 0,5 miljoen auto's bij. De
gemiddelde levensduur van een auto bedraagt circa 25 ? 30 jaar.
Per jaar worden er zo'n 250.000 gesloopt en 100.000 ? 150.000
ge?xporteerd. Het bouwjaar geeft een belangrijke indicatie over de
kwaliteit. Tegelijkertijd onderscheidt men in de autobranche voor
personenauto's circa 13 klassen. De belangrijkste klassen voor de
kwaliteit en prijs zijn:
1. Miniklasse
2. Compacte klasse
3. Compacte middenklasse
4. Middenklasse
5. Hogere middenklasse
6. Topklasse
7. Sportieve modellen (sportwagens)
Reacties