Veel gemeenten en projectontwikkelaars hebben duurzaamheid hoog in het vaandel staan bij de bouw van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. Zeker door klanten in de utiliteitsbouw wordt duurzaamheid erg gewaardeerd. Dat uit zich in hogere huurprijzen en daarmee hogere waarde van het vastgoed. Dit artikel beschrijft de aanpak en ervaringen bij twee pilotprojecten waarin de methodiek van het stellen van eisen met BREEAM-NL is toegepast.
Beoordeling via BREEAM-NL 22 Artikel
Duurzaamheid in gronduitgifte
Greenport Venlo
Beoordeling via BREEAM-NL 23 Artikel
Evert Vrins en
John Mak
Evert Vrins is werkzaam
bij Evert Vrins Energie
advies, en John Mak bij
W/E adviseursVeel gemeenten en projectontwikkelaars hebben duurzaamheid hoog in het
vaandel staan bij de bouw van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. Zeker
door klanten in de utiliteitsbouw wordt duurzaamheid erg gewaardeerd. Dat uit
zich in hogere huurprijzen en daarmee hogere waarde van het vastgoed. Dit
artikel beschrijft de aanpak en ervaringen bij twee pilotprojecten waarin de
methodiek van het stellen van eisen met BREEAM-NL is toegepast.
Het blijkt goed mogelijk te zijn concrete en toetsbare voorwaarden te for-
muleren en die in de gronduitgifte op te nemen. Dit laten we zien aan de
hand van twee pilots: GreenPark in Venlo en Belv?d?re in Maastricht. Doel
van beide studies was het opstellen van een energie- en duurzaamheids-
visie. Dat leidde uiteindelijk tot het stellen van eisen op het gebied van
energie en milieu in de gronduitgiftevoorwaarden. In deze projecten, in
Venlo en Maastricht, is door Evert Vrins Energieadvies en W/E adviseurs
gezocht naar mogelijkheden om duurzaamheid toetsbaar in de gronduit-
gifte op te nemen. De cradle-to-cradle-gedachte, zoals door de gemeente
Venlo is opgelegd bij de ontwikkeling van GreenPark, is uitgewerkt tot
toetsbare voorwaarden in de gronduitgifte. Datzelfde is gedaan voor de
locatie Belv?d?re in Maastricht. Het niveau van duurzaamheid is vastge-
steld, rekening houdend met extra investeringen en baten. Daarnaast is
een pre-assessmentmethode ontwikkeld op basis van GPR Gebouw.
Cradle-to-cradle
Als samenleving beginnen we in te zien dat we de biodiversiteit, natuurlijke
voorraden en grondstoffen van de aarde aan het uitputten zijn. Als nu al de
grenzen bereikt zijn, hoe moet het dan verder met een aanzienlijke groei
van de wereldbevolking? Ligt er een economisch interessante of juist een
ecologisch dramatische toekomst in het verschiet? Het cradle-to-cradle-
Belv?d?re Maastricht
Wijkontwikkelingsmaatschappij Belv?d?re (WOM Belv?d?re) werkt aan de
herstructurering van het gebied Belv?d?re in Maastricht. Het is qua op-
pervlak een van de grootste herstructureringsopgaven in Nederland.
Onderdeel daarvan is de transformatie van de deellocaties Sphinx en
Nutsbedrijven/Lindenkruis. De gemeente Maastricht en WOM Belv?d?re
hebben samengewerkt aan een energievisie voor het plangebied, met
specifieke conclusies voor de eerste deellocaties. Daaruit is een ambitie
van EPL (Energie Prestatie op Locatie) = 7,5 vastgesteld.
WOM Belv?d?re wil bij de uitgifte van de gronden prestatie-eisen stellen
aan de bouw van de woningen op de deellocaties Sphinx en Nutsbedrij-
ven/Lindenkruis. Oogmerk is het behalen van het BREEAM-NL-certificaat
voor woningen en gebouwen. In een later stadium worden sturingsmoge-
lijkheden ontwikkeld waarmee die eisen ook voor andere deelgebieden
opgesteld kunnen worden.
Vanwege veranderde marktomstandigheden is het project in Belv?d?re
momenteel aangehouden. In plaats van Belv?d?re is de ontwikkeling van
het ENCI-terrein in Maastricht momenteel als pilot opgepakt voor
BREEAM-NL-gebiedsontwikkeling.
GreenPark Venlo
De locatie Greenport Venlo is 5.400 ha groot en
ligt ten noordwesten van Venlo bij verkeersknoop-
punt Zaarderheiken op de A67 en de A73. E?n van
de deelgebieden binnen Greenport is GreenPark
Venlo, waar in 2012 de Floriade wordt gehouden.
De gemeente Venlo ontwikkelt het gebouw Villa
Flora, en de provincie Limburg de Innovatoren. Na
de Floriade 2012 gaat de ontwikkeling verder en is
er ruimte voor uiteindelijk maximaal 120.000 m2
kantoor en 140.000 m2 uitgeefbaar kleinschalig,
hoogwaardig bedrijventerrein aan kantoorachtige
functies. De gebouwen kennen twee levensfasen:
(1) Floriade 2012, en (2) de periode daarna.
De Innovatoren
Beoordeling via BREEAM-NL 24 Artikel
concept gaat er vanuit dat we niet hoeven te kiezen tussen economische
of ecologische voorspoed. Economie en ecologie kunnen elkaar juist ver-
sterken. Om dit te verwezenlijken dienen we wel onze producten, logi-
stieke processen, gebouwen en steden aanzienlijk intelligenter te ontwer-
pen. Cradle-to-cradle-producten dienen aan drie vereisten te voldoen:
De productmaterialen dienen volkomen veilig te zijn voor mens, plant en
dier (eisen aan toxiciteit: alleen gecertificeerde materialen met minimaal
cradle-to-cradle-certificaat Silver mogen in gebouwen worden toege-
past);
De productmaterialen dienen met kwaliteitsbehoud later opnieuw te
kunnen worden gebruikt in de biosfeer of de technosfeer (sluiten van
kringlopen);
Het product moet makkelijk en snel te ontmantelen zijn zodat de mate-
rialen aan hun volgend leven kunnen beginnen (sluiten van kringlopen).
In een studie is het cradle-to-cradle-principe zoals dat door de gemeente
Venlo wordt gehanteerd, uitgewerkt voor de locatie GreenPark: het toe-
komstige Floriade-terrein. Datzelfde is gedaan voor de Wijkontwikkelings-
maatschappij Belv?d?re voor de locatie Belv?d?re in Maastricht. In begin-
sel is het uitgangspunt dat opgelegde duurzaamheidseisen specifiek
gemaakt moeten worden, en haalbaar en meetbaar moeten zijn. Voor het
meetbaar maken van de eisen is op verzoek van commerci?le marktpar-
tijen aansluiting gezocht bij de methode BREEAM-NL, een breed gedra-
gen methode om duurzaamheid op locatie en voor gebouwen te meten.
Nationale instrumenten
Om voorwaarden voor de gronduitgifte op te kunnen stellen, is allereerst
een vertaling gemaakt van het cradle-to-cradle-concept naar in de praktijk
haalbare en meetbare voorwaarden voor thema's als materialen, energie,
water en gebouw. Bij de ontwikkeling van de gronduitgiftevoorwaarden is
aansluiting gezocht bij nationale instrumenten voor het meten van duur-
zaamheid, waarvan GPR Gebouw en BREEAM-NL de meest gebruikte
zijn. BREEAM-NL is een breed gedragen instrument, waarmee de duur-
zaamheid van gebouwen wordt beoordeeld. De keuze voor BREEAM-NL
als instrument is mede bepaald door de voorkeur vanuit de behoefte voor
certificering van de commerci?le markt van de utiliteitsbouw. Er is een ana-
lyse gemaakt op welke wijze met het instrument BREEAM-NL gronduitgif-
tevoorwaarden kunnen worden gesteld. Bij het opstellen van de criteria
voor de gronduitgifte, is de BREEAM-NL Beoordelingsrichtlijn Nieuwbouw
versie 1.1 van januari 2010 als basis gebruikt. Inmiddels is de Beoorde-
lingsrichtlijn Nieuwbouw versie 1.0 van augustus 2011 uit.
Uitwerking per thema
Per thema is de afweging voor het te behalen niveau van het certificaat
uitgewerkt. Er zijn twee niveaus beoordeeld, namelijk een realistisch en
een optimaal niveau. Met behulp van de rekentool Quickscan duurzaam-
heid zijn de investeringen bij verschillende waarderingen vastgesteld. Voor
de investeringen is dit gebeurd per onderdeel per credit. Als voorbeeld is
voor de categorie water in de tabel aangegeven welke maatregelen kun-
nen worden getroffen en wat daarbij de te verwachten investeringen zijn.
Dit is het beantwoorden van de vraag naar de relevantie en de haalbaar-
heid (`realistisch' in de tabel BREEAM-NL V1.1): de maataanpassing van
BREEAM-NL naar de specifieke situatie van het project.
Voor utiliteit zijn hier voor de realistische variant 4 punten van het relevante
maximum van 9 te behalen. De score is dan 44 procent. Aan de verplichte
credits wordt voldaan en de waardering voor dit onderdeel is Pass. In de
optimale variant wordt 78 procent van de credits gehaald, wat leidt tot de
kwalificatie Excellent. Op basis van de investeringsschatting met de
Quickscan duurzaamheid is vervolgens door de opdrachtgever de mini-
male waardering vastgesteld per categorie. Uiteindelijk leidt dit tot een
over all waardering die is opgenomen in de gronduitgifte.
Totale waardering
Voor elk van de 9 thema's is een beoordeling gegeven van de investerin-
gen die nodig zijn voor het uitvoeren van de realistische en optimale vari-
ant. Dat is gedaan voor alle categorie?n in BREEAM-NL. Dat levert uitein-
delijk het beeld op zoals in figuur 1 is getoond. Voor utiliteitsbouw is voor
de specifieke locatie een totale waardering van Excellent (74 procent), in
dit geval een realistische score. De extra investeringen worden geschat op
37 euro per m2 BVO. Met de optimale variant wordt met 87 procent de
waardering Outstanding bereikt. De extra investeringen worden geschat
op 113 euro per m2 BVO.
Het blijkt mogelijk om eisen te stellen met de methode BREEAM-NL. En-
kele cradle-to-cradle-principes komen niet of onvoldoende terug in
BREEAM-NL en/of zijn nog niet met eenvoudige middelen meetbaar te
maken. Daarom zijn de aanvullende eisen gesteld, voor de toepassing van
materialen die niet gecertificeerd zijn.
Pre-assessment
Het beoordelen van een bouwplan met BREEAM-NL is tijdrovend, en moet
voor de certificering uitgevoerd worden op het definitieve ontwerp en de
realisatie. Bij het stellen van eisen in de gronduitgiftevoorwaarden is het
van belang al in een vroeg stadium te weten of een gebouw uiteindelijk aan
de eisen zal voldoen. Vanwege het bewerkelijke karakter van de invoer in
BREEAM-NL, is een methode van pre-assessment met behulp van GPR
Gebouw ? ook een breed gedragen methode om duurzaamheid voor ge-
BREEAM.NL V1.1 Utiliteit realistisch optimaal
Code Credit MAX relevant punt /m2 punt /m2
Wat 1 Waterverbruik 3 3 2 0 2 0
Wat 2 Watermeter 1 1 1 0,5 1 0,5
Wat 3 Hoofd lekdetectie 1 1 1 1 1 1
Wat 4 Zelfsluitende watertoevoer sanitair 1 1 0 2 1 2
Wat 5 Recycling van water 2 2 0 0 2 10
Wat 6 Irrigatiesystemen 1 1 0 0 0 0
Wat 7 Voertuig wasservice 2 nvt 0 0 0 0
Totaal Water 11 9 4 4 7 14
44% 78%
pass excellent
Figuur 1
Utiliteit: Punten te
behalen in realistische
en optimale variant.
De laatste kolom geeft
de totaalscore.
Beoordeling via BREEAM-NL 25 Artikel
bouwen te meten ? ontwikkeld. Daardoor kan verantwoord en eenvoudi-
ger het haalbare niveau van duurzaamheid worden vastgesteld en kan
simpel worden getoetst of het gebouw na oplevering voldoet aan de ge-
stelde duurzaamheidseisen.
Praktijkervaringen
Wat is de ervaring bij het stellen van de eisen? Hebben de eisen bijgedra-
gen aan het verhogen van het duurzaamheidsniveau? Bij de ontwikkeling
van GreenPark in Venlo is ervaring opgedaan met het stellen van eisen
voor duurzame gebiedsontwikkeling. De RO groep ondersteunt de ge-
meente bij de gebiedsontwikkeling van GreenPark met programmama-
nagement en vastgoedmarketing. De gebouwen voor de Floriade worden
eind 2011 opgeleverd. Bij de uitgifte van de grond zijn duurzaamheids-
voorwaarden meegegeven en de gebouwen moeten voldoen aan
BREEAM-NL-score Excellent. In de ontwerpfase zijn de gebouwen met
een quickscan doorgerekend met BREEAM-NL, waaruit bleek dat de ont-
werpen voldoen aan de eisen in de gronduitgifte. Vanuit het gebied is de
verplichting opgelegd om aan te sluiten op een WKO-systeem, en er is
geen gas aangelegd. Andr? Darding van de RO groep vindt dat architec-
ten de opgave heel verschillend hebben opgepakt. "Bij Villa Flora is vanuit
een drive van architect J?n Kristinsson om het groenste kantoorgebouw
van Nederland te ontwerpen, vanaf het begin gewerkt aan een duurzaam
concept. Dat lees je af aan de architectuur van het gebouw. Voor de In-
novatoren is door architect Jo Coenen een stevig gebouw met uitstraling
ontworpen. Beide gebouwen voldoen volgens de ontwerpers aan de eisen
in de gronduitgifte." Het is nog niet bekend welke maatregelen uiteindelijk
zijn genomen. Dat blijkt op korte termijn uit een evaluatie.
In de gronduitgifte is om een BREEAM-NL-certificaat gevraagd. Volgens
Darding leert de praktijk momenteel dat het verkrijgen van een certificaat
volgens de BREEAM-systematiek circa 80.000 euro voor elk afzonderlijk
gebouw kost. Dat is duur. Hij adviseert daarom de methode zowel voor
gebouwontwikkeling als voor gebiedsontwikkeling eenvoudiger te maken,
door bijvoorbeeld een quickscan toe te voegen aan de methodiek. Daar-
naast is de methode volgens Darding ook te breed. "Het is beter om prag-
matisch te werk te gaan en de scope te versmallen."
Jan Linssen, directeur van GreenPark, weet dat er bij de ontwikkelaars van
de gebouwen veel bereidheid is om aan duurzaamheid te werken. "Niet
om 80.000 tot 100.000 euro te investeren in het bewijs ervan. Daarvoor
kun je beter effectieve duurzaamheidsmaatregelen treffen", aldus Linssen.
Volgens de directeur is het van groot belang eerst de insteek goed te kie-
zen. "Projectontwikkelaars vinden een goed imago van groot belang.
Huurders of kopers van vastgoed hebben extra geld over door een ge-
zond gebouw met lage energierekening. Dat kan met BREEAM-NL, en
maakt het werkbaar. Het is effici?nt en niet te duur."
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
MAN
HEA
ENE
TRA
WAT
MAT
WST
LE
POL
TOTAAL
realistisch optimaal
Outstanding
Excellent
Very Good
Good
Pass
Eisen voor cradletocradle
Cradle-to-cradle vereist het ontwerpen met de juiste materialen en
producten. Vanuit de MBDC (McDonough Braungart Design Chemis-
try) zijn voorwaarden geformuleerd op toxiciteit, sluiten van kringlo-
pen en sociale en ecologische aspecten. Op basis van die voorwaar-
den kunnen materialen door een bevoegde instantie worden
gecertificeerd. Gecertificeerde materialen met minimaal cradle-to-
cradle-certificaat Silver mogen in de gebouwen worden toegepast.
Het toelaten van uitsluitend gecertificeerde materialen is theoretisch
een mogelijkheid voor de gronduitgiftevoorwaarden. Door gebrek
aan beschikbare informatie zal dit in de praktijk alleen met zeer hoge
kosten en veel tijd kunnen samengaan. Zelfs dan zal het voor veel
materialen en producten niet mogelijk blijken een complete beoorde-
ling te maken, en het cradle-to-cradle-label grijs (= onbekend) zal het
resultaat zijn. Daarom wordt een tweede optie geboden, gebaseerd
op een pragmatische benadering. Hierbij is op basis van kennis en
ervaring met integraal ketenbeheer en milieueffecten van materiaal-
gebruik, vanuit de cradle-to-cradle-voorwaarden een vertaalslag
gemaakt naar een praktische werkwijze met relatief eenvoudig be-
schikbare informatie.
Voor de sociale en ecologische principes van cradle-to-cradle is MAT
5 van BREEAM-NL voldoende praktisch bruikbaar. Enkele andere
cradle-to-cradle-principes komen niet of onvoldoende terug in
BREEAM-NL en/of zijn nog niet met eenvoudige middelen meetbaar
te maken. Daarom zijn de volgende aanvullende eisen gesteld, voor
de toepassing van materialen die niet gecertificeerd zijn:
1 Met een doorrekening van het gebouw in GPR Gebouw versie 4.0
moet worden aangetoond dat de onderstaande maximumwaar-
den niet worden overschreden:
a score bij humane toxiciteit lager dan 0,0000616 kg1 per m2
GBO per jaar
b score bij aquatische toxiciteit lager dan 0,0327 kg1 per m2 GBO
per jaar
2 Er moet worden aangetoond in hoeverre de materialen terug te
brengen zijn in kringlopen, met behulp van de formule die de
MBDC ook gebruikt in haar certificaatcriteria:
Voedingsstof (her)gebruik factor =
(A x 2) + B
__________
3
x 100
A = percentage van het product dat voor recycling of compostering
in aanmerking komt. Een materiaal mag als composteerbaar worden
gekenmerkt als het van organische oorsprong is zonder andere
toegevoegde elementen, of als het voldoet aan EN 13432, EN 14995
of ISO 17088.
B = percentage gerecyclede of snel hernieuwbare grondstoffen in het
product. Het streven is naar een volledige recycling of compostering
van de materialen, maar als voorwaarde voor de grondstofuitgifte
geldt dezelfde eis als voor een Silver-certificaat; de voedingsstof (her)
gebruikfactor moet groter zijn dan 50.
In deze formule geldt dat de producten als recyclebaar kunnen wor-
den gerekend als het vanuit de materiaaleigenschappen mogelijk is
om het tot een nieuw product te verwerken, ook al bestaat daar de
infrastructuur op dit moment nog niet voor.
1 Om alle toxische stoffen op te kunnen tellen, vindt er een vertaling plaats
naar kg 1.4dichloorbenzeen equivalenten.
Reacties