2011
enqu?te
De
renDa
renovatie
renda special 2011/2 de renda renovatie enqu?te 201124
uitdagingen voor
woningcorporaties
De gevolgen van de econo-
mische crisis zijn duidelijk
waarneembaar in de huidige
en toekomstige activiteiten
van woningcorporaties. Dit
biedt zeker kansen voor
verschillende marktpartijen
om hier op in te springen en
de corporaties te ondersteu-
nen bij de problemen waar
zij mee worstelen. Op deze
wijze kunnen opdrachtge-
vers en opdrachtnemers
samenkomen en tot een
optimale oplossing voor de
bewoner, de buurt en de
eigenaar komen. Dit blijkt
uit een onderzoek dat USP
Marketing Consultancy
afgelopen zomer in opdracht
van renda heeft gehouden.
Opdracht was om de status
van de renovatieactiviteiten
binnen de corporatiewereld
in kaart te brengen.
tekst henri busker en jos vogel,
usp marketing consultancy
enqu?te
De
renDa
renovatie
renda special 2011/2de renda renovatie enqu?te 2011 25
De vragen
Het onderzoekstraject startte met een
groepsdiscussie, waaraan 8 corporatie-
medewerkers deelnamen. De groepsdis-
cussie had als doel om de vooraf gefor-
muleerde onderzoeksvragen nader in
kaart te brengen, om vervolgens een
enqu?te voor te leggen aan een grotere
representatieve doelgroep. Aan deze
enqu?te namen uiteindelijk 149 corpora-
tiemedewerkers deel. De onderzoeks-
vragen waren:
Welke renovatieplannen en -doelstel-
lingen hebben corporaties?
Wat zijn issues die men ondervindt bij
het realiseren van renovatiedoelstel-
lingen?
Hoe kijkt men aan tegen partijen die
zich als renovatiepartij aanbieden?
Hoe ziet de beslissingsstructuur bij
corporaties eruit?
Wat zijn motivatoren van de verschil-
lende relevante functionarissen bij
corporaties?
Hoe kunnen aanbieders van renovatie-
oplossingen en -concepten hun marke-
ting het beste organiseren?
Naar aanleiding van de economische
crisis is er een trend ontstaan dat
corporaties (en vooral de grotere)
minder vaak kiezen voor sloop-nieuw-
bouw, maar meer voor renovatie. De
grote corporaties verwachten de
komende vijf jaar wel vaker te gaan
slopen dan de kleine, maar voor beide
ligt de voorkeur duidelijk bij renoveren.
Als belangrijkste reden daarvoor wordt
aangegeven dat renoveren goedkoper
is. De grote corporaties hebben ook
duidelijk meer nadelige gevolgen van
de financi?le crisis ervaren. Zij
verwachten door de tegenvallende
verkoop van bestaande woningen een
forse daling van het renovatiebudget.
Kleine corporaties verwachten geen
budgetdaling.
Het renovatiebudget bestaat in eerste
instantie uit de huuropbrengsten en in
tweede instantie uit de verkoop van
bestaande woningen. De belangrijkste
reden om te renoveren is het verbete-
ren van de energieprestatie. De deelne-
mers verwachten dat dit in de toekomst
alleen maar belangrijker wordt.
Bij de communicatie met en het
betrekken van huurders bij de projec-
ten geven veel corporaties aan proble-
men te ervaren. Bij het nemen van
duurzame maatregelen is de financie-
ring het grootste probleem. Uit de
groepsdiscussie bleek dat de kosten,
met name voor verduurzamen van
woningen en het verbeteren van de
energieprestatie, vaak te hoog zijn
voor corporaties.
Door met concepten te werken
kunnen hier besparingen worden
gemaakt. Het is wel zaak om met
duidelijke concepten te komen, waarbij
de resultaten en kosten al van tevoren
inzichtelijk zijn.
Omdat corporatiemedewerkers nog
niet goed bekend zijn met concepten,
is het ook zaak om deze concepten
goed onder de aandacht te brengen.
Dus enerzijds werken aan bekendheid,
anderzijds de voordelen naar voren
brengen, gebruikmakend van ambas-
sadeurs of referentieprojecten.
Met betrekking tot concepten blijkt dat
de lokale aannemer centraal staat voor
corporaties. Een ander onderzoeksre-
sultaat is dat duidelijkheid belangrijker
is dan ontzorgen. Corporaties weten
liever waar ze aan toe zijn, dan dat ze
allerlei extra taken uit handen geven.
Voor landelijke aannemers is er dus
wel een barri?re, omdat corporaties
het liefst werken met een lokale
aannemer. Verder willen corporaties
zich ook niet binden aan ??n of meer-
dere fabrikanten.
Renda biedt een platform waarbij de
opdrachtgevers enerzijds (woningcor-
poraties) en de marktpartijen anderzijds
(aannemers en toeleveranciers) samen-
komen om te discussi?ren over opti-
male oplossingen. De helft van de aan
het onderzoek deelnemende corpora-
ties geeft aan behoefte te hebben aan
een dergelijk platform.
COnClUSieS en aanbevelingen
Uit het onderzoek komen de volgende belangrijkste conclusies en
aanbevelingen naar voren:
renda special 2011/2 de renda renovatie enqu?te 201126
De laatste jaren is er, mede door de invoering van de energielabels,
een toenemende focus op milieugerelateerde onderwerpen waar-
neembaar. Voorbeelden van milieugerelateerde onderwerpen waar
woningcorporaties mee worstelen zijn duurzaamheid, energiebesparing
en verbetering van het wooncomfort. Verder is, sinds de crisis, met
name bij de grotere corporaties beduidend minder budget beschikbaar
voor de verbetering van de woningvoorraad. Het is daarom lastig om
een ideale mix te vinden tussen de belangen van de bewoners, de
corporatie en het milieu. Om de huidige situatie in kaart te brengen en
de toekomstplannen te inventariseren, zijn 149 respondenten uit de
corporatiewereld ondervraagd. Hieruit is een beeld ontstaan van waar
woningcorporaties momenteel staan en waar en ze naartoe willen.
COntinU PrOCeS
Het verbeteren van de woningvoorraad is een continu proces. Het is niet
alleen zaak om de huidige bewoners tevreden te stellen, er dient ook
rekening gehouden te worden met de wensen van toekomstige bewo-
ners en de waarde van de woning over een x aantal jaar. Over tien jaar
wil misschien niemand meer wonen in een huis zonder dubbelglas, omdat
deze woning dan niet meer het comfort biedt wat de huurder eist.
Om te kijken welke strategie?n woningcorporaties hanteren om hun
woningvoorraad in kwalitatieve zin op peil te houden, is gevraagd wat
zij met de bestaande woningvoorraad van plan zijn te gaan doen.
Conserveren is met 95 procent de strategie die men het meest
verwacht toe te gaan passen. Onder de grote corporaties, met meer
dan 15.000 woningen, wordt renoveren door alle respondenten
genoemd. Ook sloop wordt vooral door de grote corporaties
Slechts 1 procent van de
respondenten heeft geen
strategie aangaande woning-
verbeteringen gepland staan
voor de komende vijf jaar.
1%
renda special 2011/2de renda renovatie enqu?te 2011 27
GEPLANDE STRATEGIE?N VOOR DE KOMENDE 5 JAAR
1%
62%
75%
86%
95%
Geen van deze
Transformeren/hoog
niveau renovatie
(50 jaar)
Sloop en nieuwbouw
Renoveren
(25 jaar vooruit)
Conserveren,
behoud
REDENEN VOOR (HOOG NIVEAU) RENOVATIE
7%
17%
4%
6%
9%
17%
60%
Weet niet/geen mening
Anders
Minder overlast
Voor bewoners
Beter voor milieu
Kwaliteit woningen
Financieel aantrekkelijker/goedkoper
genoemd; 90 procent heeft sloop-nieuwbouw op de agenda staan.
Onder kleine corporaties ? tot maximaal 5.000 woningen ? ligt het
aandeel sloop lager, maar nog steeds op 70 procent.
Veel corporaties hebben geen duidelijke voorkeursstrategie als het
gaat om het kwalitatief verbeteren van de woningvoorraad. Dit blijkt
enigszins uit figuur 1: alle vier strategie?n worden door minimaal twee-
derde van de woningcorporaties genoemd. Daarnaast blijkt het ook uit
de rechtstreekse vraag die gesteld is aangaande de voorkeursstrate-
gie: zes op de tien corporaties heeft geen voorkeursstrategie. Reno-
vatie is met 31 procent wel duidelijk populairder dan sloop-nieuwbouw
(7 procent). Er is hier weinig verschil in opvattingen tussen grote en
kleine corporaties. Opvallend is wel dat geen enkele grote corporatie
een voorkeur heeft voor sloop.
Momenteel hebben corporaties dus duidelijk meer voorkeur voor reno-
vatie dan voor sloop-nieuwbouw. De belangrijkste reden is dat dit
financieel aantrekkelijker is. Zes op de tien corporaties noemt het
financi?le aspect als reden voor renovatie. Op de tweede plaats komt
de kwaliteit van de woningen, maar dit aspect wordt nog maar door
17 procent als reden genoemd. Ook de snellere doorlooptijd is een
pre. Het beperken van de overlast voor de bewoners en de buurt is
wel een punt waar men mee worstelt.
tOetSen aan De realiteit
Marktonderzoek is bovenal een middel om voorge-
nomen en lopende initiatieven te toetsen aan de
realiteit. In dat opzicht is het prettig om onverkort
terug te zien dat duurzaamheid en communicatie
met bewoners de leidende thema's zijn. Op beide
thema's heeft BAM Woningbouw met onder andere
de Toolkit Bestaande Bouw en het Handboek Bewo-
nerscommunicatie vol ingezet. Kritische noot is dat
het altijd gaat over `dat het belangrijk gaat worden'
en het gevoel ontstaat dat het, voor een deel van de
markt, iets voor de toekomst blijft. Gelukkig zien we
steeds vaker in concrete advies- en uitvoeringstra-
jecten dat overgegaan wordt tot de daadwerkelijke
verduurzaming van de bestaande voorraad en dat
bewoners een stem krijgen in het selectieproces.
Ook met dat laatste zijn wij verheugd, omdat wij
uiteindelijk de partij zijn die letterlijk door ??n deur
moet met de bewoners en dus de woonconsument
graag centraal geplaatst ziet.
Dat het Passiefhuis Renovatie-concept van BAM
Woningbouw het meest genoemd wordt als oplos-
sing is leuk om terug te zien. Tegelijkertijd ligt er
het gevaar dat men bij verduurzaming direct denkt
aan het hoogst haalbare als norm en dat vervol-
gens verlammend werkt. Er is echter een heel
breed spectrum aan goed onderbouwde duurzaam-
heidsambities in de bestaande bouw. Er is letterlijk
geen wetmatigheid die `altijd goed is' en dus is het
van belang dat in de besluitvorming snel en helder
diverse alternatieven overwogen kunnen worden.
Daar spelen wij met vaste co-makers op in met de
conceptuele aanpak van W&R-Renovatie. Het is
zaak dat opdrachtgevers kunnen kiezen uit meer-
dere integrale oplossingen (concepten) die wat
betreft efficiency in staat zijn om de verduurzaming,
op een voor bewoners prettige manier snel te reali-
seren. Uiteindelijk komt het neer op het comforta-
bel en betaalbaar maken van de bestaande voor-
raad, voor nu en de toekomst. Wat dat betreft zal
de markt zich versneld moeten organiseren, want
dat er een gigantische opgave ligt te wachten, is
evident.
Rick van den Bosch
Hoofd Marketing & Innovatie BAM Woningbouw bv
Renovatie is
financieel
aantrekkelijker,
zegt 60 procent.
60%
Figuur 1
Figuur 2
renda special 2011/2 de renda renovatie enqu?te 201128
eCOnOMiSChe CriSiS
De economische crisis heeft duidelijk invloed gehad op de keuze voor
sloop of renovatie. Meer dan een kwart van de corporaties (27
procent) zegt minder te slopen en nieuw te bouwen, 20 procent zegt
naar aanleiding van de crisis juist meer te renoveren. Onder de grote
corporaties wordt zelfs 52 procent minder gesloopt, bij kleine corpora-
ties ligt dat percentage met 22 procent beduidend lager. Van de grote
corporaties zegt ook 52 procent meer te renoveren, tegenover 19
procent bij de kleine corporaties. Het grote verschil tussen de grote
en kleine corporaties uit zich ook in het percentage corporaties dat
zegt geen invloed te merken van de crisis. Van de kleine corporaties
zegt 21 procent dat de crisis geen invloed heeft gehad op de keuze
voor nieuwbouw of renovatie, bij de grote corporaties is dat slechts 5
procent. Opvallend is ook het hoge percentage mensen dat geen
antwoord kon geven op deze vraag. Drie van de tien corporaties weet
niet of de crisis invloed heeft gehad. Alleen bij de grote corporaties ligt
dit op 0 procent. Blijkbaar hebben kleinere corporaties niet alleen
minder nadeel ondervonden van de crisis, ze hebben ook minder zicht
op de invloed van de crisis. Het verbeteren van de woningvoorraad
heeft dus te maken gehad met een duidelijke verschuiving: het slopen
van kwalitatief laagwaardige woningen in ruil voor kwalitatief hoog-
waardige woningen heeft plaatsgemaakt voor het upgraden van de
bestaande woningvoorraad. De beschikbare financi?le middelen nopen
de corporaties hiertoe.
renOvatiebUDget
Omdat renovatie de voorkeur geniet boven sloop is de opbouw van het
renovatiebudget van corporaties onder de loep genomen. Het blijkt dat
75 procent van de corporaties de verkoop van bestaande woningen
gebruikt als onderdeel van de financiering van nieuwbouwactiviteiten.
Voor renovatie gebruikt 69 procent van de woningcorporaties de inkom-
sten uit de huuropbrengsten als onderdeel van de financiering. Het
verschil tussen grote en kleine corporaties is dat de kleinere minder
vaak uit huuropbrengsten (45 procent) kunnen financieren dan de grote
corporaties (67 procent). Dit wordt onder andere opgelost door lenin-
gen af te sluiten (18 procent van de kleine en 13 procent van de middel-
grote corporaties). Grote corporaties sluiten geen leningen af.
Figuur 3 toont de opbouw van het renovatiebudget. Hieruit blijkt dat 57
procent van het budget met huuropbrengsten wordt gefinancierd en
22 procent uit de verkoop van bestaande woningen. In de categorie
`Anders' wordt met name eigen vermogen genoemd. Doordat de
verkoop van woningen ? zowel bestaande als nieuw gebouwde wonin-
OPBOUW RENOVATIEBUDGET
57%22%
4%
5%
11%
enqu?te
De
renDa
renovatie Figuur 3
renda special 2011/2de renda renovatie enqu?te 2011 29
gen ? de laatste jaren sterk is teruggelopen, staat de financiering van
renovatieactiviteiten deels onder druk.
Verder bleek dat de economische crisis voor kleinere corporaties niet
alleen minder gevolgen had voor de keuze voor renovatie of nieuw-
bouw, ook voor de hoogte van het renovatiebudget heeft de crisis
duidelijk minder gevolgen dan voor de grote corporaties. Waar de helft
van de grote corporaties kampt met een daling van het renovatiebud-
get, geeft slechts 13 procent van de kleine corporaties aan een daling
waar te nemen. Een iets groter deel (15 procent) geeft zelfs aan dat
het budget is toegenomen. De daling van het budget is voor grote
corporaties vooral te wijten aan de tegenvallende resultaten uit de
verkoop van bestaande woningen. Bij de kleine corporaties zijn het
vooral de (nieuwe) heffingen en belastingen (40 procent).
renOvatieaCtiviteiten en het beSliSSingSPrOCeS
De situatie waar woningcorporaties zich in bevinden, is geschetst:
tegenvallende verkopen van bestaande en nieuwe woningen, minder
sloop, meer aandacht voor renovatie; maar dit alles wel met beperkte
financi?le middelen. Nu wordt gekeken naar de toekomst. Wat zijn de
activiteiten die corporaties de komende jaren in dit Umfeld gaan
uitvoeren en met welke problemen worstelen zij? Indien dit namelijk in
kaart is gebracht, biedt dit voor de markt mogelijkheden om hier op in
te spelen. Hoewel elke woningcorporatie uniek is, is het wellicht
mogelijk een universele aanpak toe te passen waarbij binnen de finan-
ci?le middelen die de corporaties hebben wel de doelstellingen
behaald kunnen worden. Zo'n universele aanpak wordt ook wel een
concept genoemd.
Om een goed beeld te krijgen van de renovatieactiviteiten van de
corporaties is het ook zaak om de redenen te kennen achter de keuze
voor renovatie. Momenteel worden de meeste renovaties uitgevoerd
om de energieprestatie te verbeteren. Door ongeveer tweederde (65
procent) van de corporaties wordt deze reden als grondslag genoemd
voor hun recente renovaties. Onder grote corporaties is het toepas-
sen van duurzame materialen (72 procent) de meest genoemde reden,
terwijl dit voor de kleine corporaties in 55 procent van de gevallen
geldt. Het verbeteren van de leefbaarheid in de wijk (37 procent) is
voor alle groepen het minst belangrijk, maar wordt nog steeds in meer
dan een derde (37 procent) van de renovatieactiviteiten als grondslag
aangevoerd. De som van alle percentages is 325 procent. Dit bete-
kent dat een gemiddeld renovatieproject drie doelstellingen heeft.
Hierbij geldt uiteraard ook dat bepaalde grondslagen nauw met elkaar
Het verbeteren
van de energie-
prestaties noemt
65 procent als reden
voor de renovatie.
65%
renda special 2011/2 de renda renovatie enqu?te 201130
samenhangen. Zo heeft het toepassen van duurzame maatregelen
vaak ook het effect dat de energieprestatie wordt verbeterd, en heeft
het verbeteren van de veiligheid ook een directe invloed op de leef-
baarheid in de wijk. Duidelijk is wel dat eerder genoemde thema's als
duurzaamheid, energieprestatie en wooncomfort, belangrijke issues
zijn die de corporaties willen aanpakken.
Niet alleen is het verbeteren van de energieprestatie de belangrijkste
reden voor de recente renovaties, ook verwacht 69 procent dat dit de
komende vijf jaar nog belangrijker wordt. Ook duurzaamheid wordt
door bijna de helft (49 procent) als belangrijk toekomstaspect gezien.
Tussen grote en kleine corporaties zijn geen noemenswaardige
verschillen. Over het algemeen wordt de sociale verantwoordelijkheid
van de corporatie het meest (21 procent) genoemd als reden waarom
de aspecten belangrijker worden. Onder grote corporaties is het ener-
giebeleid van de corporatie de belangrijkste reden (41 procent).
Als we de huidige verdeling van energielabels onder de woningvoorraad
vergelijken met de verdeling die men voor 2015 nastreeft, blijkt dat in
2015 36 procent van de woningen het energielabel A of B moet hebben.
De grootste groep woningen valt in de categorie met het C-label (42
procent). Opvallend is dat de kleinere corporaties de lat het hoogst
leggen. Zij streven naar 38 procent label A of B, bij de grote corporaties
ligt dit op 32 procent. Voor label C ligt het percentage op 44, terwijl de
grote corporaties streven naar 37 procent label C. Dit beeld kwam ook
tijdens de groepsdiscussie naar voren. Energielabel B is in de ogen van
veel corporaties financieel niet haalbaar. Het is dus zaak voor aanbie-
ders van renovatieconcepten om hier op in te spelen. Vooral omdat het
verbeteren van de energieprestatie en duurzaamheid de komende vijf
jaar nog belangrijker worden voor corporaties.
Er zit uiteraard een groot verschil tussen plannen maken en realiseren.
Zo blijkt onder meer dat het betrekken van huurders het grootste
probleem is bij het verbeteren van het wooncomfort (32 procent).
Financiering is met name een probleem bij projecten waarbij duurzame
tOtaalCOnCePt
Renda heeft de renovatiekansen bij
woningcorporaties helder in kaart
gebracht, en ook hoe de markt deze
kansen kan benutten. Als fabrikant is
Faay Vianen B.V. een van die marktpar-
tijen. Graag belichten wij dan ook vanuit
ons perspectief de mogelijkheden.
Het onderzoek laat zien dat woning-
bouwcorporaties een belangrijke
motor zijn in de renovatiesector. Reno-
vatie is populairder dan sloop-nieuw-
bouw, ook vanwege de recessie. Vaak
moet renovatie betere energiepresta-
ties opleveren (label B of zelfs A).
Daarbij is veel aandacht voor het
gebruik van duurzame materialen.
Waarschijnlijk zullen deze criteria in de
toekomst alsmaar belangrijker worden,
omdat corporaties zich sociaal verant-
woordelijk voelen en daarnaar willen
handelen.
Renoveren mag dan wel goedkoper
zijn en ook vanuit milieuoogpunt beter
te verantwoorden, vaak leidt het
echter tot een verraderlijke valkuil. Te
vaak wordt bij renovatie in hokjes
gedacht. Dan wordt de renovatie niet
als ??n totaalproject gezien, maar als
een verzameling van allerlei deelpro-
jecten ? met allerlei deelpartijen. Dat is
niet verstandig. Voor opdrachtgevers
is het dan veel moeilijker om alles te
overzien; bouwpartijen lopen elkaar in
de weg. Met als gevolg dat de plan-
ning en kosten uit de hand lopen, en
bewoners nodeloos lang met overlast
zitten. Dat kan veel beter door in
concepten te denken. Dat is precies
wat wij doen.
Faay Vianen B.V. is groot geworden
met innovatieve wand- en plafondsys-
temen. Wij maken flexibele plafondsys-
temen, separatiewanden, voorzetwan-
den, isolatiewanden en woningschei-
dende wanden. Alle producten zijn
gemaakt van duurzame, hernieuwbare
grondstoffen en kunnen eindeloos
worden hergebruikt. Bovendien zijn ze
kant-en-klaar. Ze zijn dus snel, in
droogbouw en zonder faalkosten te
verwerken. Wij vragen ons altijd af:
hoe kunnen wij het onze klanten
gemakkelijker maken? Zo komen wij
doorlopend tot innovaties. Bijvoor-
beeld onze W'all-in-One, een voorzet-
wand voor maximale thermische isola-
tie bij een minimale dikte die zelfs in
lastige omstandigheden eenvoudig te
gebruiken is. Een ander voorbeeld is
Faay Prefab Products, dat units op
maat produceert voor bijvoorbeeld
renovatiebadkamers, renovatietoiletten
of renovatiekeukens. De units worden
kant-en-klaar geplaatst. Alleen even
aansluiten en ze zijn gebruiksklaar. Met
deze innoverende totaalconcepten
ontzorgen wij onze klanten.
Wij zijn natuurlijk niet de enige fabri-
kant die in concepten denkt. Er zijn
vele vernuftige totaaloplossingen op
de markt. Maar kennen woningcorpo-
raties die ook? Ik denk dat fabrikanten
zich beter moeten presenteren aan
hun doelgroepen, dus aan woningcor-
poraties ?n aan aannemers. Het is
heel belangrijk dat ook aannemers de
voordelen van de betreffende produc-
ten kennen. Veel opdrachtgevers zijn
namelijk huiverig dat fabrikanten
andere belangen hebben dan zij. Een
aannemer kan als onafhankelijk partner
de fabrikantenproducten objectief
beoordelen op hun kwaliteit, prijs en
meerwaarde. Bovendien kan de aanne-
mer een rol spelen bij de verwerking
van die producten. Zo werkt Faay
Vianen B.V. tenminste; we hebben een
landelijk netwerk van aannemers die
onze wand- en plafondsystemen
vakkundig kunnen plaatsen. Zo blijven
alle kwaliteitsaspecten gegarandeerd.
Dat biedt voor alle partijen voordeel,
een win-win-winsituatie!
Monique de Vos-Faay,
commercieel directeur van Faay
Vianen B.V.
Kleinere
corporaties streven
naar 38 procent
label A of B.
38%
renda special 2011/2 31
GRONDSLAG VOOR RENOVATIE
37%
51%
57%
57%
58%
65%
Leefbaarheid in de wijk verbeterd
Veiligheid verbeterd
Duurzame maatregelen toegepast
Technische levensduur verlengd
Wooncomfort verbeterd
Energieprestatie verbeterd
ASPECTEN DIE DE KOMENDE 5 JAAR
BELANGRIJKER WORDEN
4%
4%
18%
24%
26%
26%
49%
69%
Weet niet/geen mening
Geen
Veiligheid
Wooncomfort verhogen
Technische levensduur
Leefbaarheid/revitalisering wijk
Duurzaamheid/CO2 reductie
Verbeteren energieprestatie
maatregelen worden toegepast (47 procent). Ook tegenwerking vanuit
de huurders is hier een duidelijk probleem (29 procent). Het informe-
ren en betrekken van huurders wordt al vaak gebruikt om problemen
bij renovatie aan te pakken. Het vroegtijdig betrekken van huurders
wordt vooral bij het verbeteren van het wooncomfort (43 procent) en
het verlengen van de technische levensduur (32 procent) toegepast.
Toch blijft dit blijkbaar een lastig issue.
Willen de verschillende marktpartijen om tafel komen te zitten bij de
woningcorporaties, dan is het belangrijk te weten wie de be?nvloeders
en beslissers zijn bij de verschillende thematieken. De woningcorpora-
tie zal veelal de besluiten moeten nemen, maar zal zich sterk laten
leiden door externe partijen.
Het adviesbureau speelt een grote rol bij de keuze voor de activitei-
ten bij het verbeteren van de energieprestatie (66 procent) en ook
bij projecten met duurzame maatregelen hebben zij over het alge-
meen het meeste in de melk te brokkelen (44 procent).
Het verbeteren van het wooncomfort is typisch een onderdeel waar
de bewonerscommissie (34 procent) en de individuele huurders (46
procent) nauw bij betrokken zijn.
Figuur 4 Figuur 5
renda special 2011/2 de renda renovatie enqu?te 201132
De gemeente wordt door 69 procent van de corporaties betrokken
als het gaat om de keuze voor de renovatieactiviteiten bij de verbe-
tering van de leefbaarheid in de wijk. Ook hierin hebben de individu-
ele bewoners een belangrijke stem (45 procent).
Het blijkt dat de corporatie zelf in een groot aantal gevallen de
beslissingen neemt voor de uitvoerende partij. Bij duurzame maat-
regelen is de rol van de individuele huurder ook groot (37 procent).
In de meeste gevallen is de aannemer de belangrijkste externe partij.
Alleen bij het verbeteren van de energieprestatie wordt vaker een
adviesbureau ingeschakeld (36 procent), en bij het verbeteren van de
leefbaarheid in de wijk speelt de gemeente (30 procent) een grote rol.
Het blijkt dat het beslissingsproces bij renovatieactiviteiten een
complex geheel is. Afhankelijk van de doelen worden er verschillende
partijen bij betrokken. Hoewel de keuze voor de uitvoerder voorname-
lijk door de corporatie wordt genomen, is het wel zaak voor de uitvoer-
der (en andere belanghebbenden) om de hele DMU (Decision Making
Unit) te betrekken en voor zich te winnen. Hoe dit gedaan kan worden,
wordt vervolgens toegelicht:
Aannemers worden meestal geselecteerd op basis van prijs (62
procent), terwijl adviesbureaus en architecten met name op positieve
eerdere ervaringen worden gekozen; respectievelijk 51 en 82 procent.
De prijs is een belangrijk criterium en zal onder invloed van de financi-
ele crisis aan belang hebben toegenomen. Toch leert de ervaring dat
indien een concept of oplossing duidelijk meerwaarde heeft, en deze
goed wordt gecommuniceerd en bewezen, dat de andere criteria aan
belang toenemen.
renOvatieCOnCePten
We kennen nu de status quo en de plannen van de woningcorporaties.
Het laatste puzzelstukje gaat met name over hoe deze plannen zo opti-
maal mogelijk kunnen worden ingevuld, zowel in financi?le als in kwali-
tatieve zin. Veel partijen, aannemers en toeleveranciers spelen hierop
in door middel van concepten. Dit kunnen nieuwbouw- maar ook reno-
vatieconcepten zijn. Met name deze laatste zijn ontwikkeld om vraag
en aanbod nader op elkaar af te stemmen. In plaats van telkens het
wiel opnieuw uit te vinden, is men gaan nadenken hoe processen en/
of producten zo optimaal mogelijk op elkaar kunnen worden afge-
stemd, zodat ze in elk renovatieproject toepasbaar worden.
Aannemers worden
door 62 procent
geselecteerd
op basis van prijs.
62%
renda special 2011/2de renda renovatie enqu?te 2011 33
Een kwart van de corporaties is nog niet bekend met renovatieoplos-
singen en -concepten, maar de grootste groep (42 procent) heeft er al
wel ervaring mee. Bijna de helft van de corporaties (46 procent) zegt
bij renovaties op zoek te gaan naar een integrale oplossing in plaats
van elk renovatieproject als afzonderlijk project te beschouwen. Zij zijn
dus duidelijk op zoek naar synergievoordelen. Bij de respondenten die
bekend zijn met concepten en er ook ervaring mee hebben, ligt dit
percentage het hoogst (59 procent). Van de mensen die onbekend zijn
met concepten zegt de helft elk project los te benaderen. Bij grote
corporaties heeft 52 procent ervaring met concepten, bij kleine corpo-
raties gaat het om 40 procent.
verSChUiving
Met veel belangstelling hebben we
kennisgenomen van de conclusies en
aanbevelingen uit het doelgroepenon-
derzoek naar corporaties. De opval-
lendste trend is de verschuiving van
sloop en nieuwbouw naar renovatie.
Ingegeven door de economische
recessie en de financi?le mogelijkhe-
den lijkt ons dit een logische ontwikke-
ling bij corporaties. Het verbeteren van
de energieprestatie noemt tweederde
van de corporaties als grondslag voor
recente renovaties. De tijd ligt achter
ons dat renovatie zich beperkt tot
nieuwe sanitaire voorzieningen. Het is
belangrijk dat het energetisch aanpak-
ken van de schil van de woning onder-
deel uitmaakt van een renovatie.
Wij zijn ervan overtuigd dat de
gebouwde schil de basis vormt voor
comfort, leefbaarheid en energiebe-
sparing. Wienerberger biedt concrete
oplossingen voor verduurzaming van
bestaande bouw en het verhogen van
de energieprestaties van gevel, wand
en dak. Zo zijn recent een aantal reno-
vatieprojecten uitgevoerd met onze
SlimBrick-gevelbakstenen. Dit zijn
bakstenen in slanke vorm waardoor bij
een gelijke muurdikte de spouwmuur
van extra thermische isolatie kan
worden voorzien.
Het onderzoek concludeert verder dat
de kosten voor het verduurzamen van
woningen en het verbeteren van de
energieprestatie vaak te hoog zijn voor
corporaties. Wij denken dat beslissin-
gen nu nog te frequent alleen geno-
men worden op kortetermijnvisies.
Woningcorporaties hebben momenteel
een tijdshorizon van circa 30 jaar. In
het kader van duurzaamheid en total
cost of ownership is het beter om te
kijken naar een veel langere termijn.
Met de huidige bouwmaterialen en
technologie?n moeten woningen zeker
100 tot 125 jaar meegaan. Woningen
met energielabel B zijn momenteel in
de ogen van veel corporaties financieel
niet haalbaar. Naar ons idee zullen de
kosten voor energie de komende 50
jaar zo sterk stijgen, dat de terugver-
dientijd steeds minder een issue
wordt. Zeker als corporaties de
tijdshorizon van woningen ook verder
verlengen.
Wienerberger denkt niet alleen in kera-
mische bouwmaterialen, maar in oplos-
singen. Gericht op een lange levens-
duur en met toekomstwaarde. Deze
ontwikkeling sluit geheel aan bij de
conclusie uit het onderzoek dat het
werken met concepten besparingen
mogelijk maakt. Het integraal kijken
naar verschillende concepten
resulteert in betere oplossingen, ook
energetisch. Dit komt de verhuurbaar-
heid van woningen weer ten goede
omdat bij een duidelijk concept de
resultaten en kosten al van tevoren
inzichtelijk zijn gemaakt.
Het huidige economische klimaat
vraagt tevens om innovatie en out of
the box-denken. Innovatie is vaak
afkomstig van fabrikanten en ook
aannemers worden als innovatiepart-
ner gezien. Aannemers halen hun
kennis weer bij de toeleveranciers.
Voor corporaties is de combinatie van
fabrikant en aannemer een goede
optie. De gezamenlijke deelname in
een bouwteam is naar ons idee zeer
wenselijk en resulteert in een optimale
inbreng van kennis. Het onderzoek
wijst verder uit dat de lokale aannemer
centraal staat voor corporaties. Wij
zien het als een uitdaging om onze
kennis niet alleen te delen met lande-
lijke aannemers, maar ook aansluiting
te vinden bij lokale aannemers. Vanuit
onze behoefte aan kennisoverdracht
zoeken wij de communicatie met de
klant op. Ook renda zien wij als een
geschikt platform om direct met de
markt in contact te treden.
Tanja Bongers
Marketing Manager Wienerberger BV
enqu?te
De
renDa
renovatie
renda special 2011/2 de renda renovatie enqu?te 201134
46 Procent van de
corporaties gaat
op zoek naar een
integrale oplossing.
46%
renda special 2011/2de renda renovatie enqu?te 2011 35
Gevraagd naar de concepten die men kent, worden er zeer diverse
antwoorden gegeven. Zo worden er aanbieders, leveranciers, projec-
ten en concepten genoemd. Het Passiefhuis van BAM wordt het
meest genoemd; 19 procent bij de grote en 5 procent bij de kleine
corporaties. Het is dus blijkbaar zo dat hoe vaker men in aanraking
komt met renovatieconcepten, hoe vaker men ook conceptueel gaat
denken. Men ziet dus de voordelen in van deze concepten en grijpt er
telkens op terug. Dit is ook het uiteindelijke doel van renovatieconcep-
ten: voordelen benutten door elke keer hetzelfde te doen, alleen
telkens iets effici?nter op basis van de opgedane ervaringen. Het is
dus belangrijk om corporaties hiermee ervaring te laten opdoen.
Maar hoe krijg je een woningcorporatie zo ver dat zij ook renovatie-
concepten gaat toepassen? De interesse is het hoogst voor concep-
ten waarbij zaken zoals eindresultaat, duidelijk en concreet zijn
gemaakt.
Op een 10-puntschaal (1 is totaal niet interessant en 10 is zeer
interessant) geven de ondervraagden een 7,5 aan de concepten
waarbij de besparingen op voorhand duidelijk zijn en die minimaal
30 procent minder overlast geven qua tijd.
Ook concepten waarbij men 30 procent minder energiekosten heeft
en de woning minimaal energielabel B krijgt, scoren met een 7,1
bovengemiddeld.
De concepten waarbij de aanbieder ook andere zaken regelt (finan-
ciering (4,4), onderhoud en beheer (5,1)) zijn veel minder interessant.
Onder de ervaren mensen is er wel iets meer interesse voor het
begeleiden van bewoners (6,3) en het regelen van de financiering
(4,7) door de aanbieder.
Er kan worden geconcludeerd dat hoe duidelijker en concreter de
boodschap vooraf is, hoe interessanter het voor corporaties wordt.
Het eindresultaat is belangrijker dan het proces.
MarktbenaDering
We kennen de situatie van de woningcorporaties, we weten wat ze
gaan doen en wat ze van renovatieconcepten vinden, maar hoe moet
de marktbenadering plaatsvinden? Wat moet er gebeuren zodat er
meer gerenoveerd wordt middels concepten?
Van de corporaties geeft 27 procent aan dat er binnen de eigen orga-
nisatie veranderingen moeten plaatsvinden om meer met renovatieop-
lossingen en -concepten te gaan doen. Slechts 3 procent zegt dat de
aanbieders moeten veranderen en het grootste deel (63 procent) zegt
dat er aan beide kanten veranderingen moeten plaatsvinden.
Bekendheid wordt als belangrijkste punt (35 procent) aangegeven
dat binnen de eigen organisatie verbeterd zou moeten worden om
meer in concepten te denken in plaats van in losse oplossingen.
Van de mensen die nog geen ervaring hebben, noemt 40 procent
dit punt, en maar liefst 55 procent van de mensen die niet bekend
zijn met concepten noemt dit.
Het cre?ren van draagvlak (15 procent) komt op de tweede plaats.
Dit wordt met name genoemd door mensen die wel bekend zijn,
maar geen ervaring hebben met concepten (24 procent).
Bij kleine corporaties heeft de organisatie ook andere prioriteiten
(11 procent), tegenover 0 procent bij de grote corporaties.
Grote corporaties moeten leren open te staan voor innovatie (15
procent). Daarmee heeft juist geen enkele kleine corporatie proble-
men.
De verbeterpunten aan de concepten of bij de aanbieders zijn veel
moeilijker aan te geven. Dit komt duidelijk tot uitdrukking in het hoge
percentage `weet niet' (48 procent).
Grote corporaties vinden het ontzorgen belangrijk (15 procent). Bij
kleine corporaties antwoordde 54 procent `weet niet', bij grote
corporaties 38 procent.
Het zijn de corporaties die wel bekend zijn, maar nog geen ervaring
hebben met concepten die de duidelijkheid over samenwerking
noemen; 13 van de 14 maal dat dit punt genoemd is, waren het
mensen die wel bekend zijn, maar nog geen ervaring hebben met
concepten.
renda special 2011/2 de renda renovatie enqu?te 201136
Er dient dus missionariswerk binnen de corporaties verricht te worden,
maar ook in de gehele corporatiewereld. Maar wie gaat dit missiona-
riswerk verrichten? Wie zien de woningcorporaties als meest
geschikte partner?
Corporaties gaan het liefst in zee met een regionale aannemer; 77
procent vindt deze partij in grote mate een serieuze partner. Dit
geldt voor zowel grote als kleine corporaties.
Grote corporaties zien ook landelijke aannemers nog wel als seri-
euze partner; 26 procent in grote mate en 58 procent in enige
mate. Voor kleine corporaties zijn landelijke aannemers veel minder
interessant; 4 procent in grote mate en 35 procent in enige mate.
Hier is de relatie en de gunfactor, het stimuleren van de eigen
economie, belangrijker. Bij landelijke aannemers geeft vrijwel ieder-
een aan dat ze liever met een lokale aannemer werken; 39 procent
zegt letterlijk liever met een regionale partner te werken en 12
procent vindt de corporatie te klein voor een landelijke aannemer.
Ook de 10 procent die zegt maatschappelijk betrokken te zijn bij de
regio ? de 10 procent die vanwege het beleid enkel met lokale
aannemers werkt en de 8 procent die vindt dat landelijke aanne-
mers te weinig inzicht hebben in lokale zaken ? werken liever met
lokale aannemers. Het grootste probleem bij een combinatie van
aannemers is dat men dan het idee heeft met meerdere aanspreek-
punten te maken te hebben (34 procent).
Voor fabrikanten geldt dat 26 procent van de grote corporaties hen
in grote mate als serieuze partner ziet. Dit is tweemaal zo hoog als
bij kleine corporaties (13 procent). Wel ligt het percentage mensen
dat aangeeft dat fabrikanten niet als serieuze partner gezien
worden, hoger bij grote corporaties (47 procent) dan bij kleine
corporaties (25 procent). De reden die hiervoor wordt gegeven is
met name het verlies van vrijheid. Door met ??n fabrikant in zee te
gaan voelt 16 procent zich te veel gebonden. Een ander punt is dat
een fabrikant de uiteindelijke uitvoering van een project niet op zich
neemt (13 procent) en dat er sprake kan zijn van andere of tegen-
gestelde belangen (13 procent). Een aantal punten speelt ook bij
een joint venture van fabrikanten. Daar voelt 14 procent zich te veel
77 Procent gaat
het liefst in zee
met een regionale
aannemer.
77%
enqu?te
De
renDa
renovatie
renda special 2011/2de renda renovatie enqu?te 2011 37
gebonden en 11 procent geeft aan dat de aannemer centraal staat
in het renovatieproces. Het percentage `weet niet' ligt met 44
procent erg hoog. Waarschijnlijk omdat veel mensen zich geen
duidelijk beeld kunnen vormen van de mogelijkheden en problemen
die een dergelijke joint venture inhouden.
Voor de grote corporaties is een combinatie van fabrikant en
aannemer een goede optie. Voor 47 procent van hen is dit in grote
mate een serieuze partner. Andere of tegengestelde belangen
speelt ook sterk bij een combinatie van fabrikant en aannemer (25
procent). Verder vormen de afstemming en de daarbij komende
complexe afstemmingsstructuur voor 17 procent een struikelblok.
Samenvattend kunnen we concluderen dat er grote uitdagingen in het
verschiet liggen voor zowel de woningcorporaties als de verschillende
marktpartijen. Het succes van slagen hangt sterk af van de mate
waarin opdrachtgevers en opdrachtnemers elkaar weten te vinden en
elkaars argumenten begrijpen en willen ervaren. In eerste instantie
moet de communicatie duidelijk zijn: wat wil de corporatie en wat kan
de markt voor haar betekenen (op dezelfde golflengte zitten)? Vervol-
gens moeten de gemaakte beloftes gerealiseerd worden in de
praktijk.g
DOOrDaCht renOveren
Woningen die niet langer voldoen aan de
eisen op het gebied van energie, comfort en
binnenmilieu dienen de komende jaren gere-
noveerd te worden. Het renovatieproces is
gecompliceerd en de markt vraagt steeds
meer om totaalplannen en een kosteneffici-
ente aanpak. Verduurzaming staat hoog op
de agenda. Dit vraagt uiteraard ook om
kennis van technische installaties bij de
corporaties. Het betrekken van de bewo-
ners in de plannenmakerij rondom installa-
ties wordt een steeds belangrijkere succes-
factor. Het moet in ??n keer goed gebeuren
om latere tegenwerking te voorkomen en
redelijke huurverhogingen mogelijk te
maken.
Itho Daalderop ontwikkelde een totaalplan
om doordacht te renoveren: het GA verder-
concept. Hiermee worden inspanningen die
achteraf gedaan worden juist naar voren
gehaald, zodat in het voortraject goede
installatiekeuzes worden gemaakt en men
configuraties toepast waar de gebruiker
mee om kan gaan. Door dit concept is er
een integrale oplossing voor iedere situatie
en voor ieder ambitieniveau. Woningen met
een G-label kunnen gedegen gerenoveerd
worden naar een B- of A-label. In een trans-
formatieproces doorpakken naar
A++ is ook kosteneffici?nt mogelijk, door
een slimme combinatie van installatiecom-
ponenten. Niet alleen de energierekening zal
hierdoor dalen, er wordt ook gekeken naar
leefcomfort en het gezondheidsaspect van
de bewoner. Belangrijk is verder te kijken
naar een manier waarop alle partijen goed
ge?nformeerd kunnen worden en samenwer-
ken, zodat het renovatieproces vloeiend en
snel verloopt.
Eerst wordt door middel van een quickscan
met de opdrachtgever besproken wat hij
precies bereiken wil en welke middelen hij
tot z'n beschikking heeft. Ook wordt
besproken wat het gewenste comfort is en
wat de maandlasten en besparingen moeten
zijn voor de bewoners. Hiermee worden
doelstellingen op het gebied van labelverbe-
tering, investeringen en besparingen in een
vroeg stadium duidelijk. Het configuratieplan
handelt van woningopname tot offerte. Hier-
bij wordt de opdrachtgevers een concept-
voorstel aangeboden en komen we geza-
menlijk tot een concept- en partnerkeuze.
De stap die hierop volgt, gaat in op de
installatiebegeleiding. De opdrachtgever
bepaalt de partners en deze bedrijven
worden geassisteerd bij zaken als werk-
voorbereiding, monteren van installaties en
er wordt ondersteuning geboden bij de
inbedrijfstelling van de installaties.
Belangrijk is de eindgebruiker. Itho Daalderop
geeft bewoners informatie en ondersteunt de
bewonersparticipatie door hen een goed
gevoel te geven en actie te laten onderne-
men. Dit kan ondersteund worden door het
gereedmaken van een modelwoning, zodat
bewoners met eigen ogen kunnen zien hoe
het eindresultaat zal zijn. Verder is de onder-
steuning van de technisch woonconsulent
opgenomen. Deze wordt getraind, om te
zorgen dat de bewoners begrijpen wat de
installaties kunnen doen voor hun wooncom-
fort en energierekening.
Doordacht renoveren is dus haalbaar en kan
al naargelang de ambitie en middelen van
corporaties met het GA verder-concept
toegepast worden. Hierbij staat de bewo-
nersbetrokkenheid centraal en wordt voort-
durend rekening gehouden met technische
kwaliteit, woonlastenverlaging en onderhoud
tijdens de gehele lifecycle.
Jan Rijnbeek
Business unit manager Woning Renovatie
Projecten Itho Daalderop
2011
Colofon
De renda renovatie enqu?te wordt jaarlijks uitgevoerd door
USP Marketing Consultancy in opdracht van renda, kennis-
platform bestaande bouw.
USP Marketing COnSUltanCY
Henri Busker
Jos Vogel
renDa
Fannie Groenen (media-advies)
Wilbert Leistra (eindredactie)
Janneke Klunder (bureauredactie)
vOrMgeving
Twin Media bv, Rimke Bartels, Culemborg
reageren?
Heeft u een vraag/opmerking over dit artikel? Neem dan
gerust contact met ons op via renda@aeneas.nl
vOOrwaarDen
Niets uit dit artikel mag worden overgenomen zonder
toestemming van de uitgever. De algemene publicatievoor-
waarden van de uitgever worden verondersteld bekend te
zijn en zijn op aanvraag beschikbaar. Hoewel de grootst
mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van het blad,
zijn redactie en uitgever van renda niet aansprakelijk voor de
gevolgen, van welke aard ook, van handelingen en/of beslis-
singen gebaseerd op de informatie in dit artikel. Niet altijd
kunnen rechthebbenden van gebruikt beeldmateriaal worden
achterhaald. Belanghebbenden kunnen contact opnemen
met de uitgever.
De renda renovatie enqu?te is alleen beschikbaar voor
standaardleden van renda, kennisplatform bestaande bouw.
Het volledige onderzoek is na inlog voor standaardleden te
downloaden via www.renda.nl.
Standaard lidmaatschap per jaar: 250,- excl. btw
Kijk voor de voordelen en om u aan te melden op
www.renda.nl
Reacties