De boomaap evolueerde tot een grondaap, nog weer later tot een aap met een eigen territorium en uiteindelijk tot een culturele aap: de mens. Als we de menselijke evolutie van de afgelopen 1,5 miljoen jaar beschouwen, is de afgelopen 150 jaar evolutionair gezien van geen enkele betekenis, terwijl juist in deze periode een groot deel van de bevolking tot binnendier is verworden. De technologische evolutie, of eigenlijk revolutie, heeft de menselijke omgeving in 150 jaar ongelofelijk veranderd. Het menselijk lichaam is, evolutionair gezien, niet afgestemd op de huidige technologische leefomgeving. Deze disharmonie zorgt voor veel gebouw- en techniekgebonden klachten.
Een menselijke oerbehoefte 12 c Vitrine: daglicht
Vitrine: daglicht
cEen menselijke oerbehoefte
De boomaap evolueerde tot een grondaap, nog weer later tot een aap met een eigen
territorium en uiteindelijk tot een culturele aap: de mens. Als we de menselijke evolutie
van de afgelopen 1,5 miljoen jaar beschouwen, is de afgelopen 150 jaar evolutionair
gezien van geen enkele betekenis, terwijl juist in deze periode een groot deel van de
bevolking tot binnendier is verworden. De technologische evolutie, of eigenlijk revolutie,
heeft de menselijke omgeving in 150 jaar ongelofelijk veranderd. Het menselijk lichaam
is, evolutionair gezien, niet afgestemd op de huidige technologische leefomgeving. Deze
disharmonie zorgt voor veel gebouw- en techniekgebonden klachten.
AttoHArstA
Glasdak met zon- en lichtregulering van de ondergrondse uitbreiding van de Hogeschool voor de Kunsten te Arnhem. Henket & Partners.
Een menselijke oerbehoefte 13 c Vitrine: daglicht
Zon en licht spelen een zeer grote rol in de evolutie van de mens. We kun-
nen met zekerheid stellen dat gedurende het ontstaan van de aarde en
haar bewoners licht een centrale plaats heeft gehad. De menselijke oerbe-
hoefte aan natuurlijk en voortdurend veranderend daglicht is onderschat
en dient binnen de architectuur weer de plek te krijgen die het verdient.
Voldoende gezond daglicht moet daarom een primair uitgangspunt zijn bij
het vormgeven van ruimtes. Bouwen met daglicht maakt slimme architec-
tuur. Architectuur waar mensen zich prettig en gezond bij voelen, architec-
tuur die prikkelt en creativiteit en productiviteit bevordert. slimme architec-
tuur voor gezonde mensen.
Alle zichtbare zonnestraling, het totaal van zowel het directe en indirecte
zonlicht als het diffuse licht noemen wij `daglicht'. De mens heeft hier om
een groot aantal redenen behoefte aan. Naast het kunnen zien, zijn het de
niet-visuele prikkels die zorgen voor creativiteit, gezondheid, veiligheid,
productiviteit, geluk en welbevinden.
De Nederlandse bouwregelgeving en het arbobesluit houden enkel reke-
ning met de minimale visuele behoefte aan (dag)licht en niet met die an-
dere aspecten. Dit leidt tot verlichtingsniveaus die veelal onvoldoende zijn
om te voorzien in de veel belangrijker biologische en psychologische ef-
fecten van daglicht.
Visuele kwaliteit
Licht stelt ons in staat ruimtes waar te nemen en ons te ori?nteren. Belang-
rijkste uitgangspunt voor de visuele behoefte is om met het beschikbare
daglicht een zo goed mogelijke visuele kwaliteit te halen, waarbij kunstlicht
slechts als statische aanvulling wordt ingezet. De visuele kwaliteit wordt
bepaald door de hoeveelheid licht (taakverlichting), de lichtverdeling, de
lichtkleur, interne lichtreflecties en de luminantieverhoudingen in de ruimte.
cAtto Harsta, Maria den Boon en Anne Bots
Atto Harsta, Maria den Boon en Anne Bots zijn
werkzaam bij Aldus bouwinnovatie, een ontwerp-
en adviesbureau gespecialiseerd in het realiseren
van marktgerichte vernieuwing in de bouw. Atto
Harsta is initiatiefnemer van de Stichting Living
Daylights. Deze stichting promoot een goede toe-
passing van daglicht in de gebouwde omgeving.
Info: www.aldus.nl en www.livingdaylights.nl
Direct, diffuus en gereflecteerd zonlicht.
AttoHArstA
De translucente gevel zorgt voor een gedempte en goed verspreide lichtinval.
AttoHArstA
Een menselijke oerbehoefte 14 c Vitrine: daglicht
De benodigde hoeveelheid licht is afhankelijk van de werkzaamheden, de
leeftijd en de persoonlijke voorkeuren van de ontvanger en van de lichtver-
deling in de ruimte. Duurzaam en levensloopbestendig bouwen houdt re-
kening met het feit dat oudere mensen (50+) veel meer licht nodig hebben
voor eenzelfde taak als iemand van 25 jaar oud. De lichtbehoefte neemt,
naarmate men ouder wordt door verscheidene oorzaken toe. onderzoe-
ken wijzen op een toename van de lichtbehoefte met een factor vijf tussen
het tiende en het zestigste levensjaar.
Minimale waarden liggen tussen de 350 en 800 lux (eenheid van licht) waar-
bij een goede lichtverdeling en luminantieverhoudingen bepalend zijn voor
het verkrijgen van een optimaal visueel daglichtklimaat. Een zwart compu-
terscherm (Autocad) met daarachter een glasvlak met zicht op een groot
deel van de hemelkoepel kan zelfs bij bewolkt weer voor een onwerkbare
situatie zorgen. We spreken in dit geval van verblinding. Binnen het visuele
veld treden helderheidniveaus op die aanzienlijk hoger zijn dan die waarop
de ogen zich hebben geadapteerd. Naast verblinding moeten ook onge-
wenste lichtreflecties worden vermeden. Abrupte helderheidsverschillen
leiden tot lagere visuele prestaties en tot hoofdpijn en vermoeidheid.
Biologische klok
In het oog bevinden zich verschillende fotoreceptoren (cellen die licht op-
vangen). In 1722 ontdekte de Nederlander Antony van Leeuwenhoek al
twee verschillende soorten: de staafjes en de kegeltjes (de staafjes spelen
vooral een rol bij het zien van contrast en de kegeltjes bij het waarnemen
van kleuren). Wat we vanuit allerlei effecten en onderzoeken al vermoeden
is pas in 2002 met de ontdekking van een nieuwe fotoreceptor in het oog
echt bewezen. Deze nieuwe receptor speelt geen directe rol bij het kunnen
zien, maar heeft zenuwverbindingen naar onder andere de pijnappelklier
(epifyse) en onze biologische klok (de suprachiasmatische kern). Via deze
interne klok be?nvloeden de receptor de dagelijkse, maandelijkse en jaar-
lijkse ritmes van verschillende lichaamsprocessen, zoals de lichaamstem-
peratuur, slaappatronen, cognitieve prestaties, stemming en de aanmaak
of onderdrukking van diverse hormonen.
De spectrale gevoeligheid van het nieuw ontdekte celtype is inmiddels on-
derzocht en daaruit is gebleken dat blauwachtig licht biologisch een groter
activerend effect op de cellen heeft dan roodachtig licht. Dit is geheel over-
eenkomstig met het natuurlijke daglichtverloop. Het blauwachtige licht 's
ochtends stimuleert de aanmaak van cortisol (een hormoon dat onder an-
dere een rol speelt bij activiteit en het ontwaken) terwijl het warme rode licht
's avonds de aanmaak van melatonine (ons `slaaphormoon') opstart.
Ontwerprichtlijnen
Uit het onderzoek naar de biologische effecten van licht blijkt duidelijk dat
de ontwerprichtlijnen voor goede en gezonde verlichting in zekere mate
afwijken van de conventioneel gebruikte regels. Een verstoring van de bio-
logische klok kan leiden tot slapeloosheid en winterdepressies. Daglicht is
ondermeer vanwege de hoge intensiteiten, de natuurlijke dynamiek en het
volledige (fluctuerende) kleurenspectrum de belangrijkste bron voor ge-
zonde verlichting.
In een werkomgeving zijn de voordelen in termen van gezondheid en wel-
zijn niet alleen belangrijk voor de medewerkers zelf; zij leiden ook tot be-
tere werkprestaties, een grotere alertheid, minder fouten, meer veiligheid
en minder verzuim. Een voorbeeld uit de industri?le omgeving toont aan
dat een verhoging van het lichtniveau van 300 naar 500 lux de totale pro-
ductiviteit met acht procent kan verhogen. In een zorgomgeving kan een
goed daglichtklimaat in combinatie met uitzicht tot een versnelde genezing
leiden. Daglicht verbetert de stemming en geeft rust en ontspanning.
ondanks de ontdekking van de nieuwe fotoreceptoren en onze biologi-
Tweede huidgevel met screening op het glas. De screening is de eerste vorm van
zon- en lichtregulering. SUVA gebouw te Basel. Hertzog & de Meuron.
AttoHArstA
Volledig glazen gevel waarbij met horizontale lamellen de zon- en lichtinval kan
worden geregeld. Kantoor Materia, Enter.
AttoHArstA
Relatie tussen de gevelindeling, de vertrekhoogte en de daglichtworp.
AttoHArstA
Een menselijke oerbehoefte 15 c Vitrine: daglicht
sche klok weten we nog weinig van de werking van ons eigen ingenieuze
systeem af. Dit werkt helaas ook door in hoe wij bouwen. onze architec-
tuur en de daarbij behorende wetten en normen zijn nog niet aangepast
aan onze biologische behoeftes.
Daglichtambitie
Het hanteren van een daglichtambitie waarin staat omschreven (en moge-
lijk ook verbeeld) wat het ambitieniveau is ten aanzien van het gebruik van
daglicht maakt het mogelijk om bij nieuwbouw of renovatie de uitgangs-
punten voor alle betrokkenen helder te communiceren. Een voorgeschre-
ven daglichtambitie is noodzakelijk omdat de huidige bouwregelgeving en
ook het programma van eisen volstrekt onvoldoende ingaan op de dag-
lichtbehoefte van gebruikers.
De basis van een goede daglichtambitie is het streven naar daglichtauto-
nomie waarbij het aanwezige daglicht binnen zo veel, zo lang en zo goed
mogelijk wordt benut. Naast de kwantiteit beschrijft de daglichtambitie ook
de kwaliteit, waarbij het beheerst (geregeld) naar binnen halen van het dag-
licht een centrale plaats heeft. In een primaire gebruiksruimte moet gedu-
rende 70 procent van de tijd tussen 09.00 en 18.00 uur met zuiver en al-
leen daglicht gewerkt of geleefd kunnen worden. Aanvullend zal kunstlicht
worden ingezet.
Hierbij moet het daglichtniveau voldoende zijn om de ruimte te benutten
voor de gebruiksfunctie waar die voor ontworpen is. Gedurende de dag-
lichtperiode zal voor bijvoorbeeld een kantoorsituatie een daglichtniveau
van circa 500 ? 800 lux op werkbladniveau (en direct zicht op de hemelkoe-
pel) voldoende zijn voor zowel de visuele als niet-visuele daglichtbehoefte
van de meeste mensen. De daglichtambitie is van toepassing, gerekend
vanaf de gevel, tot een afstand van circa twee maal de hoogte vloer boven-
kant raam (H in de afbeelding). We spreken hierbij van de daglichtzone
(1xH) en overgangszone van een vertrek. Het overige deel van een ruimte
is de restzone. Het is zaak om in een gebouw zo min mogelijk van deze
restzones te maken (uiteraard afhankelijk van het gebruik van het gebouw).
Als er gewerkt wordt met bovenlichten of meervoudige inval (bijvoorbeeld
via een atrium of zijgevel) kan de daglicht- en overgangszone worden ver-
groot.
Regulering
Daglicht moet tijdens de initiatiefase van een gebouw duidelijk op de agen-
da staan aangezien het achteraf verbeteren van een slecht daglichtklimaat
erg moeilijk is. De daglichtambitie is een middel om de kwantitatieve en
kwalitatieve zon- en daglichteisen binnen een integraal gebouwontwerp te
vertalen. Daarbij is een goede zon- en lichtregulering van groot belang.
Na een periode van kleine ramen (als gevolg van het toen nog slecht isole-
rende glas en de wens van energiebesparing) en sterk reflecterende begla-
zing in de kantorenbouw beleeft de architectuur nu weer een trend van
maximaal glas in de gevel. Positief, zou je zo op het eerste gezicht zeggen
en veel architecten vinden dit een goede ontwikkeling. Zij verkeren echter
in de vooronderstelling dat veel glas een transparant en overvloedig verlicht
gebouw oplevert. Helaas blijkt het tegenovergestelde. Grote glasopper-
vlakken, zonder goede zon- en lichtregulering, blijken in de praktijk (als het
gebouw is gerealiseerd en de gebruiker het pand heeft betrokken) al snel
te worden dichtgeplakt om een enigszins werkbaar binnenmilieu te cre?-
ren. oververhitting en onwerkbare visuele omstandigheden zijn de veroor-
zakers van dit anarchistische gebruikersgedrag.
Blijkbaar zijn de lessen uit de jaren 20 en 30, toen er vanuit de nieuwe za-
kelijkheid ook veel met glas werd gebouwd, vergeten. of is het het onbe-
grensde vertrouwen in de huidige goed isolerende en zonlichtreflecterende
beglazingen in combinatie met de moderne koelinstallaties, dat wij denken
dat maximaal glas nu w?l tot een aangenaam binnenklimaat leidt. We ver-
geten dan dat koeling tot een onverantwoord hoog energieverbruik kan
leiden. Wat mogelijk zelfs nog verergert als de gevel wordt dichtgeplakt en
het kunstlicht aan moet.
Maximaal glas in (werk)omgevingen kan alleen wanneer er goede mogelijk-
heden zijn om het daglicht te beheersen. In veel gevallen is alleen zonwe-
ring onvoldoende. Deze is namelijk te statisch om voor alle weers- en sei-
zoensomstandigheden (en de daarmee samenhangende variaties in de
hoeveelheid directe en diffuse zonnestraling) een afdoende oplossing te
bieden. Een combinatie van maatregelen kan, afhankelijk van de specifieke
situatie (omgevingsinvloeden, gebouwvorm, gevel en materialisering) een
goede oplossing mogelijk maken waarmee een prettig binnenklimaat en
een gunstig energieverbruik worden gerealiseerd.
Dit advies geldt zeker niet alleen voor gebouwen met verdiepingshoge
glaspuien. In bijna alle gevallen is een goed regelbare zon- en/of lichtregu-
lering noodzakelijk om een comfortabel binnenklimaat mogelijk te maken.
ook in situaties met slechts 20 procent doorzichtglas kan hinder voor ge-
bruikers ontstaan.
Uniek
Er is een aantal belangrijke aandachtspunten voor het ontwerp van een
goede zon- en lichtregulering. Elk gebouw en elke gevel is uniek en zal als
zodanig moeten worden beschouwd. De locatie is heel bepalend voor de
hoeveelheid en de richting van de zoninstraling. Bekijk obstakels die zon-
nestraling natuurlijk beperken (gebouwen, bomen) of juist versterken (extra
straling door waterreflecties of reflecties in tegenoverliggende gevels). De
Daglichtambitie SLD: In een primaire gebruiks
ruimte moet gedurende 70% van de tijd tussen
09.00 en 18.00 uur met zuiver en alleen
daglicht gewerkt of geleefd kunnen worden.
Ultiem daglichtkantoor, door een goede afstemming
van de werkplekken en de gevelori?ntatie is er een
goed werkbaar binnenklimaat gerealiseerd. De gevel
is voorzien van een buitenzonwering en een
binnenlichtregulering. Kantoor van en door Heren 5.
KEEsHUMMEL
Een menselijke oerbehoefte 16 c Vitrine: daglicht
ori?ntatie van de gevel bepaalt de hoeveelheid zon- en lichtinstraling en de
periode van instraling. Dit is seizoensgebonden, waarbij de extremen (win-
ter en zomer) het meest bepalend zijn.
Als vastgesteld is wat er gedurende het jaar op een gevel aan straling
schijnt, bepaalt het ontwerp van de gevel welk deel daarvan binnen valt.
Het percentage open geveldelen en de materialisering van die open delen
is cruciaal. Dit in ogenschouw nemende is het uitermate vreemd dat bij 90
procent van alle gebouwen de verschillend geori?nteerde gevels wel de-
zelfde indeling en materialisering hebben. Dit terwijl de externe invloedsfac-
toren zo verschillend zijn.
Integraal ontworpen gebouwen zijn in harmonie met de omgeving en zullen
op de diverse gebouwori?ntaties verschillende geveloplossingen laten zien.
Naast deze externe invloedsfactoren zijn het de interne gebouwfuncties en
het gebruik die bepalen wat een goede zon- en lichtregulering is. Dit is
onder andere afhankelijk van de individuele gebruikers en hun werkzaam-
heden, de gebruikstijden en de indeling van het gebouw.
Enkele algemeen geldende richtlijnen voor een goede zon- en lichtregule-
ring:
x Geef de individuele gebruiker de mogelijkheid om zelf te bepalen wat er
wanneer naar binnenschijnt
x Hoe meer keuze in afstemming tussen buitenaanbod en het gewenste
binnencomfort hoe beter. Vandaar de gewenste scheiding tussen een
zon- en een lichtregulering. Een buitenscherm dat alleen van boven
naar beneden kan is wat dat betreft erg armoedig. Het scherm zal een
groot deel van het jaar een niet optimale oplossing bieden aangezien de
doekkeuze waarschijnlijk afgestemd is op een extreme zomersituatie
met 35.000 lux op de gevel;
x Er zijn veel meer systemen en productvarianten dan de nu overheer-
sende schermen en lamellen. Combinaties van producten, variatiemo-
gelijkheden, verschillende vlakken, beweegrichtingen en kleuren zijn
enkele van de mogelijkheden om de ideale zon- en lichtregulering te
ontwerpen;
x De taak voor ontwerpers en opdrachtgevers is het benutten van de
technologische mogelijkheden maar deze tegelijkertijd begrijpbaar hou-
den voor de gebruiker. Hij of zij bepaalt immers het succes van een
oplossing.
Zaken die eventueel gecombineerd kunnen worden met de zon- en lichtre-
gulering zijn: verduistering, privacyvoorziening, akoestische verbeteringen,
beveiliging, energieopwekking, raambekleding, projectieschermen, warm-
te-isolatie (luik) en mediaschermen.
terug naar het cre?ren van een voor gebruikers comfortabel en gezond
(daglicht)binnenklimaat. regulering van zon en licht in de gevel is zeker bij
bovenlichten (verzamelterm voor alle voorzieningen die licht doorlaten in
Living Daylights 01, Daglicht in de Architectuur
Daglicht vormt ??n van de belangrijkste bouwstenen
van architectuur en is onontbeerlijk voor de gezond-
heid en productiviteit van de mens. Daglicht is bo-
vendien gratis en de enige echt duurzame lichtbron.
Bij veel opdrachtgevers en ontwerpers zijn de posi-
tieve kanten van daglicht onbekend en is men onvol-
doende op de hoogte van de technische en architec-
tonische mogelijkheden om de negatieve effecten te neutraliseren. Het boek
stimuleert de toepassing van daglicht door alle facetten (energiebesparing, fysische
aspecten en de psychologische en biologische effecten) van daglicht te beschrijven
en bevat inspirerende voorbeelden van toonaangevende architecten. Een rijk ge?llu-
streerde publicatie met een schat aan informatie over alle facetten van daglicht in de
gebouwde omgeving. te bestellen voor 34,95 bij Uitgeverij ?neas. Nu speciaal
voor abonnees van bouwIQ: de verzendkosten gratis (t.w.v. 3,50). Bestellen: stuur
een e-mail naar boeken@aeneas.nl, o.v.v. `Living Daylights met korting'.
een horizontaal vlak) een belangrijk aspect. De straling van dit deel van de
hemelkoepel is namelijk ongeveer drie keer sterker dan het deel van de
hemelkoepel aan de horizon. Dit verklaart onder andere waarom een dak-
licht meer lichtopbrengst heeft dan een zijlicht van dezelfde grote. Het is
niet voor niks dat juist bij serres en atria grote problemen ten aanzien van
oververhitting kunnen voorkomen. Een goede regeling van zon en licht is
bij bovenlichten een absoluut vereiste.
Onwetendheid?
De gebruiker van een gebouw heeft dus alle belang bij een goede zon- en
lichtregulering. Waarom wordt hier dan toch zo weinig rekening mee ge-
houden? Er is geen architect die zijn esthetische creatie opgeleukt wil zien
met kranten op de ramen of met plastic verticale lamellen. En ook op-
drachtgevers zouden voor hun dure human capital alleen het beste moe-
ten willen. Is het onwetendheid bij hen over de invloed van een gezond
binnenklimaat op het welbevinden en daarmee op de productiviteit en cre-
ativiteit van de gebouwgebruikers? Is het energiebesparingspotentieel niet
inzichtelijk gemaakt? of wringt de schoen bij de projectontwikkelaar die
tegen zo min mogelijk investeringskosten zo snel mogelijk een gebouw wil
neerzetten waarbij exploitatiegebonden aspecten voor hem nauwelijks in-
teressant zijn?
De tijden veranderen in dit opzicht; als gevolg van de huidige economische
situatie op de onroerendgoedmarkt, proberen projectontwikkelaars zich in
toenemende mate te onderscheiden. Geld is voor projectontwikkelaars ?n
hun klanten een belangrijke drijvende factor. Een optimale toepassing van
daglicht kan geld opleveren doordat het de verhuurzekerheid toeneemt. b
Lichthinder bij beeldschermwerk door
te hoge luminantiesverschillen in het
directe blikveld van de gebruiker.
AttoHArstA
Reacties