De Romeinse architect Vitruvius die leefde in de eerste eeuw voor Christus was een man van de praktijk. Zijn handboek is de neerslag van vele jaren ervaring met bouwmaterialen en hun toepassing. De exploitatie van steengroeven, de kwaliteit van hun producten, de toepassing ervan in openbare gebouwen, woonhuizen, wegen, maar ook de opleiding van de architect en zijn werkterrein – niets ontsnapte aan zijn aandacht.
44 ClassIQ
ClassIQ
Bouwmateriaal van het jaar nul
Bouwmateriaal
van het jaar nul
"Bouwmateriaal dat je bij de hand hebt is goedkoper dan wat je van ver
moet halen." Met deze uitspraak in gedachten exploiteerden de bewoners
van het antieke Itali? materiaal uit de buurt. Zo is de wijde omgeving van
Rome gebouwd op lagen vulkanisch materiaal. Dit was uitgeworpen in
prehistorische tijden en had zich verdicht tot tufsteen van wisselende kwa-
liteit en uiterlijk, in lagen die onder de stad Rome een dikte van soms wel
50 meter bereiken. De Tiber was goed bevaarbaar en verzorgde het trans-
port. Deze rivier had ook voor afzetting van klei gezorgd en vanaf iets voor
het begin van onze jaartelling werden er kleikuilen ge?xploiteerd rond
Rome.
In het binnenland vormen de kalksteenmassieven van de Apennijnen en
hun voetheuvels een lange hoge ruggengraat. Ook hier gebruikte men de
vele bevaarbare rivieren voor het vervoer.
Een ander wingebied voor bouwmaterialen was de streek rond de Golf van
Napels, een enorm uitgestrekt vulkanisch terrein, waar op veel plaatsen
tufsteen en verschillende lavasoorten voorkwamen.
Lava
Basaltlava is een donkergrijze harde en slijtvaste steen die de Romeinen
graag gebruikten bij de aanleg van wegen (fig. 1). Ook roodpaars la-
vaschuim (cruma) is een heel duurzame steen. Hij is poreus met aan het
oppervlak sporen van gasbelletjes, ontstaan toen heet vulkanisch materiaal
met gasbellen erin snel afkoelde en zich verhardde. Een nadeel is dat deze
steen slecht te bewerken is. Daarom werd de steen vooral toegepast in
kleine onregelmatig gevormde blokken als breuksteen of als bekleding van
betonmuren (fig. 2).
De derde soort is grijze lava, eveneens een vrij harde en moeilijk te bewer-
ken steen. Hij werd net als de twee andere in de directe omgeving van
Pompeii gewonnen en is donkergrijs van kleur met opvallende zwarte in-
sluitsels (meestal obsidiaan). Het oppervlak van de steen in een muur is
doorgaans vrij glad en licht bolvormig. Hij werd toegepast in maalstenen,
traptreden, stoepranden en als bekleding van betonmuren.
Tufsteen
De tufsteen die we in Rome en aan de Golf van Napels aantreffen, is van
uiteenlopende kwaliteit. Deze Romeinse steen kwam uit groeven stroom-
opwaarts aan de Tiber (uit Monteverde en Fidenae) en langs de rivier de
Anio en werd ongeveer vanaf 400 voor Christus (toen de Romeinen dat
gebied veroverd hadden) gewonnen. De meeste soorten waren grijs tot
beige van kleur en middelhard. Hierdoor kon men ze op verschillende ma-
nieren bewerken: houwen in grote rechthoekige blokken voor stapelbouw
(afb. 3) of bewerken en polijsten. Wat overbleef werd als breuksteen in de
kern van muren verwerkt. Men had al gauw door dat tufsteen, vulkanisch
van oorsprong, ook een uitstekend brandwerend materiaal was.
De Pompejaanse tufsteen kwam voornamelijk uit Nocera in de omgeving
De Romeinse architect Vitruvius die leefde in de eerste
eeuw voor Christus was een man van de praktijk. Zijn
handboek is de neerslag van vele jaren ervaring met
bouwmaterialen en hun toepassing. De exploitatie van
steengroeven, de kwaliteit van hun producten, de
toepassing ervan in openbare gebouwen, woonhuizen,
wegen, maar ook de opleiding van de architect en zijn
werkterrein ? niets ontsnapte aan zijn aandacht.
1 Groeve met basaltlava (boven) en een
laag rode pozzolana (onder) bij Pompeii.
2 Pompejaanse baksteenmuur met
versiering in blokjes rood lavaschuim, grijze
lava en gele tufsteen.
3 Drie elegante Korinthische zuilen uit
Noceratuf (Pompeii).
4 `Cyclopische' kalksteenmuren in
Praeneste (het moderne Palestrina).
THEAL.HEREs
4
45 ClassIQBouwmateriaal
van het jaar nul
waarom er geen metselverband nodig was. In tegenstelling tot nu, waren
massieve baksteenmuren bijna onbekend. Ongebroken werd baksteen
toegepast als daktegel, en in tal van kleinere formaten bij vloer- en wand-
verwarming.
Mortel en toeslagmaterialen
Pozzolana is een vulkanisch materiaal (lavagruis) dat reactief siO2 (silicium-
dioxide) bevat. Deze reactieve fase ontstaat als de silicaathoudende stof
vanuit vloeibare toestand zeer snel afkoelt. Pozzolana is rood of zwartgrijs
van kleur en in vulkanische lagen wordt het niet ver onder het oppervlak
aangetroffen (zie fig. 1). Het werd zowel bij Rome als rond Pozzuoli (aan
deze stad dankt het materiaal zijn naam) gewonnen en verwerkt in poeder-
vorm en kleine korrels.
In de derde eeuw voor Christus ontdekte men in de streek rond Napels bij
toeval de hydraulische uitwerking van pozzolanazand (uit gebluste kalk en
pozzolana). Vermengd met breuksteen, werd hiervan een mortel gemaakt
die uitstekend uithardde en als voorloper van het moderne beton kan wor-
den beschouwd. Een Romeinse `beton'muur werd in de regel aan beide
kanten bekleed met kleine opgemetselde blokjes lava, tuf, kalksteen of
baksteen (zie fig. 2).
"Wonderbaarlijk..," zegt Vitruvius, "vermengd met kalk en breuksteen ver-
leent hij niet alleen aan gewone bouwwerken vastheid, zelfs een dam die
men daarmee in zee opwerpt, wordt onder water hard."
van de Vesuvius. Het is een duurzame en gemakkelijk te bewerken steen
met een lichtbeige, grijze tot bruine kleur. Het oppervlak kon mooi glad
gezaagd worden en we zien het in Pompeii toegepast in zuilen, kapitelen
en lijstwerk (fig. 3). Een tweede soort was afkomstig uit het gebied rondom
Pozzuoli, ten noorden van Napels, nog steeds een actief vulkanisch ge-
bied. Deze tuf heeft een opvallend gele (zwavel!) kleur. Hij is weinig duur-
zaam en erodeert snel. Vanwege zijn gemakkelijke en snelle bewerking
werd hij vooral toegepast bij herstelwerkzaamheden, zoals in Pompeii na
een verwoestende aardbeving in 62 na Christus.
Kalksteen
Kalksteen is ? afhankelijk van de groeve ? lichtbeige tot grijs van kleur, met
een zeer ruw oppervlak. Het heeft een grote sterkte, maar matige bewerk-
baarheid. Om die reden werd het meestal gehouwen in grote rechthoekige
blokken die koud werden gestapeld en toepast in buitenmuren. In kleine
onregelmatige blokjes werd het verwerkt als bekleding van betonmuren.
Achter Rome, in de voetheuvels van de Apennijnen, zien we het vaak in
enorme en indrukwekkende `cyclopische' stadsmuren gebruikt. Dan werd
het licht behouwen en in een veelhoekige (polygonale) vorm los gestapeld
tegen een helling (fig. 4). Een bijzondere variant is travertijn, een geelbeige
kalksteen met daarin soms herkenbare verkalkte zeedieren, dat bij Tibur
(het moderne Tivoli) niet ver van Rome werd gewonnen. Vanwege zijn grote
slijtvastheid werd en wordt het veel voor stoepranden en trappen gebruikt.
Baksteen
Vanaf de eerste eeuw voor Christus gebruikten de Romeinen baksteen,
aanvankelijk alleen in natte ruimten zoals aquaducten, maar gaandeweg
ook in opgaand muurwerk. Een vierkante steen werd na het bakken ver-
deeld in zo'n zes tot acht (min of meer) driehoekige stukken. Deze stukken
werden uitsluitend opgemetseld als bekleding van betonmuren; reden
Leestip:
Vitruvius, Handboek bouwkunde. Vert. door Ton Peters (Uitgeverij Athenaeum ?
Polak & Van Gennep, Amsterdam 1997).
THEAL.HEREs
THEAL.HEREs
THEAL.HEREs
1 2 3
Thea L. Heres
Reacties