Corporaties lijken nog voorzichtig te zijn met het energetisch verbeteren van de bestaande voorraad. Grote sprongen op grote schaal komen nog nauwelijks voor. Dit heeft alles te maken met de ‘gebruikelijke’ manier van denken en rekenen. Verbeterplannen worden doorgerekend met standaard normatieve parameters, met beperkte huurstijging en een relatief korte levensduur. Tegelijk worden risico’s van niet of beperkt ingrijpen niet in beeld gebracht, met als gevolg vaak weinig ambitieuze plannen. In een serie bijeenkomsten met de sector heeft de SEV geconcludeerd dat er behoefte is aan nieuwe beslismodellen die integraal en met een ruime tijdshorizon de noodzakelijke informatie voor besluitvorming leveren. Een klein team bestaande uit Frans Versteeg, Marc Schweitzer, Jan Willem Croon en Jan Winsemius, is aan de slag gegaan om een richtlijn voor zulke nieuwe modellen op te stellen. Jan Winsemius is directeur van VGG/Middelkoop, dat deelneemt aan stichting TaskforceCO2-reductie bestaande bouw, en geeft toelichting.
renda special energiesprong januari 2012 interview64
interview
tekst bert weevers
foto's photoworkx
Corporaties lijken nog voor-
zichtig te zijn met het ener-
getisch verbeteren van de
bestaande voorraad. Grote
sprongen op grote schaal
komen nog nauwelijks voor.
Dit heeft alles te maken met
de `gebruikelijke' manier
van denken en rekenen.
Verbeterplannen worden
doorgerekend met stan-
daard normatieve parame-
ters, met beperkte huurstij-
ging en een relatief korte
levensduur. Tegelijk worden
risico's van niet of beperkt
ingrijpen niet in beeld
gebracht, met als gevolg
vaak weinig ambitieuze
plannen. In een serie bijeen-
komsten met de sector heeft
de SEV geconcludeerd dat
er behoefte is aan nieuwe
beslismodellen die integraal
en met een ruime tijdshori-
zon de noodzakelijke infor-
matie voor besluitvorming
leveren. Een klein team
bestaande uit Frans
Versteeg, Marc Schweitzer,
Jan Willem Croon en Jan
Winsemius, is aan de slag
gegaan om een richtlijn voor
zulke nieuwe modellen op te
stellen. Jan Winsemius is
directeur van VGG/Middel-
koop, dat deelneemt aan
stichting TaskforceCO2
-
reductie bestaande bouw,
en geeft toelichting.
betere besluiten
door verder te kijken
`Energie moet
plek krijgen in het
afwegingsmodel'
renda special energiesprong januari 2012interview 65
"Corporaties maken permanent afwegingen over investeringen in de
voorraad, zowel op portfolioniveau als op complexniveau. Kosten en
opbrengsten worden gebaseerd op scenarioberekeningen. De vraag is
of de waarden die hierin worden meegenomen wel de juiste zijn, en of
het beeld wel compleet is. Bijvoorbeeld bij een besluit om niet te inves-
teren in woningverbetering zullen de woonlasten stijgen. Misschien kan
de doelgroep dan op termijn de huur niet meer betalen. Dit effect wordt
tot nu toe in vrijwel geen model meegenomen (een uitzondering is
Fimaren, red.). Het is bovendien duidelijk dat nieuwe modellen ook de
regionale marktomstandigheden moeten betrekken. In schaarstegebie-
den zal de huurder immers niet snel een andere woning kunnen vinden.
In Delfzijl daarentegen leidt een woning met te hoge woonlasten snel
tot leegstand. Betalingsproblemen zullen in beide situaties ontstaan.
De effecten van keuzen zijn dus afhankelijk van de marktomstandighe-
den. Doel van onze Richtlijnen InvesteringsModellen is om al deze
factoren of waarden scherper in beeld te brengen."
KlanT En COrpOraTIE
"Onze visie hebben we vertaald in een basis relatieschema, waarin de
woondienst vanuit zowel de klant als de corporatie wordt benaderd.
De klant zoekt die woondienst die past bij zijn behoeften en zijn finan-
ci?le mogelijkheden. De klantvraag wordt bepaald door omvang van
doelgroepen, inkomens en ontwikkelingen in overige woonlasten zoals
wijzigende woonkeuren, gemeentelijke heffingen en energielasten. Om
deze in de toekomst scherp in beeld te krijgen, zullen ook demografi-
sche en economische ontwikkelingen in de scenario's meegenomen
moeten worden. Voor de corporatie spelen onder andere de institutio-
nele kaders een rol, zoals Europese regels, meebetalen aan huurtoe-
slag en beleid ten aanzien van jaarlijkse huurverhogingen, en renteont-
wikkelingen."
rESIDuElE huurWaarDE
"Door de stijgende energieprijzen is het allang niet meer alleen de
huur die voor de klant van belang is. Het totaal van huur, (gemeente-
lijke) heffingen en energielasten bepaalt de woonlasten. Door deze te
relateren aan het inkomen krijg je de woonquote. De vraag naar de
definitie van de betaalbaarheid van het wonen, welke woonquote
acceptabel is, is er overigens een die door de politiek nog beantwoord
moet worden.
In de discussies over het model hebben we een nieuw begrip ge?ntro-
duceerd dat de kwestie voor de corporatie goed op scherp kan stellen:
de residuele huurwaarde. Dit houdt in dat, geredeneerd vanuit de klant,
hij allerlei uitgaven moet doen: voor levensonderhoud, sport en
ontspanning, de energierekening et cetera. Tegelijk heeft hij een gelimi-
teerd inkomen. Een deel van deze uitgaven kan worden geschrapt, een
deel niet. Wat hij overhoudt kan hij besteden aan de huur, de residuele
huurwaarde. In deze versimpelde weergave wordt het zonneklaar dat
een inflatievolgend huurprijsbeleid bij sterke stijging van andere kosten
en bij achterblijvende inkomensontwikkeling de betaalbaarheid niet
garandeert. Een energetisch slechte woning kan straks geen huurver-
hoging meer verdragen. Mogelijk is zelfs een huurverlaging nodig om
verhuurbaarheid te garanderen. Dit effect neemt de corporatie nu nog
niet mee in zijn afwegingen. In de standaard bedrijfswaardeberekenin-
gen wordt met een standaardwaarde voor huurprijsstijging gerekend.
Het is de vraag of die stijging overal kan worden gehaald."
InpuT COrpOraTIE
"Het gaat er niet om de strategische afweging eindeloos ingewikkeld
te maken door er een enorme berg informatie aan toe te voegen. Veel
gegevens worden natuurlijk nu ook al in het kader van portfoliobeleid
gehanteerd. Belangrijk is om helder te krijgen wat de werkelijk bepa-
lende factoren zijn in de toekomstscenario's van de corporatie. Wij
denken dat energie er daar ??n van is. Dat betekent dat energie een
plek moet krijgen in het afwegingsmodel. Vervolgens is de vraag hoe
het model, met energie als toegevoegd onderdeel daarin, moet
worden geoperationaliseerd. Het is niet effici?nt als iedereen opnieuw
het wiel gaat uitvinden. We zien het als een gezamenlijke opgave voor
de sector, de overheid, de toezichthouders, et cetera. Ik kan me
bijvoorbeeld voorstellen dat CFV en/of overheden zorgen voor regio-
nale rapportages over demografische en economische vooruitzichten
en te verwachten energieprijsstijgingen en dergelijke. Dit heeft als
bijkomend voordeel dat corporaties in zo'n regio met vergelijkbare
kaders en uniforme uitgangspunten werken, wat de transparantie ten
goede komt. Uiteindelijk wil de corporatie een zo re?el mogelijk beeld
krijgen van de mogelijke investeringsvarianten. Het model helpt hen
om veel scherper inzicht te verkrijgen in de waarderingen van bijvoor-
beeld woonlasten, maar ook bezitswaarde in verband met verkoop-
plannen. Ook op sectorniveau zal het model ongetwijfeld tot nieuwe
inzichten leiden."
rIChTlIJnEn
"We leveren geen compleet operationeel model op, want dat zou te
complex worden en een te lang traject vergen. Ook zijn er al de nodige
rekenmodellen, al behoeven ze vaak nog wel de nodige aanpassingen,
zoals ik aangaf. Wat we willen maken zijn richtlijnen voor nieuwe
beslismodellen. We laten hierin zien welke waarden van belang zijn,
hoe deze doorwerken en wat de bandbreedte van relevante waarden
is. Rekenmodellen kunnen straks aan deze richtlijnen getoetst worden.
Doordat ook WSW en CFV met ons meedenken ontstaan er ? naar
wij hopen ? breed gedragen uniforme uitgangspunten. Maar misschien
nog belangrijker is dat met de Richtlijnen InvesteringsModellen een
nieuwe denkwijze zijn intrede doet in de sector. Het is waarschijnlijk
dat de logica van het denken in vastgoedwaardeontwikkeling ook in de
beoordelingen van WSW en CFV dominanter gaat worden. De impact
hiervan op het corporatiebeleid zal vele malen groter zijn dan bijvoor-
beeld de recente aanpassing van het WWS."
Reacties