De gehele Nederlandse woningvoorraad vertoont per type en periode grote overkomsten. Zo verschilt een doorzonwoning uit 1960 of 1970 qua structuur weinig van elkaar. Ook maakt het niet uit of de woning in Den Helder of Kerkrade staat. De kleine nuances maken het verschil. De belangrijkste reden van deze grote overeenkomst is gelegen in de maatschappelijke sturing van de kwaliteit (overheid, bouwmethode, economie). Hoe is deze kennis te benutten om de betreffende woningen aan te passen aan de eisen van nu en de toekomst, de potentie voor de aanpassing zo goed mogelijk te kennen en op die wijze de creativiteit vooral te richten op de gewenste kwaliteitsverschillen?
1
Accomoderend vermogen van de voorraad
17-8-2011
De gehele Nederlandse woningvoorraad vertoont per type en periode grote
overkomsten. Zo verschilt een doorzonwoning uit 1960 of 1970 qua structuur
weinig van elkaar. Ook maakt het niet uit of de woning in Den Helder of
Kerkrade staat. De kleine nuances maken het verschil. De belangrijkste reden
van deze grote overeenkomst is gelegen in de maatschappelijke sturing van de
kwaliteit (overheid, bouwmethode, economie). Hoe is deze kennis te benutten
om de betreffende woningen aan te passen aan de eisen van nu en de
toekomst, de potentie voor de aanpassing zo goed mogelijk te kennen en op die
wijze de creativiteit vooral te richten op de gewenste kwaliteitsverschillen?
Tekst Martin Liebregts en Jelle Persoon
Voorgaand betoog gaat zeker ook op voor de portiek-, etage- en galerijwoning. Het is dus zaak om een
zoektocht te houden naar de overeenkomsten, om de differentiatie maximale ruimte te geven in de
praktijk. In dit artikel wordt het raamwerk geschetst van de overeenkomsten, vastgelegd in
woningtype en bouwjaar. Vervolgens worden die eigenschappen of kenmerken benoemd, die van
doorslaggevende invloed zijn op het accomoderend vermogen.
Voorbeeld rijtjeswoning
Woningtypologie
Bij de zoektocht naar de passende begrippen voor de omschrijving van woningtypen is het de kunst om
de waan van de dag achter je te laten. In de afgelopen decennia zijn vele woorden en begrippen
ge?ntroduceerd die in de tijd hun betekenis hebben verloren. Denk bijvoorbeeld aan aanleunwoning,
gasthuis, groepswoning, HAT-woning, hofhuis, kangoeroewoning, noodwoning, semi-permanente
woning, serviceflat, studentenflat, tandemwoning, verzorgingstehuis, woon-werkwoning. En dit lijstje
is nog met vele begrippen uit de afgelopen honderd jaar aan te vullen. Deze beschouwing gaat daar niet
over. Niet het specifieke gebruik is de leidraad, maar de ruimtelijke eigenschappen en de
gebruiksmogelijkheden. De zoektocht is er op gericht om die kenmerken en eigenschappen van
woningen en woongebouwen te benoemen, waardoor er sprake is van een onderscheidend geheel.
Uiteindelijk is het doel van ordenen meer begrip krijgen van de ons omringde wereld. Bij het begrip
2
over de bestaande woningvoorraad gaat het om de huidige eigenschappen en de
aanpassingsmogelijkheden aan de veranderende eisen (accomoderend vermogen). Bij de formulering
van de karakteristieke kenmerken en eigenschappen gaat hier om:
Schakeling; staat een woning en/ of gebouw zelfstandig of vormt het een onderdeel van een rij.
Stapeling; een grondgebonden woning of gestapelde-/ meergezinswoning.
Ontsluiting van het woongebouw; portiek, galerij of een combinatie.
Ontsluiting van de woning; wonen op ??n laag of twee of meer lagen.
Bouwjaar, waarin veelal de maatstructuur, het constructietype en de bouwfysische
eigenschappen door de overheidsbemoeienis en de economische ruimte zijn vastgelegd.
De vijftien meest voorkomende typen in de woningbouw
A. EENGEZINSWONINGEN - VRIJSTAAND (HALF)
1. Alleenstaande woning
2. Twee-onder-een-kap
B. EENGEZINSWONINGEN - RIJTJESWONING/GESCHAKELDE WONING
3. Vooroorlogs (voorkamer/ achterkamer))
4. Doorzonwoning (en duplex)
5. Tuinkamerwoning
6. Z-kamerwoning
7. Patiowoning (senioren)
C. MEERGEZINSWONINGEN - OF GESTAPELDE WONING
8. Portiek vooroorlogs (voor- tussen- achter)
9. Portiekflat
10. Portiekmaisonnette
11. Galerijflat
12. Verkorte galerij
13. Galerij - atriumgebouw
14. Boven(maisonnette)-benedenwoning
15. Stadsvilla (zelfstandig woongebouw)
3
Voorbeeld portiekflat
Bouwjaar als ijkpunt
Het bouwjaar kenmerkt mede kwaliteit van de woningen door de geldende voorschriften, die op dat
moment golden, de bouwtechniek die werd gehanteerd en niet te vergeten de economische ruimte die
beschikbaar ofwel aangewend werd. Zo zijn in de naoorlogse wijken twee perioden te onderscheiden,
waarbij mede onder invloed van de economische situatie kleiner werd gebouwd, dan in de periode
daarvoor: eind jaren veertig tot en met begin jaren vijftig en eindjaren zeventig tot en met de tachtiger
jaren van de vorige eeuw.
Bij het gebruik en het bouwjaar als kenmerk van de te onderscheiden woningtype gebruiken we de
belangrijkste omslagmomenten in de voorschriften van de overheid:
- < 1945 diverse voorschriften en vervolgens is dat deel van de voorraad in de jaren zeventig en
tachtig van de vorige een structureel aangepast (renovatie)
- 1946- 1965 Voorschriften en Wenken 1946, respectievelijk 1951
- 1966- 1976 Voorschriften en Wenken 1965
- 1977- 1992 Voorschriften en Wenken 1976
- 1993 > Bouwbesluit 1992
4
Om de context van de bovengenoemde kenmerken beter te plaatsen, wordt vooral een korte
beschouwing gegeven over de ontwikkeling van de kwaliteit in de tweede helft van de vorige eeuw
(1950-2000).
De jaren vijftig
Het ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting publiceerde in 1946 `Voorlopige Wenken' voor
de opbouw van ??n- en meergezinshuizen, met hierin minimum en maximum grenzen voor de
afmetingen, het aantal vertrekken en de voorzieningen. De inhoud werd gefixeerd op een maximum
van 260m?, exact gelijk aan dat van 1921. De minimumvoorwaarden van de publicatie uit 1946 werden
in de `Voorschriften van Wenken voor het ontwerpen van woningen 1951' min of meer tot normen
verheven, omdat de pressie door het departement op de bouwprijzen vrijwel geen extra's boven deze
minima toelieti. Tevens wilde men meer eenheid brengen in de tot dan toe geldende gemeentelijke
bouwverordeningen, die onder werking van de Woningwet van 1901 naar inzicht van het plaatselijke
besturen tot stand waren gekomen.
De jaren zestig
Vooral in de jaren zestig is duidelijk een ontwikkeling te constateren tot opvoering van de
woningkwaliteit. De economische ontwikkeling had een dergelijk niveau bereikt, dat er weer ruimte
was voor de opvoering van de bouwproductie zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht. Zo zien we
dat de eisen in de `Model Bouw Verordening' en `Voorschriften en Wenken' van 1965 weer strenger zijn
dan voorheen. De ontwikkeling in de nieuwbouw van woningwetwoningen is, dat zowel totale
woonoppervlakte als de oppervlakte van de woonkamer en keuken vrijwel regelmatig gestegen is, met
name na de invoering van de nieuwe `Voorschriften en Wenken'65 per 1 januari 1966.
Een voorbeeld van de kwaliteitsontwikkeling in de periode 1960 ? 1970
Woonoppervlakte
van woningwet-
woningen
percentage van de
nieuwbouw met c.v.
percentage van de
nieuwbouw met douche of
zit-ligbad
1960 57m? - +/- 40%
1965 62m? 23% 60%
1970 69m? 97% 97%
Bron: CD-jaarverslagen
De jaren zeventig
Als we de ontwikkeling van het woonoppervlak vanaf 1970 bekijken, dan zien we dat dit zich
aanvankelijk stabiliseert en in 1974 zelfs enigszins daalt, terwijl de voorzieningen op hetzelfde niveau
blijven. Schijnbaar is het plafond bereikt; juist in de periode waarin het re?le nettoloon zich stabiliseert
en later zelfs daalt, gebeurt dit ook met de woonstandaard. Het accent wordt verlegd naar de oude
woningvoorraad. In dit kader is het toch van belang te kijken naar de normontwikkeling. We zien dan
dat er een stap terug gedaan is wat betreft de minimale woonoppervlakte. In `Voorschriften en
Wenken' 1965 wordt voor de woonoppervlakte naast een minimum ? een optelling van de minimale
oppervlakte per vertrek ? bovendien een bepaalde `overmaat' gegeven, die aan deze vertrekken moeten
worden toebedeeld. In `Voorschriften en Wenken' 1976 bepalen slechts nog de minimale oppervlakte
van de vertrekken het totale minimum. Tevens is men afgestapt van de maatstaaf V.E. en is men
overgestapt op het kamer aantal, dat ook in de `Model Bouw Verordening' werd gebruikt. Als we de
minimale woonoppervlakte vergelijken bij een woning van 4,5 V.E. (`Voorschriften en Wenken' 1965) ,
5
oftewel 4 kamers (exclusief keuken, `Voorschriften en Wenken' 1976), van respectievelijk 61m? en
56,4m?, dan zien we reeds een terugval ii. In `Voorschriften en Wenken' 1976 wordt gesteld, dat het
accent ligt zowel op de waarborging van een goed huisvestingsniveau als op die van een industri?le
productiewijze.
De jaren tachtig
De ontwikkeling die zo karakteristiek is voor de jaren tachtig, wordt medio jaren zeventig al ingezet. Of
het nu om stedenbouw, architectuur of woningtypologie gaat. Een interessant voorbeeld is de HAT-
woning (huishoudens alleenstaande en tweepersoonswoning). De massale verschuiving van een
gezinsmaatschappij naar een samenleving, waarbij de een- en tweepersoonshuishoudens de
meerderheid gingen vormen, leidde ertoe in combinatie met een economische crisis tot de uitvinding
van de HAT-woning. Gewoon een bijzonder kleine woning. In de periode 1977-1983 vormde dit type
woning ruim 20 procent van de sociale woningbouw (meer dan 75.000 woningen).
De gehele periode kenmerkt zich door `klein' bouwen. Het is juist dit bezit dat de komende jaren om
aandacht vraagt.
De jaren negentig
De belangrijkste kenmerken van deze periode zijn de uniformering van de bouwvoorschriften, minder
bemoeienis van de overheid op detailniveau en toenemende eisen ten aanzien van de bouwfysische
eigenschappen. De spreiding in de woningkwaliteit (en vooral woninggrootte) neemt sterk toe. De
nieuwbouw markt wordt vooral beheerst door de koopsector en de huursector neemt sterk af (15 ? 20
procent)
Accomoderend vermogen
Het accommoderend vermogen van een woning, ofwel de mate waarin een woning zich kan refereren
aan de nieuwe eisen van de tijd, word in hoge mate bepaald door:
De cascostructuur (ruimte en constructie). Zij bepaalt of functies verplaatst kunnen worden,
het ruimtelijke karakter kan worden verbeterd of dat er een extra ruimte aan toe kan worden
gevoegd (van dakkapel tot uitbouw).
De Bouwfysische kwaliteit van schil en casco en de verbeteringsmogelijkheden (geluid, warmte
en vocht). De toegepaste bouwwijze is bepalend voor de complexheid van de verbetering.
De ruimte om de uitrusting een meer individueler karakter te geven.
In dit kader geven we enkele benaderingen, eventueel ge?llustreerd voor de meest voorkomende
woningtypen: rijtjeswoning, portiek en galerij.
Rijtjeswoning
De potentie van een doorzonwoning is om twee redenen groot: de breedte van de woning (6 meter of
meer) en de relatief ruime percelen, die in de jaren vijftig en zestig nog gebruikelijk waren. Dat houdt
in dat de woningen op allerlei wijzen kunnen worden vergroot door uit-, aan-, of (dak-)opbouw. Zo kan
een woning van 250 kubieke meter uitgroeien tot een woning van 400 kubieke meter.
De producten die een dergelijke woningvergroting mogelijk en betaalbaar moeten maken, zijn eigenlijk
nog niet op de markt. Serres en dakkapellen zijn op dit moment nog het maximaal haalbare.
Vervolgens komt men terecht op de traditionele markt, waar de prijs 50 tot 100 procent duurder is dan
vanuit een evenwichtige kosten-kwaliteitsverhouding te verwachten is.
Het groeiend aantal eigenaar-bewoners, de verdere economische groei en toenemende ruimtebehoefte
zullen om een passend aanbod op de markt gaan vragen. Het accommoderend vermogen is een
6
samenspel tussen casco-eigenschappen en een passend aanbod op de markt. Alleen dan zijn de
eigenschappen volledig uit te nutten.
BESTAAND NIEUW
Portiek
De renovatie van de portiekflats heeft pas een beperkte geschiedenis van zo?n twintig jaar. In eerste
instantie ging het om onderhoud, gevolgd door comfort, uitstraling en toegankelijkheid. Vooral dat
laatste item heeft in de sociale sector sterk de nadruk gekregen. In de particuliere sector is dit nooit
een punt geweest. Er is geen portiekflat van eigenaar-bewoners bekend waar aan de buitenzijde een lift
is bijgeplaatst. Het zijn de professionals die de levensloopbestendige woning hebben bedacht, niet de
eigenaar-bewoners. Ingeval de woning niet meer past, gaat de eigenaar-bewoner verhuizen. De vraag
wordt roerend gemaakt en er komt een bewoner voor wie het past. Dit wil niet zeggen dat het in een
bepaalde situatie geen belangrijk punt kan zijn. Maar er is meer tussen hemel en aarde dat aandacht
behoeft dan toegankelijkheid.
Bij de kwaliteitsaanpassing van de portieketagewoning zijn er drie concepten te onderscheiden:
? Verduurzamen. De nadruk ligt hier op comfort, uitstraling en energiebesparing.
? Verluxen. Zowel de toegankelijkheid, de buitenruimte als de ruimtelijke kwaliteit staan hierbij
op de agenda.
Verruimen. In dit concept gaat het om het benutten van de beschikbare ruimte of de
mogelijkheid ruimte toe te voegen. Het gaat hierbij om een transformatie, waarbij ook de
doelgroep of de functie kan veranderen. Allerlei mogelijkheden staan hiervoor ter beschikking:
samenvoegen, optoppen of opkoppen of de bestaande plattegrond volledig herzien.
Portiekflat Epelenberg ? Breda
7
Galerijflats
De grootte, de toegankelijkheid (lift/galerij), de ingegroeide omgeving en het uitzicht wegen in de
huidige situatie op tegen de nadelen. De galerijflats zijn de woningen die zich onderscheidden van de
rest van de woningbouw door een luxere uitstraling en veel ruimte op woningniveau. Zij gaven lucht
aan het wonen. Willen de flats toekomst hebben, dan zullen ze opnieuw in de woningmarkt moeten
worden gepositioneerd met benutting van de eigenheid, ofwel potenties.
Het woord `verschalen' is geen gangbaar begrip. In dit verband wordt ermee bedoeld dat de schaal van
het woongebouwtype `galerijflats' een andere, kleinere schaal moet krijgen. De massaliteit uit het
verleden toen het standaardhuishouden nog bestond uit vader, moeder en twee kinderen, bestaat niet
meer en is voorgoed verleden tijd. De opgave is er in gelegen om naast allerlei al benoemde functionele
verbeteringen de schaal van de gebouwen, zowel qua gebruik en beheer als qua vorm, weer
hanteerbaar te maken.
Het zoeken naar een fijnere schaal zal plaats moeten vinden ten aanzien van drie aspecten:
De massa, resp. het gebouw. De eenheid van een gebouw zal meer in overeenstemming
gebracht moeten worden met de omgeving; De cascostructuur (ruimte en constructie). Zij
bepaalt of functies verplaatst kunnen worden, het ruimtelijke karakter kan worden verbeterd
of dat er een extra ruimte aan toe kan worden gevoegd (van dakkapel tot uitbouw).
De architectuur. Een gebouw is geen optelsom van vijftig of honderd wooneenheden. Het
totaal behoort vormgegeven en geleed te zijn. Het gebouw als totaal moet leesbaar zijn; De
cascostructuur (ruimte en constructie). Zij bepaalt of functies verplaatst kunnen worden, het
ruimtelijke karakter kan worden verbeterd of dat er een extra ruimte aan toe kan worden
gevoegd (van dakkapel tot uitbouw).
Het gebruik en beheer. Door de grote omvang zijn dergelijke gebouwen bijna onbeheer(s)baar.
E?n individu kan het woongenot van honderd anonieme huishoudens verstoren. Ook voor dit
sociaal-maatschappelijk vraagstuk zal er bij de ontwikkeling van een toekomstvisie meer oog
moeten zijn.
8
BESTAAND NIEUW
De ordening als basis
Gedegen kennis van het bestaande biedt de mogelijkheid om op zoek te gaan naar het nieuwe. Dit geldt
ook voor de kwaliteitsaanpassing van de bestaande woningvoorraad. En die zoektocht begint niet bij
de oplossing(en), maar bij de nieuwe opgaven respectievelijk vragen.
i
Dit artikel is grotendeel gebaseerd op een publicatie, die in voorbereiding is en getiteld is `Essay,
accommoderend vermogen van de woningvoorraad', een uitgave van de BouwhulpGroep (2011/2012)
ii
V en W 1976 3 kamers ? 4 kamers ? 5 kamers ?
V en W 1965 3 v.e. 3,5 v.e. 4 v.e. 4,5 v.e. 5 v.e. 5,5 v.e.
1976 1965 1976 1965 1976 1965 1976 1965 1976 1965 1976 1965
Hoofdwoonkamer 18.5 16 18.5 16 18.5 17 18.5 17 18.5 18 18.5 18
Hoofdslaapkamer 11.6 11 11.6 11 11.6 11 11.6 11 11.6 11 11.6 11
Vervangende
hoofdslaapkamer
10.8 11 10.8 11 10.8 11 10.8 11 10.8 11
Slaapkamer 8.5 8 6.3 5 8.5 8 8.5 8 8.5 8
Slaapkamer 6.3 5 8.5 8
Keuken 7.0 6 7.0 6 7.0 6 7.0 6 7.0 7 7.0 7
41 44 50 53 60 63
Overmaat 7 8 7 8 7 9
Woonoppervlakte 45.6 48 47.9 52 54.2 57 56.4 61 62.7 67 64.9 72
? Bij de telling der kamers blijft de keuken buiten beschouwing
3
De voorbeelden zijn ontleend aan de architectenpraktijk van de BouwhulpGroep
Reacties