Het gevaar van een acute crisis is dat alle aandacht en energie daar naartoe gaat. Zonder de ernst van de huidige economische crisis – die zeker ook effecten heeft op corporaties – te willen ontkennen: het blijft zaak om de blik ook op de lange termijn te richten. Misschien moet je dit zelfs juist nu doen om toekomstige risico’s ten aanzien van de waardeontwikkeling van het vastgoed te voorkomen. Er zijn een drietal grote vraagstukken die niet nieuw zijn, maar die dreigen te worden ondergesneeuwd in het geweld van de economische crisis: klimaatverandering, beperkte beschikbaarheid van fossiele brandstoffen en stijgende energieprijzen. Deze vraagstukken dreigen zo urgent te worden dat de kerntaak, het leveren van goede en betaalbare woningen, en zelfs het economische voortbestaan van de corporatie in gevaar komen. Het meest acuut geldt dit voor het probleem van de woonlasten, waar in dit artikel de aandacht op gericht wordt.
renda special energiesprong januari 2012 4 voor 12 voor woonlasten40
4 voor 12 voor woonlasten
van processen op gang komen of zich versterken, zoals het versneld
vrijkomen van methaangassen door dooi van toendra's en uit oceanen.
Hierdoor zal het gehele klimaatsysteem op aarde op drift raken.
Beperking van de temperatuurstijging tot 2?C vereist een emissiere-
ductie van 80 tot 90 procent in 2050. Als tussendoel formuleert het
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een reductie van 25 tot 40
procent in 2020, ten opzichte van referentiejaar 1990.
In Nederland is het beleid ten aanzien van de `overige' klimaatgassen
zoals N2
O, HFK's en PRK's redelijk succesvol (PBL 2011). De noodza-
kelijke reductie van CO2
wil echter maar niet lukken. Integendeel; in
Nederland steeg de CO2
-uitstoot van 159 megaton in 1990 tot maar-
liefst 182 megaton in 20102
. Per inwoner is de CO2
-emissie in Neder-
land 30 procent hoger dan gemiddeld in de EU273
.
Het gevaar van een acute
crisis is dat alle aandacht en
energie daar naartoe gaat.
Zonder de ernst van de
huidige economische crisis
? die zeker ook effecten
heeft op corporaties ? te
willen ontkennen: het blijft
zaak om de blik ook op de
lange termijn te richten.
Misschien moet je dit zelfs
juist nu doen om toekom-
stige risico's ten aanzien
van de waardeontwikkeling
van het vastgoed te voorko-
men. Er zijn een drietal
grote vraagstukken die niet
nieuw zijn, maar die dreigen
te worden ondergesneeuwd
in het geweld van de econo-
mische crisis: klimaatveran-
dering, beperkte beschik-
baarheid van fossiele brand-
stoffen en stijgende ener-
gieprijzen. Deze vraagstuk-
ken dreigen zo urgent te
worden dat de kerntaak, het
leveren van goede en
betaalbare woningen, en
zelfs het economische
voortbestaan van de corpo-
ratie in gevaar komen. Het
meest acuut geldt dit voor
het probleem van de woon-
lasten, waar in dit artikel de
aandacht op gericht wordt. tekst bert weevers
Op wereldniveau komen harde en afdoende afspraken over het klimaat
maar niet van de grond. Steeds meer zie je dat op lager schaalniveau
initiatieven worden ontplooid. In de VS, die nooit het Kyoto-protocol
hebben ondertekend, zijn wel veel steden en staten die klimaatbeleid
hebben opgetuigd. In Nederland ontstaan ook op lokaal niveau meer en
effectievere initiatieven terwijl de landelijke politiek ver achter blijft. Bij
deze lokale initiatieven zijn ook vaak corporaties betrokken. De corporatie
immers is bij uitstek een maatschappelijke organisatie die over haar eigen
kortetermijn-bedrijfeconomische schaduw heen kijkt.
DEkEnEffEct
Waar gaat het ook al weer over? CO2
-emissie zorgt door een `deken-
effect' voor een opwarming van de temperatuur op aarde. Sinds de
start van de industri?le revolutie in 1750 is het CO2
-gehalte in de
atmosfeer gestegen van 280 ppm naar 380 ppm1
nu. De gemiddelde
temperatuur steeg in Nederland relatief harder dan in de rest van de
wereld. Uiteraard zijn er ook natuurlijke oorzaken die een rol spelen bij
de opwarming van de aarde. Denk aan zonneactiviteit, luchtvervuiling
door vulkaanuitbarstingen, of sterkere en zwakkere oceaanstromen.
De effecten kunnen zowel versterkend als vertragend werken. De
mens heeft geen invloed op deze oorzaken, maar wel op de uitstoot
van klimaatgassen. De effecten van klimaatverandering zijn onder
andere toename van extreme weersomstandigheden, droogte, heftige
regenval, stormen, veranderingen in de biosfeer en zeespiegelstijging.
De algemene wetenschappelijke consensus is dat de temperatuurstij-
ging beperkt moet worden tot 2?C. Wanneer dit niet lukt zullen er tal
nEDErlanDs EnErgiEgEbruik
Het energiegebruik in Nederland is in de periode
1995-2007 met 11 procent toegenomen, en niet
met maar 4 procent zoals de overheid had gepland.
Hierdoor is ook 13 megaton (Mton) meer CO2
uitgestoten dan de bedoeling was. Het energiebe-
sparingsbeleid werkt dus onvoldoende. Zo heeft
bijvoorbeeld met betrekking tot de sector huishou-
dens het convenant Meer Met Minder minder dan
de helft van de beoogde energiebesparing opgele-
verd. Ook de invoering van energielabels heeft nog
maar beperkt invloed gehad; slechts 10 procent
van de verkochte woningen heeft een label. In de
periode 1995-2007 heeft de sector huishoudens in
Nederland jaarlijks circa 1,2 procent energiebespa-
ring gerealiseerd, terwijl het doel 2,4 procent was4
.
1 Bron: KNMI
2 PBL en JRC 21-9-2011 /TW
3 Long-term trend in global CO2
emis-
sions. 2011 report ? PBL Netherlands
Environmental Assessment Agency, The
Hague, 2011; European Union, 2011
PBL publication number 500253004
JRC Technical Note number JRC65918
ISBN 978-90-78645-68-9, pag. 14
4 Bron: Algemene Rekenkamer
5 Geciteerd in Onzichtbaar Goud, pag.
281
4 voor 12 voor woonlasten 41
creatieve
oplossingen
backcasting
energie-
neutraal
toekomst
2% 4%
5%
16%
36%
26%
11%
nu
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
hernieuwbareenergieconsumptie
ennationaledoelstelling2020(%)
Zweden
voorlopige data 2009
doelstelling 2020
Letland
Finland
Oostenrijk
Potugal
Roemeni?
Denemarken
Estland
Sloweni?
Lithouwen
Spanje
Frankrijk
Bulgarije
Slowakije
Duitsland
Hongarije
Polen
Tjechi?
Griekenland
Itali?
Ierland
Nederland
Belgi?
Cyprus
VK
Luxemburg
Malta
EU-27
Gerealiseerd aandeel hernieuwbare energieconsumptie in 2009 en nationale doelstelling
voor 2020 voor alle landen van de EU
EnErgiEconvEnant
In het kader van de Duurzame Leefomgeving 2007-2011, een van de
pijlers van het kabinet-Balkenende, is het actieprogramma Schoon en
Zuinig bedacht. Doel was onder andere 30 procent minder
CO2
-uitstoot in 2020 vergeleken met 1990. Doorvertaald voor de
gebouwde omgeving betekent dit 100 PJ extra energiebesparing ten
opzichte van ongewijzigd beleid. Het besparingsaandeel hiervan voor
de sociale huurwoningen is 24 PJ. Deze doelstelling is ook in het ener-
gieconvenant tussen Aedes, Woonbond, VROM en WWI vastgelegd.
Omgerekend betekent dit een besparingsdoelstelling van bijna 30
procent energie in de periode 2008-2020. Het gaat daarbij alleen
over gebouwgebonden energiegebruik. De meeste maatregelen
hebben betrekking op schilisolatie, hr+-ketels en ventilatie met wtw.
Dit betekent dat het gebouwgebonden elektraverbruik eerder toe-
dan afneemt; de besparing op gasverbruik zal dus meer dan 30
procent moeten bedragen.
Het is bevreemdend om te merken dat veel partijen het telkens
hebben over slechts 20 procent gasbesparing. Op deze wijze wordt er
nauwelijks een fundamentele bijdrage aan het tegengaan van klimaat-
verandering geleverd. Er is meer nodig. Maar bovenal moet nu nage-
dacht worden over de periode na 2020. Energieneutraliteit van de
gebouwde omgeving uiterlijk in 2050 is het baken waarop gekoerst zal
moeten worden. Of liever nog, een energieleverende gebouwenvoor-
raad, omdat we ook nog auto willen blijven rijden, tv willen kijken enzo-
voort.
fossiElE branDstoffEn
Bij ongewijzigd beleid is over 20 jaar het Nederlandse gas op. De
winning van schaliegas brengt zo veel nadelen met zich mee dat dit
geen noemenswaardige bijdrage aan de binnenlandse gasproductie zal
leveren. Naar verwachting zal biogas slechts 10 procent van de
behoefte gaan dekken. Dan zijn we dus vrijwel volledig afhankelijk van
import uit het buitenland.
Op wereldschaal zijn er nog voorraden fossiele brandstoffen voor
tientallen jaren, als de niet-conventioneel winbare reserves worden
meegeteld. Van kolen is er zelfs voldoende voor enkele honderden
jaren. De wereldwijde vraag neemt echter scherp toe, met tientallen
procenten in de komende decennia met name door de economische
groei in (voormalige) ontwikkelingslanden. De impact die dat heeft op
geopolitieke verhoudingen wordt nog steeds onderschat, temeer daar
de voorraden fossiele brandstoffen zich vooral in politiek instabiele
landen bevinden.
gasnEttEn
Met dit vooruitzicht is het logisch om vanaf nu geen gasnetten meer in
nieuwbouwwijken aan te leggen, maar nog slechts all electric woningen te
bouwen. Doen we dat niet, dan wordt de volgende generatie bij de transi-
tie naar duurzame bronnen met een enorme kapitaalvernietiging gecon-
fronteerd. Jeremy Rifkin zei al: "We moeten geen eendentwintigste-
eeuwse infrastructuur bouwen op een twintigste-eeuwse brandstof."5
Bron: Remmen los, Advies over versnelling van de transitie naar een duurzame energiehuishouding in
Nederland, Raad voor het Landelijk Gebied, Raad voor Verkeer en Waterstaat, VROM-raad, oktober 2011.
renda special energiesprong januari 2012 4 voor 12 voor woonlasten42
Wereldwijd is het energiegebruik sinds 1973 verdubbeld. Het aandeel
duurzame energie hierin bleef ongeveer gelijk, toen 12,5 procent, nu
13,3 procent. Het beroep op de fossiele voorraden is dus enorm
gestegen. Er ligt nog een hele opgave, ook voor Nederland, dat in het
recente verleden door de gasverslaving tal van kansen voor de
opbouw van een duurzame energie-industrie heeft laten liggen. Door
nu vol in te zetten op een energietransitie kan juist een robuust duur-
zame economie ontwikkeld worden.
EnErgiEprijZEn
Beide bovengenoemde ontwikkelingen zorgen voor een niet onbelang-
rijk neveneffect: stijgende energieprijzen. Overheden proberen in het
kader van het klimaatbeleid met heffingen en belastingen een prijsprikkel
voor energiebesparing te cre?ren. Toenemende vraag naar energie
vanuit opkomende economie?n en beperkt beschikbare voorraden
zorgen voor een marktgedreven prijsstijging. De afgelopen periode zijn
de energielasten voor huishoudens sluipenderwijs gestegen. Door de
vaak automatische afschrijving samen met de veelal gestegen inko-
mens, is deze lastenstijging het merendeel van de mensen niet opgeval-
len. Toch zijn met name de energielasten hoofdverantwoordelijke voor
de woonlastenstijging, waar vooral de lage inkomensgroepen de dupe
van zijn. Zij wonen over het algemeen in de energetisch slechtere
woningen.
Voor huishoudens met een minimuminkomen is nu al de energiereke-
ning bijna even hoog als de netto huur. Onderzoek in Tilburg door Rigo
en BuildDesk toont aan dat op dit moment 45 procent van de corpora-
tiedoelgroep boven de woonquote zit. Doortrekken van de prijsstijgin-
gen van gas en elektra van de afgelopen jaren naar de komende jaren,
leidt tot een dramatisch beeld. Over 25 jaar zijn de woonlasten maar-
liefst voor 75 procent van de doelgroep in Tilburg te hoog. Ook bij een
lagere energieprijsstijging worden woonlasten onbetaalbaar, zeker
wanneer we andere ontwikkelingen daarbij betrekken; uitkeringen
dalen, en gemeentelijke lasten en zorgkosten stijgen.
onbEtaalbaar
Over het effect van de stijgende energieprijzen is al veel geschreven.
Veel corporaties en gemeenten hebben inmiddels afspraken gemaakt
om de energieprestatie van de woningvoorraad te verbeteren. Deze
afspraken zijn in het algemeen qua ambitie echter nogal beperkt en
volgen vaak de beperkte interpretatie van het Aedes-energieconve-
nant. Twee labelstappen of label B bij renovatie zijn onvoldoende om
de woonlastenstijging in de toekomst afdoende te beperken. Dit geldt
op individueel woningniveau, maar nog sterker op voorraadniveau,
omdat er sprake is van twee elkaar versterkende ontwikkelingen:
De energieprijsstijging, en
Huurstijging door sloop/verkoop/nieuwbouw; huurharmonisatie en
huurverhogingen bij woningverbetering.
Juist deze combinatie gaat er bij ongewijzigd beleid voor zorgen dat de
hoeveelheid woningen met betaalbare woonlasten de komende 20 jaar
drastisch afneemt.
Aan nieuwbouwwoningen worden steeds hogere eisen gesteld. Na
2020 vragen ze geen fossiele energie meer. Het woonlastenverschil met
de bestaande voorraad gaat door de stijgende energieprijzen echt opval-
len. Zeker in gebieden met een meer ontspannen woningmarkt zullen
energetisch slechte tot matige woningen slechter verhuurbaar raken.
Leegstand doet de waarde van het bezit kelderen. In een gespannen
woningmarkt, waar een bewoner moeilijk een andere en beter betaal-
bare woning kan vinden, zullen meer huurders met hoge woonlasten in
betalingsproblemen komen. De corporatie zal complexen met te hoge
woonlasten voor de doelgroep sterk moeten afwaarderen.
WoonlastEn lagE inkoMEns
Er zijn circa 3,5 miljoen woningen met een label E of lager, en er
zijn ruim 1 miljoen huishoudens in Nederland met een netto jaar-
inkomen van minder dan 14.000 euro. Daarvan woont een
aanzienlijk deel in deze woningen met een laag label. Als voor-
beeld nemen we gezin Verstappen, bestaande uit vader, moeder
en zoon. Het woont in een eengezinstussenwoning uit 1970, met
een slechte energiekwaliteit, namelijk label F. Vanwege het lage
inkomen ontvangt het gezin huurtoeslag. De energielasten zijn
bijna even hoog als de netto huur en de familie heeft last van
tocht en vocht in de woning met gezondheidsklachten tot gevolg.
Als de energieprijzen blijven stijgen zoals de afgelopen 15 jaar,
dan stijgen de woonlasten in 2030 met 287,- euro per maand tot
746,- euro, gecorrigeerd voor inflatie. Dit zou 60 procent van het
netto inkomen zijn. Onbetaalbaar dus. Bij deze berekeningen is er
gemakshalve vanuit gegaan dat inkomen, huur en overige lasten
gelijke tred houden met de inflatie. Ook bij een half zo hoge ener-
gieprijsstijging nemen de woonlasten in re?le prijzen met ruim
120,- euro per maand toe. Ook dit is voor een minimum inkomen
niet te betalen.
Woonlasten egw 1970
label f
2011
tijdvak maand
huur (bruto) 380,00
huurtoeslag 164,97
huur (netto) 215,03
servicekosten 20,00
energie (gas & elektra) 184,58
water 17,67
rioolheffing 7,00
reinigingsheffing 10,00
waterschapslasten 4,50
totaal 458,78
netto inkomen 1.250,00
huurquote 17%
energiequote 15%
huur+energiequote 32%
woonlastenquote 37%
renda special energiesprong januari 20124 voor 12 voor woonlasten 43
paraDigMa
De echte omschakeling van huur- naar woonlastdenken moet nog
komen. De omschakeling vergt een dubbele denkverbreding, namelijk
van huur naar huur plus andere woonlasten, ?n een verbreding van de
tijdshorizon. Want niet alleen nu telt, maar vooral ook de toekomst.
Een dergelijke paradigmaverschuiving is lastig voor alle partijen. Huur-
ders kijken in het algemeen slechts kort vooruit, hoewel hun belangen-
organisaties wel steeds meer het belang van het totale woonlasten-
beeld inzien. Intern bij corporaties wordt er wel over gepraat, maar een
portfoliobeleid gericht op woonlasten ontbreekt vooralsnog. Gemeen-
ten beginnen volkshuisvestelijke prestatieafspraken in te kleuren met
energieafspraken, maar ook hierin ontbreekt een goede analyse van
de gewenste woonlastenontwikkeling. Uitzonderingen zoals Tilburg
daargelaten. Op landelijk niveau worden discussies gevoerd over Huur
op Maat-oplossingen alsof de energielastenstijging geen rol speelt. In
de regelgeving (BBSH, Herzieningswet) wordt betaalbaarheid nog
gedefinieerd in huurgrenstermen.
Kortom, er is nog veel te doen. Toch is woonlastdenken de enige
uitweg. Enerzijds omdat daarmee de opgave scherp in beeld komt,
anderzijds wordt hiermee ruimte geschapen. Ruimte door vergroot
draagvlak voor woningverbetering en ruimte voor meer investeringen
door hogere huren en langere levensduur.
vErbEtEroptiEs
Wanneer de corporatie de familie Verstappen benadert voor een
woningverbetering is ze blij verrast, maar ook argwanend. Welke
optie is voor de familie het beste? De corporatie berekent de huur-
verhoging op basis van de extra WWS-punten. Twee labelstappen
kost 27 euro extra bruto huur. Dankzij de huurtoeslag hoeft de fami-
lie daar zelf maar 7 euro van te betalen terwijl de besparing op de
energierekening 35 euro is. Dat is een direct netto voordeel van 28
euro per maand. Een verbetering naar label B levert een direct
netto voordeel op van 46 euro.
Het nadeel van beide opties is dat er na verloop van tijd door de
energieprijsstijging toch weer een forse energierekening ontstaat.
Zelfs bij de verbetering naar label B stijgen de woonlasten over 15
jaar alweer met 1000 euro per jaar, gecorrigeerd voor inflatie. De
corporatie heeft daarom ook een plan naar een volledige energie-
neutrale woning doorgerekend. Omdat dit een grote investering
vergt, wordt er een forse huurverhoging gevraagd van 270 euro per
maand. Hiermee heeft de corporatie over 25 jaar de investering
terugverdiend. De nieuwe bruto huur wordt daarmee 650 euro.
Familie Verstappen en eventuele nieuwe huurders houden recht op
huurtoeslag, maar moeten vanwege de overschrijding van de aftop-
pingsgrenzen een fors deel zelf betalen: netto is de huurverhoging
144 euro. Dit wordt echter ook weer ruimschoots goedgemaakt
door de besparing op de energierekening. Hiervoor betalen de
huurders alleen nog maar de netwerkbeheerder voor de elektra-
aansluiting. Het netto voordeel is direct ruim 20 euro. Op termijn is
de energieneutrale variant de enige garantie voor beheersbare
woonlasten.
4000
5000
6000
7000
8000
9000
10000
1
woonlasten per variant
woonlastenperjaargecorrigeerdvoorinflatie
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
egw 1970 label F
egw 1970 label D
egw 1970 label B
egw 1970 label E-neutraal
voorbEElDcorporatiE
Van een corporatie is met rekenmodel Fimaren (Financieel en Maat-
schappelijk Rendement van Energie-investeringen) een analyse
gemaakt van de ontwikkeling van de woonlasten. Woonlasten
wordt hier gedefinieerd als huur- en gebouwgebonden energielas-
ten; de posten waar de corporatie invloed op heeft. Anno nu heeft
80 procent van alle woningen een maandelijkse woonlast van 600
euro of minder (woonlastencategorie?n met de kleuren donker-
groen, lichtgroen en geel). De corporatie wil zien wat het effect is
van doorgaan met oud beleid. In het merendeel van de voorraad
wordt normaal onderhoud uitgevoerd: oude cv-ketels worden
vervangen door hr+-combiketels. Bij schilderbeurten wordt enkel
glas en verouderd dubbel glas vervangen door hr++-beglazing. Een
deel van de complexen krijgt een renovatie of groot onderhouds-
beurt waarbij ook de gebouwschil energetisch verder wordt verbe-
terd, meestal met een kleine huurverhoging. En ten slotte wordt
ook een deel van de woningen verkocht, gesloopt en vervangen
door nieuwbouw. Bij mutatie wordt de huur opgetrokken naar de
streefhuur.
Door de `autonome' huurontwikkelingen (sloop en verkoop van
goedkope woningen, nieuwbouw van duurdere woningen, huurver-
hogingen bij renovatie en huurharmonisaties) en door de stijging
van de energielasten (gasprijsstijging 6 procent, elektra 3 procent),
daalt het aandeel `bereikbare' woningen drastisch. In 2030 heeft
minder dan 20 procent van de voorraad een woonlastenniveau
beneden de 600 euro, gecorrigeerd voor inflatie.
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
100%
< 400 euro/mnd
jaar
80%
percincategorie(%)
60%
40%
20%
0%
woonlasten
< 700 euro/mnd
< 500 euro/mnd
< 800 euro/mnd
< 600 euro/mnd
> 800 euro/mnd
Voorraad `bereikbare' woningen (woonlasten < 600/mnd.) neemt af: van 80% van de
voorraad in 2010 tot minder dan 20% in 2030. Bijdragen zijn gecorrigeerd voor inflatie,
berekeningen en grafiek uit Fimaren.
Reacties